ECLI:NL:RBGEL:2017:3249

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
C/05/316683 / JE RK 17-235
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de uitvoering van de ondertoezichtstelling en deelname aan systeemtherapie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam]. De rechtbank heeft de ouders opgedragen deel te nemen aan systeemtherapie, zoals verzocht door de gecertificeerde instelling (GI). De zaak betreft de zorgregeling en het contact tussen [naam] en zijn moeder, waarbij de vader en stiefmoeder zich verzetten tegen een wijziging van de omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming kon worden bereikt tussen de betrokken partijen tijdens de zitting op 15 mei 2017. De GI heeft aangegeven dat de huidige omgangsregeling niet in het belang van [naam] is en dat systeemtherapie noodzakelijk is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de emotionele veiligheid van [naam] te waarborgen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de moeder afgewezen, maar heeft de ouders wel verplicht om deel te nemen aan de systeemtherapie. De rechtbank benadrukt dat de ouders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van [naam] en dat zij moeten samenwerken om een veilige omgeving te creëren voor zijn contact met de moeder. De rechtbank heeft de zorgregeling, zoals vastgesteld door het hof op 14 juni 2016, onverkort van kracht gelaten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team Jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
zaakgegevens : C/05/316683 / JE RK 17-235
datum uitspraak: 2 juni 2017

beschikking geschillenregeling van de meervoudige kamer van de rechtbank

in de zaak van

Jeugdbescherming Gelderland,

gevestigd te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI).
betreffende

[naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [naam] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam 2] ,hierna te noemen de vader,
wonende te Arnhem,
[naam 3] ,hierna te noemen de moeder,
wonende te Arnhem,
[naam 5] ,hierna te noemen de stiefmoeder,
wonende te Arnhem.

Het verdere procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 maart 2017,
- notities zitting tevens houdende zelfstandig verzoek van 10 maart 2017 namens de vader van mr. B.L. van Riel, ingekomen bij de griffie op 23 maart 2017,
- de brief met bijlagen van mr. W.G. Kuster-van de Ven van 11 mei 2017, ingekomen bij de griffie per faxbericht op 11 mei 2017.
Op 15 mei 2017 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. W.G. Kuster-van de Ven, advocaat te Nijmegen,
- de vader, bijgestaan door mr. B.L. van Riel, advocaat te Zwolle,
- de stiefmoeder,
- een drietal vertegenwoordigsters van de GI,
Ter zitting heeft de advocaat namens de vader bezwaar gemaakt tegen de late indiening van de producties per faxbericht van 11 mei 2017 aan de zijde van de moeder. De rechtbank heeft aangegeven dat slechts acht wordt geslagen op de producties voor zover door en namens de moeder ter zitting specifiek wordt verwezen naar een bepaald onderdeel hiervan, waardoor andere belanghebbenden gelegenheid hebben hierop te reageren.
[naam] heeft gebruik gemaakt van de uitnodiging om zijn standpunt tijdens het kindgesprek van 1 mei 2017 kenbaar te maken.
Voor het verloop van de procedure tot nu toe wordt verwezen naar de beschikking van de kinderrechter van 10 maart 2017 waarin, gelet op het complexe karakter van deze zaak, de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. De kinderrechter heeft daarbij bepaald dat de zaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen zitting.

