ECLI:NL:RBGEL:2017:3106

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
05/740441-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met zijn minderjarige nichtje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 tot en met 25 september 2016 in Nijmegen handelingen heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. De verdachte heeft zijn nichtje geblinddoekt en tijdens een spelletje zijn penis in haar mond gebracht. Daarnaast heeft hij zich in haar bijzijn ontbloot en gemasturbeerd. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties, en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde feit dat eerder was ten laste gelegd, omdat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in dat deel van de aanklacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en heeft tevens een schadevergoeding van € 1.311,60 aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740441-16
Datum uitspraak : 13 juni 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Vught te Vught.
raadsman: mr. R.S.S. IJff, advocaat te Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 maart 2017 en 30 mei 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2016 tot en met 25 september 2016 te Nijmegen, met [slachtoffer] (zijnde verdachtes nichtje), geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] .
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2016 tot en met 25 september 2016 te Nijmegen, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer] (zijnde verdachtes nichtje die bij verdachte logeerde), geboren op [geboortedatum] , door zich in het bijzijn van die [slachtoffer] uit te kleden en/of (daarna) zijn penis en/of naakte lichaam aan haar te tonen en/of in haar bijzijn te masturberen en/of te ejaculeren en/of zijn penis door die [slachtoffer] te laten vasthouden/betasten;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2016 tot en met 25 september 2016 te Nijmegen, [slachtoffer] (zijnde verdachtes nichtje), geboren op [geboortedatum] , waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door in het bijzijn van die [slachtoffer] zich te ontkleden en/of zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en/of te masturberen en/of te ejaculeren.

2.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Op de oorspronkelijke dagvaarding, zoals aangebracht ter zitting van 7 maart 2017, stond nog een derde feit. Onder feit 3 werd aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 14 januari 1996 tot en met 6 april 1997 met zijn zusje, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, door zijn penis in haar vagina en/of anus te brengen.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verklaard dat de nadere omschrijving van de tenlastelegging mede de bedoeling heeft dit derde feit in te trekken. Zijns inziens staat hier niet aan in de weg dat op 7 maart 2017 de zaak al is uitgeroepen.
Vast staat dat de officier van justitie feit 3 heeft geseponeerd. Dit betekent dat het recht op strafvervolging is komen te vervallen. De rechtbank verklaart het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 3.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] wel authentiek kan worden geacht, maar dat zij niet altijd consistent heeft verklaard. Daarbij komt dat over de wijze van totstandkoming van die verklaring kan worden opgemerkt dat getuige [getuige 1] ten onrechte de vraag heeft gesteld “Was het een piemel?”, wat consequenties kan hebben gehad voor inhoud van de verklaring van [slachtoffer] . Bovendien is er tussen 23 september 2016 en het studioverhoor zoveel tijd verstreken, dat sprake kan zijn geweest van beïnvloeding. De verklaring van [slachtoffer] kan daardoor niet voldoende betrouwbaar worden geacht. Daar staat tegenover dat verdachte van begin af aan consistent heeft verklaard over wat er is gebeurd. Slotsom is dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de verdediging, kort samengevat, aangevoerd dat alleen [slachtoffer] heeft verklaard dat zij de penis van verdachte in haar mond heeft gehad. Haar verklaring moet onbetrouwbaar worden geacht en bovendien wordt haar verklaring ook niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund.
