1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk, op/aan de openbare weg ( [adres 2] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een mobiele telefoon (Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer] (van achteren)
op/tegen zijn hoofd heeft geslagen/gestompt en/of op die [slachtoffer] is gaan
zitten, en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] tegen zijn be(e)n(en) heeft
geschopt/getrapt (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen/gebracht), en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer]
op/tegen zijn hoofd heeft geslagen/gestompt, en/of
- ( op enig moment) een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, aan
die [slachtoffer] heeft getoond/voorgehouden en/of dit (vuur)wapen heeft gericht
(gehouden) op die [slachtoffer] , en/of
- ( daarbij) (op dreigende toon) de woorden heeft toegevoegd: 'Meekomen!' en/of
'Maak geen verkeerde stap anders schiet ik jou', althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer] (van achteren)
op/tegen zijn hoofd te slaan/stompen en/of op die [slachtoffer] te gaan zitten,
en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] op/tegen zijn be(e)n(en)
schoppen/trappen (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen/gebracht), en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer]
op/tegen zijn hoofd te slaan/stompen;
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) – zakelijk weergegeven –
- een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] gericht/gehouden en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen dat die [slachtoffer] moest meelopen naar de auto en/of dat die [slachtoffer] voorop moest lopen, en/of
- die [slachtoffer] (op dwingende wijze/toon) de woorden toegevoegd: "Ga in de auto zitten", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (daarbij) een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] getoond/voorgehouden en/of dit (vuur)wapen gericht gehouden op die [slachtoffer] , en/of
- ( vervolgens) (toen die [slachtoffer] in de auto zat) de woorden toegevoegd: "Wij gaan nu naar jij huis, jij gaat geld voor mij regelen, wie is er bij jou thuis?" en/of "Dan ga jij nu geld bij haar regelen" en/of "Dan gaan wij nu naar mijn huis toe en als jij een geluid maakt in mijn huis dan snij ik je keel open", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- dat die [slachtoffer] (aangekomen bij de woning van verdachte) voorop moest lopen en/of de trap op moest lopen, en/of
- ( aangekomen in de woning van verdachte) die [slachtoffer] (op dwingende wijze/toon) de woorden toegevoegd: "Ga zitten op deze poef/hocker", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam, en/of
- naar/in de richting van/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt, en/of
- aan die [slachtoffer] een mes getoond/voorgehouden, en/of
- ( vervolgens) [medeverdachte] , die ook in de woning aanwezig was, gezegd dat hij alle deuren en/of ramen op slot moest doen en/of alle gordijnen dicht moest doen, en/of
- nadat verdachte met het mes zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] had gemaakt en hem met het mes in een arm had gestoken/gezwaaid/gesneden heeft gezegd: “Blijf staan” en/of “Maak schoon” en/of “Goed schoonmaken, ik wil dat jij geen bewijs achter laat”, althans woorden van gelijke aard of strekking
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (vuur)wapen, althans een
daarop gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] getoond/voorgehouden en/of dit
(vuur)wapen gericht (gehouden) op die [slachtoffer] en/of (daarbij) de woorden
toegevoegd: "Maak geen verkeerde stap anders schiet ik jou", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
A.
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten: 400 euro), althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam, en/of
- ( op dreigende wijze/toon) de woorden heeft toegevoegd: "Geef mij dat geld" en/of "Komende donderdag om 13:00 uur ben ik bij jou en dan heb jij het geld" en/of "Maakt mij niet uit. Als jij donderdag dat geld niet hebt dan kom ik je moeder en zus opzoeken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
- naar/in de richting van/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt, en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, meermalen in de richting van het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gezwaaid en/of uitgehaald, terwijl verdachte daarbij schreeuwde “Ik maak je dood!”, en/of
- ( toen die [slachtoffer] het mes, althans genoemd voorwerp afweerde) met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de (onder)arm, althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Moet ik gelijk maar je keel doorsnijden, zodat we er vanaf zijn?" en/of "Wanneer heb je mijn geld?"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
B.
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, meermalen in de richting van het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gezwaaid en/of uitgehaald en/of
- ( toen die [slachtoffer] het mes, althans genoemd voorwerp afweerde) met het mes, althans het scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp, in de (onder)arm van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3B niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, meermalen in de richting van het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gezwaaid en/of uitgehaald en/of
- ( toen die [slachtoffer] het mes, althans genoemd voorwerp afweerde) met het mes, althans het scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp, in de (onder)arm van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3B niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Harderwijk [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen die [slachtoffer] te slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer] te trappen/schoppen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de (onder)arm van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan bewezen worden dat sprake is geweest van geweld vanuit verdachte tegenover aangever. Verdachte heeft bekend de telefoon van aangever te hebben gepakt. Het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening is gebleken uit het oppakken en in de zak stoppen van de telefoon. De officier van justitie acht de verklaring van aangever overtuigend en acht daarmee bewezen dat verdachte aangever met een vuurwapen heeft bedreigd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. De verdediging heeft naar voren gebracht dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de diefstal van de mobiele telefoon. Voorts kan niet bewezen worden dat geweld is gebruikt met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij aangever enkel heeft getracht in bedwang te houden. Op grond van de bewijsmiddelen kan eventueel tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde worden gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever en verdachte hebben elkaar op 8 maart 2016 te Harderwijk voor de apotheek getroffen.