Het zelfstandig verzoek van de vader

De vader verzoekt bij zelfstandig verzoek dat sprake blijft van de zorgregeling als vastgelegd in de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (het hof) van 14 juni 2016 (zaaknummers 200.190.828-01, 200.190.830 en 200.190828-03) met dien verstande dat de locatie en omgang van neutraal terrein naar de moeder thuis gewijzigd kan worden als [naam] daarvoor open staat.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting verzoek en haar standpunt gehandhaafd. De GI meent dat een stap om het bezoek te verplaatsen naar de thuissituatie van de moeder met aanwezigheid van de gezinsvoogd een realistische stap is. In tegenstelling tot hetgeen [naam] over de bezoeken aangeeft, wordt vanuit de GI gezien dat [naam] gedurende de huidige omgang op een meer ontspannen manier in contact is en blijft met de moeder. Verplaatsen van de bezoeken bij de moeder thuis maakt dat de omgeving meer passend is bij een bezoekregeling tussen de moeder en [naam] en de bezoeken zo veel mogelijk worden genormaliseerd. Indien de vader motiveert en actief meewerkt door [naam] zelf naar de moeder te brengen, zal [naam] hierdoor toestemming ervaren van de vader voor contact met de moeder. Wanneer bezoeken op de huidige wijze worden voortgezet, wordt gevreesd dat de weerstand bij [naam] zal toenemen. De wijze waarop [naam] nu reageert op het bezoek, is naar de mening van de GI logisch. [naam] zit immers al vijf jaar lang in de huidige situatie en heeft ervoor gekozen zijn loyaliteit te splitsen. Hij kan echter niet bezien hoe het is om op de langere termijn geen contact met de moeder te hebben. De omstandigheid dat de moeder kampt met persoonlijke problematiek wil volgens de GI niet zeggen dat zij geen ouder van [naam] kan zijn. Het feit dat de moeder niet altijd alles handig aanpakt en niet altijd even goed aan te sturen is, is geen belemmering om de omgang te verplaatsen naar de thuissituatie van de moeder.
Volgens de GI is de inzet van systeemtherapie noodzakelijk alvorens de volgende stap te kunnen zetten, te meer omdat [naam] ten aanzien van de bezoeken wat anders aangeeft dan dat de GI tijdens de bezoeken ziet. De GI is van mening dat het probleem bij de ouders ligt en de ouders aan zet zijn.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder moet helaas constateren dat [naam] nog steeds geen (emotionele) toestemming van de vader en zijn stiefmoeder krijgt om op een normale wijze contact met zijn moeder te hebben. Volgens de moeder is sprake van ouderverstoting en wordt zij door de vader en de stiefmoeder bewust zoveel mogelijk uit het leven van [naam] verbannen en sociaal volledig buitengesloten.
De vader projecteert/verplaatst zijn eigen weerstand en wantrouwen tegen de moeder naar [naam] en stelt zich op het standpunt dat, ondanks de uitspraak van het hof van 14 juni 2016, de mening van [naam] leidend moet zijn. De moeder meent dat de houding van [naam] een aanwijzing is voor sterke loyaliteitsproblemen.
Dat de vader niet wenst mee te werken aan verbetering van het contact tussen [naam] en de moeder blijkt verder uit het feit dat initiatieven van de moeder en het advies van de GI systeemtherapie te volgen door de vader worden afgewezen.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI en bij gebreke van medewerking door de vader zou een ouderschapsonderzoek dienen te worden gelast en ex artikel 810a lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering deskundigen als forensische mediators benoemd moeten worden. Tevens verzoekt de moeder – kort gezegd - dat de door de GI geplande bezoeken met onmiddellijke ingang worden uitgebreid en beperkt moeten worden wat begeleiding betreft. Zij verzoekt de beslissing van het hof van 14 juni 2016 te wijzigen en een nieuwe zorg- en contactregeling vast te stellen tussen de moeder en [naam] zoals onder II in haar zelfstandig verzoek is opgenomen.
De vader stelt zich op het standpunt dat het verzoek van de GI niet-ontvankelijk verklaard dient te worden dan wel dient te worden afgewezen. Voorts is de vader van mening dat het zelfstandig verzoek van de moeder onder de huidige omstandigheden niet reëel is. Hij stelt dan ook dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek.
[naam] heeft geen vertrouwen in de moeder door negatieve ervaringen uit het verleden. Het is van belang dat [naam] positieve ervaringen met de moeder opdoet. Als voorwaarde hierbij dient evenwel te gelden dat [naam] niet emotioneel belast wordt. Wanneer [naam] gedwongen wordt naar het huis van de moeder te gaan, zal dit alleen maar weerstand bij [naam] oproepen. Het is niet de vader die de houding van [naam] kan wijzigen. De oplossing voor het geschil ligt volgens de vader bij [naam] en niet bij de vader. Het is zaak dat met de mening van [naam] rekening gehouden wordt. De vader en de stiefmoeder bewegen al jaren op een positieve manier om de omgang te laten plaatsvinden. Zij motiveren en sporen [naam] aan om naar de omgangsmomenten te gaan. De vader trekt thans een grens door [naam] niet te gaan dwingen naar het huis van de moeder te gaan. Hij wil zijn band met [naam] niet op het spel zetten. [naam] is afhankelijk van de vader als opvoeder en het is zaak dat het veilig blijft bij de vader voor [naam] .
De vader verzoekt bij zelfstandig verzoek dan ook dat sprake blijft van de zorgregeling als vastgelegd in de beschikking van hof van 14 juni 2016 met dien verstande dat de locatie en omgang van neutraal terrein naar de moeder thuis gewijzigd kan worden als [naam] daarvoor open staat.
De stiefmoeder heeft ter zitting kenbaar gemaakt achter het standpunt van de vader te staan.