Beoordeling door de rechtbank
Het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De verklaring van deze getuige dient betrouwbaar te zijn en dient voldoende steun te vinden in andere bewijsmiddelen. In onderhavig geval dient de rechtbank dus te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar moet worden geacht en of haar verklaring voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer] heeft tijdens haar studioverhoor, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. Ze ging een keertje bij haar oom [verdachte] logeren en toen hebben ze een blinddoekspel gedaan in zijn slaapkamer. Ze was geblinddoekt door middel van een theedoek, wit met blauwe vierkanten, en moest iets proeven. Ze dacht dat het een banaan was, maar het voelde harig aan en op een banaan voel je geen haartjes. Ze voelde haren en ze voelde de zij van oom [verdachte] . Ook hoorde ze, toen het spelletje stopte, de riem en daardoor wist ze dat het een piemel was. Ze moest telkens bukken, anders kon ze niet bij de piemel. De piemel voelde een beetje hard en een beetje zachtachtig. Ze moest de piemel proeven. Dat vond ze heel smerig. Ze deed de piemel in haar mond en toen kwam er vies spul in haar mond dat een beetje naar citroen proefde. Ze vond het vies en smerig en durfde het niet uit te spugen. Er lag een theedoek op haar knieën, die ze een beetje zag omdat ze naar beneden kon kijken. Het was een theedoek met vakjes, wit en dan met allemaal van die streepjes en blauw. Het spelletje stopte en ze mocht de blinddoek af. Later deed oom [verdachte] zijn broek en onderbroek uit. Hij liet zijn piemel zien. Oom [verdachte] zei dat er wit spul uit zou komen. Toen kwam het eruit en zat zijn hele hand onder. Hij ging zijn handen wassen en zijn piemel schoonmaken. Het was een beetje slagroom die op melk lijkt, platte slagroom. Hierna ging ze even op de tablet. Oom [verdachte] zei dat ze er niks over moest zeggen, omdat het hun geheimpje was, maar ze heeft het toch aan de logopediste verteld. [2]
De verklaring van [slachtoffer] maakt een authentieke indruk. Het is juist dat de verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor op sommige punten verschilt met hetgeen zij eerder tegen anderen zou hebben verklaard, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank verklaarbaar gelet op haar jonge leeftijd en rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat haar verklaring in zijn geheel niet (voldoende) betrouwbaar kan worden geacht. Temeer nu [slachtoffer] op hoofdlijnen wel consistent heeft verklaard en de kern van haar verklaring bovendien steun vindt in hetgeen [slachtoffer] in eerste instantie, kort na het gebeurde, spontaan heeft verteld aan haar logopediste.
Getuige [getuige 2] , de logopediste van [slachtoffer] , heeft namelijk het volgende verklaard. [slachtoffer] was op 28 september 2016 bij haar voor therapie en [slachtoffer] vertelde toen over het weekend. Ze vertelde dat ze bij een oom was wezen logeren. Ze had een banaan geproefd. Ze had de banaan niet gezien, omdat ze een blinddoek om had. De banaan voelde ribbelig en ze voelde dat er spul uit kwam. Dit spul was smerig. [slachtoffer] dacht dat de banaan aan een touwtje hing, omdat hij voor haar gezicht hing. [3]
Details van de verklaring van [slachtoffer] , en de door haar genoemde context, vinden bovendien bevestiging in de verklaring van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat zijn nichtje bij hem kwam logeren en ze toen een blinddoekspelletje hebben gedaan. Hij heeft haar meegenomen naar zijn slaapkamer en hij heeft haar geblinddoekt met een blauwe theedoek met blokjes. Hij heeft haar een banaan in de schil gegeven om te kijken hoe ze hierop zou reageren. [4] Hij heeft aangegeven dat ze het ook kon proeven. [slachtoffer] zei dat het raar en harig smaakte. Ze vond het niet lekker. [5] Ze schrok van de banaan, vond het eng en wilde stoppen. Vervolgens heeft verdachte de blinddoek bij haar afgedaan. Hoewel verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij eerst voor de ogen van [slachtoffer] had gemasturbeerd en zij daarna het blinddoekspelletje hadden gespeeld, heeft verdachte ter zitting bevestigd dat de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in de volgorde zoals [slachtoffer] heeft verklaard; eerst het blinddoekspelletje en daarna het masturberen. Na het masturberen is verdachte gaan douchen. Toen hij terug kwam in de slaapkamer, was [slachtoffer] spelletjes aan het doen op de tablet. [6]
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer] in het studioverhoor afgelegde verklaring authentiek overkomt en consistent is. Voorts stemt deze verklaring in de kern overeen met hetgeen zij eerder tegenover de logopediste heeft verklaard. Ten slotte wordt haar verklaring op details en wat context betreft bevestigd door hetgeen verdachte over de gang van zaken heeft verklaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebezigd. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte handelingen heeft verricht met [slachtoffer] die bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, door zijn penis in haar mond te brengen.
De periode
De logopediste heeft verklaard dat [slachtoffer] op 28 september 2016 bij haar was en zij toen hebben gesproken over het weekend. Getuige [getuige 3] , de stiefvader van [slachtoffer] , heeft verklaard dat [slachtoffer] veertien dagen na de bruiloft op 12 september 2016 bij verdachte is gaan logeren. Uit deze verklaringen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in het weekend van 23 tot en met 25 september 2016.