Aangever heeft verklaard dat hij, toen hij de apotheek uitkwam, van achteren een klap tegen zijn hoofd voelde door welke klap hij ten val kwam. Aangever zag en voelde dat verdachte, terwijl aangever op de grond lag, met zijn rechtervuist richting het hoofd van aangever uithaalde en dat hij langs zijn hoofd schampte. Aangever hoorde verdachte ‘Meekomen!’ tegen hem zeggen, en hij zag dat verdachte een zwartkleurig metalen pistool in zijn rechterhand had. Hij hoorde verdachte zeggen: ‘Maak geen verkeerde stap anders schiet ik jou’
.Aangever zag dat verdachte zijn, aangevers, telefoon van de grond pakte en in zijn zak stopte. Toen verdachte en aangever in de auto waren gestapt, zag aangever dat verdachte de telefoon van aangever in het handschoenenvakje van de auto deed.
Verdachte heeft verklaard dat, toen hij aangever zag, aangever in een bokshouding ging staan, dat aangever uithaalde en het gezicht van verdachte raakte. Verdachte heeft aangever naar de grond gewerkt en heeft een knie op het lichaam van aangever gezet om aangever op afstand te houden. Verdachte heeft de telefoon van aangever, die op de grond lag, opgepakt.
Bij het incident waren onder meer de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] aanwezig.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij twee mannen hard tegen elkaar hoorde schreeuwen en dat zij zag dat de ene man gebogen over de andere man, die hij tegen de grond hield, zat. De man die op de grond werd gedrukt, was een blanke man. De andere man was iets meer getint met zwart kort haar.
Getuige [getuige 2] zag dat persoon 1 uit het niets persoon 2 begon te slaan. Hij zag dat de rechterhand van persoon 1 gebald was als een vuist en dat hij zijn gebalde vuist vanaf zijn rechterschouder in een rechte stoot en met kracht naar voren bracht in de richting van persoon 2. Op een bepaald moment werd persoon 2 door persoon 1 naar de grond gebracht. Hij zag dat persoon 2 met zijn armen klappen probeerde af te weren van persoon 1 en dat persoon 1 half over persoon 2 gebogen was. Persoon 1 was licht getint. Persoon 2 was blank.
Diefstal
De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte de telefoon voor aangever heeft opgeraapt en meteen heeft afgegeven aan aangever. De verklaring van aangever is consistent en wordt ondersteund door voornoemde getuigen. Aangever heeft verklaard dat hij het toestel niet terug heeft gekregen van verdachte.
De rechtbank overweegt dat verdachte, door de telefoon op te pakken en de telefoon onder zich te houden, de telefoon aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken. De rechtbank leidt uit die handeling van verdachte af dat hij het oogmerk heeft gehad om als heer en meester te beschikken over het goed, zodat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Diefstal met geweld
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte ten aanzien van het geweld geen steunbewijs vindt in het dossier en dat zijn verklaring ook anderszins niet aannemelijk is geworden. De rechtbank overweegt daarbij dat elementen uit het door verdachte geschetste alternatieve scenario in strijd zijn met de hierboven omschreven bewijsmiddelen en dat de verklaring van aangever wordt ondersteund door twee getuigen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, dan ook ongeloofwaardig.