De verdere beoordeling

De rechtbank heeft kennisgenomen van de beschikking van 14 juni 2016 van het hof (zaaknummers 200.190.828-01, 200.190.830 en 200.190828-03) waarbij de beschikking van de kinderrechter van 17 maart 2016 is vernietigd en is bepaald dat voor de duur van de ondertoezichtstelling de contacten tussen [naam] en de moeder zullen plaatsvinden gedurende anderhalf uur per twee weken onder begeleiding van de GI op neutraal terrein, waarbij de vader en/of de partner van de vader niet aanwezig zijn, met de mogelijkheid om in latere instantie op basis van de inschatting van de jeugdbeschermer(s) de locatie neutraal terrein te wijzingen in bezoeken bij de moeder thuis, na evaluatie hierover met [naam] , de vader, de moeder en de stiefmoeder.
De GI heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt op grond van artikel 1:262b BW een beslissing te nemen op het onderhavige geschil, te weten “De vader volgt [naam] en motiveert hem niet en spoort hem niet aan om de omgangsmomenten met de moeder bij de moeder thuis te laten plaatsvinden. De GI verwacht dit wel van de vader. Daarnaast wordt van de vader verwacht dat hij actief meewerkt door [naam] zelf naar de moeder te brengen”. Dit geschil heeft te maken met de voortgang van het contact tussen [naam] en zijn moeder. De door de vader en moeder gedane verzoeken betreffen de voorwaarden waaronder en de frequentie en duur van het contact tussen [naam] en zijn moeder.
Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen kunnen op grond van 1:262b BW aan de kinderrechter worden voorgelegd door de GI en de kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De rechtbank stelt vast dat het tijdens de zitting niet mogelijk was om overeenstemming tussen betrokkenen te bereiken.
In de kern betreft deze zaak met de zelfstandige verzoeken een geschil over de volgende stap die gezet zou dienen te worden in het contact tussen [naam] en zijn moeder en de rol die zijn ouders en stiefmoeder daarin dienen te vervullen.
Uit het kindgesprek met [naam] , de stukken en verkregen inlichtingen ter zitting is het de rechtbank gebleken dat [naam] op dit moment zelf niet in staat is om de volgende stap te zetten. De GI heeft aangegeven dat in tegenstelling tot wat [naam] ten aanzien van de bezoeken aangeeft, wordt waargenomen dat [naam] gedurende omgang op een meer ontspannen manier in contact is en blijft met de moeder, hetgeen door de moeder wordt bevestigd. Naast de momenten van spanning die er zijn, is [naam] in staat zich ook te ontspannen tijdens de bezoeken. [naam] heeft grote weerstand geuit in het gesprek met de kinderrechter en zijn vader en stiefmoeder kunnen hem niet nog meer motiveren en stimuleren om letterlijk en figuurlijk de drempel over te stappen om contact te hebben bij zijn moeder thuis.
Ter zitting heeft de GI evenwel benadrukt dat de inzet van systeemtherapie noodzakelijk is om een volgende stap ten aanzien van de bezoekregeling te kunnen zetten. De rechtbank deelt de visie dat de ouders en stiefmoeder gezamenlijk aan [naam] het signaal moeten geven dat hij op veilige wijze contact kan hebben met zijn moeder. Hiervoor is nodig dat zij inzicht krijgen in de wijze waarop zij door hun onderlinge communicatie aan [naam] bepaalde signalen uitzenden. Ook dienen zij helderheid te krijgen over elkaars rol en effecten van handelen op de emotionele veiligheid van [naam] . Het standpunt van de vader dat hij geen rol speelt in het geschil dat voorligt, wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd. [naam] mag niet de steun van zijn ouders missen als het gaat om de ontwikkeling van zijn identiteit. Dit wordt ook tot uitdrukking gebracht in de wettelijk bepaling 1: 247 derde lid BW waarin de verplichting is benoemd van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is, dat voor de ouders systeemtherapie wordt ingezet. De rechtbank zal de ouders dan ook opdragen om deel te nemen aan de door de gezinsvoogd te organiseren systeemtherapie.
Daarbij wordt door de rechtbank aanbevolen dat tijdens de systeemhulp aandacht wordt besteed aan pedagogische educatie over de ontwikkeling van (de identiteit van) [naam] . Hiertoe overweegt de rechtbank dat ondanks de goede wil van de ouders, het is gebleken dat jarenlang een patroon is opgebouwd waarin de ouders onmachtig blijken om samen in het belang van [naam] te denken en te handelen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het verzoek van de GI voor het overige afwijzen en het zelfstandige verzoek van de moeder alsmede het zelfstandige verzoek van de vader afwijzen.
Uit het voorgaande volgt dat de zorgregeling, zoals door het hof is bepaald in de beschikking van 14 juni 2016, onverkort van kracht blijft.

De beslissing

De rechtbank:
draagt de ouders op om deel te nemen aan de door de gezinsvoogd te organiseren systeemtherapie;
wijst het meer of anders verzochte van de GI af;
wijst het zelfstandig verzoek van de moeder af;
wijst het zelfstandig verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr S. Djebali (voorzitter), mr. G.W. Brands-Bottema en mr. P.C.G. Brants, kinderrechters, in tegenwoordigheid van M.L. Waanders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.
Wegens afwezigheid van de voorzitter tekent de oudste rechter deze beschikking.