Ten aanzien van feit 2
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 48-52;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2017.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 23 september 2016 tot en met 25 september 2016 te Nijmegen, met [slachtoffer] (zijnde verdachtes nichtje), geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] .
2.
hij in
of omstreeksde periode van 23 september 2016 tot en met 25 september 2016 te Nijmegen, [slachtoffer] (zijnde verdachtes nichtje), geboren op [geboortedatum] , waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door in het bijzijn van die [slachtoffer] zich te ontkleden en
/ofzijn ontblote geslachtsdeel te tonen en
/ofte masturberen en
/ofte ejaculeren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Ten aanzien van feit 2, subsidiair:
Met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.

6.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die door verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, alsmede een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zodat verdachte behandeld kan worden en ook op praktisch terrein wordt ondersteund.
Hiertoe heeft de verdediging gewezen op het feit dat uit het rapport van de psycholoog volgt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, omdat hij aan een seksuele stoornis leidt. Daarnaast wordt het gevaar op herhaling zonder behandeling ingeschat als hoog.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 april 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 mei 2017;
- een psychologische rapportage van drs. [naam] , gedateerd 22 februari 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van handelingen, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met zijn 10-jarige nichtje [slachtoffer] . Toen zijn nichtje bij hem logeerde en hij de zorg over haar had, heeft hij haar geblinddoekt en proefspelletjes met haar gespeeld in zijn slaapkamer. Tijdens dit spelletje heeft verdachte zijn penis in haar mond gebracht. Daarnaast heeft verdachte op bed gemasturbeerd en is klaargekomen terwijl zijn nichtje toe keek.
Door zijn handelen heeft verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Verdachte heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbaarheid en ook haar vertrouwen in hem – als oom – op ernstige wijze geschonden. Tevens heeft verdachte hiermee haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Daarnaast heeft hij ook het vertrouwen dat de moeder en stiefvader van [slachtoffer] in hem stelden zeer ernstig beschaamd. Uit de ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte een enorme impact heeft gehad op [slachtoffer] en dat de gevolgen hiervan nog dagelijks merkbaar zijn. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft enkel zijn eigen behoefte vooropgesteld. De rechtbank neemt dit verdachte uitermate kwalijk.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat verdachte een zwakbegaafde man is bij wie onder meer sprake is van een seksuele stoornis NAO. De psycholoog geeft aan dat het recidiverisico hoog blijft zolang verdachte niet wordt behandeld. Een intensieve dagbehandeling binnen een forensisch psychiatrische setting die zich toespitst op behandeling van verstandelijk beperkte mensen is daarom aangewezen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de conclusie in de rapportage van de psycholoog dat het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Gelet op de inhoud van het rapport van de psycholoog acht de rechtbank het van belang dat verdachte behandeld wordt voor zijn problematiek. In zijn persoonlijke omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel. Dit voorwaardelijke strafdeel dient tevens als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hieraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden, alsmede de bijzondere voorwaarden zoals door de psycholoog en de reclassering geadviseerd.
De door de rechtbank op te leggen straf is hoger dan de door de officier van justitie geëiste straf. De reden dat de rechtbank tot een hogere straf komt is gelegen in het feit dat de rechtbank meer feiten bewezen acht dan de officier van justitie.
8a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 en feit 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.311,60, bestaande uit € 61,60 aan materiële schade, zijnde reiskosten en € 1.250,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 1.311,60 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering voor wat betreft de materiële schade toe te wijzen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair verzocht de vordering te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 en feit 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 september 2016.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 244 en 248d van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 10 (tien) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Stieltjesstraat 1, 6511 AB te Nijmegen, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten behandelen in een door de toezichthouder van de reclassering nader aan te wijzen forensisch psychiatrische instelling in de omgeving van zijn woonplaats, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door de behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 subsidiair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], ten bedrage van
€ 1.311,60(dertienhonderdelf euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1.311,60(dertienhonderdelf euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 23 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. H. Broekhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juni 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016483891, gesloten op 1 februari 2017, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verslag verbatim studioverhoor, p. 53-79.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 38.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2017.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 131.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2017.