Dat verdachte een vuurwapen in zijn hand had, vindt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in de bewijsmiddelen. De rechtbank sluit niet uit dat aangever de situatie zo heeft ervaren dat hij door verdachte met een vuurwapen werd bedreigd, gelet op de voor hem dreigende situatie, maar over het door verdachte bij zich dragen van een vuurwapen wordt enkel door aangever verklaard. De getuigen [getuige 3]en [getuige 4]hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat verdachte een wapen in zijn handen had. Getuige [getuige 4] heeft daarbij expliciet verklaard zicht te hebben gehad op beide handen.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de getinte man is geweest die geweld heeft uitgeoefend jegens de blanke man, te weten aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is het door verdachte toegepaste geweld echter geen handeling geweest die de diefstal van de mobiele telefoon heeft gefaciliteerd en er is aldus geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het geweld heeft gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het uitgeoefende geweld los gestaan van de diefstal van de mobiele telefoon, zodat de rechtbank verdachte partieel zal vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de feiten 2, 3A en 3B
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair, onder 3A en onder 3B primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 primair en 3A naar voren gebracht dat de verklaring van aangever over het incident bij de apotheek door meerdere getuigenverklaringen wordt ondersteund en over het incident in de woning van verdachte door de verklaring van [medeverdachte] . Er is geen enkele ondersteuning voor de verklaring van verdachte dat aangever verdachte in de woning heeft mishandeld. Verdachtes beroep op zelfverdediging dient dan ook te worpen verworpen. De wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing kunnen bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 3B primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, door met het mes in zijn hand, met de punt naar boven en het snijgedeelte naar voren snel en met kracht uit te halen in de richting van het hoofd van aangever, een aanmerkelijk risico heeft genomen dat hij aangever ernstig zou verwonden. Verdachtes handelen wijst er op dat zijn opzet gericht was op het ernstig verwonden van aangever in zijn gezicht of hals. Alleen doordat aangever snel genoeg zijn armen voor zijn hoofd kon doen, werd dat voorkomen. De aanmerkelijke kans op dodelijk letsel was aanwezig en verdachte heeft die kans daarop welbewust aanvaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. De verdediging heeft naar voren gebracht dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte een vuurwapen bij zich had. Voorts kan niet worden bewezen dat aangever door verdachte is gedwongen om in de auto te stappen. Op grond van de overige gedachtestreepjes kan niet worden gekomen tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. Voor het subsidiair ten laste gelegde is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 3A en het onder 3B primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde naar voren gebracht dat de vraag gesteld dient te worden of de verklaringen van aangever en [medeverdachte] betrouwbaar/geloofwaardig zijn. Verdachte heeft een andere visie op wat in de woning heeft plaatsgevonden. Indien de rechtbank de verklaring van verdachte volgt, is sprake geweest van zelfverdediging. Wanneer de rechtbank de verklaringen van aangever en [medeverdachte] volgt, brengt de verdediging het volgende naar voren. Ten aanzien van het onder 3A ten laste gelegde moet worden beoordeeld of hetgeen is voorgevallen een poging afpersing oplevert of dat het snijden in de arm per ongeluk is gebeurd. Ten aanzien van het onder 3B primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het vastgestelde letsel is voorts te gering voor een bewezenverklaring van een poging zware mishandeling. Het meer subsidiair ten laste gelegde kan -indien niet wordt uitgegaan van de verklaring van verdachte- worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aangever op 8 maart 2016 te Harderwijk vanaf de apotheek met verdachte is meegelopen naar de auto van verdachte, dat hij bij aangever in de auto is gestapt en dat verdachte en aangever naar de woning van verdachte zijn gereden.Verdachte heeft in de woning van aangever een steekwond van ruim 0,5 cm diep aan zijn linker onderarm opgelopen.
Aangever heeft verklaard dat hij verdachte tegen hem hoorde zeggen: ‘Meekomen!’ en dat hij vervolgens zag dat verdachte een zwartkleurig metalen pistool in zijn rechterhand had. Aangever hoorde verdachte zeggen: ‘Maak geen verkeerde stap anders schiet ik jou’. Aangever hoorde verdachte zeggen dat hij moest meelopen naar de auto, voorop moest lopen en dat hij in de auto moest gaan zitten. Toen verdachte instapte wilde aangever wegrennen, maar hij zag dat verdachte het pistool op hem richtte. Aangever was bang en heeft hierop de deur aan de passagierszijde geopend. Toen aangever instapte, hoorde hij verdachte op een dreigende toon zeggen: ‘Wij gaan nu naar jij huis, jij gaat geld voor mij regelen, wie is er bij jou thuis?’, ‘Dan ga jij nu geld bij haar regelen’, en ‘Dan gaan we nu naar mijn huis toe en als jij een geluid maakt in mijn huis dan snij ik je keel open’. Vanaf de apotheek zijn verdachte en aangever naar de woning van verdachte gereden. Aangever moest van verdachte uit de auto stappen, voor verdachte blijven lopen en de trap op lopen. Aangever zag dat de deur werd geopend door een blonde jongen met kort haar, die hij niet kende. Aangever moest naar binnen, de gang in lopen en op een zwarte poef, een ligbank, gaan zitten in de woonkamer. Aangever hoorde gerammel uit de keuken en zag dat verdachte uit de keuken kwam lopen met een geheel wit vleesmes in zijn linkerhand, naar schatting zo’n 20 cm lang, een nieuw type en vlijmscherp. Aangever hoorde verdachte tegen de blonde jongen zeggen dat deze alle deuren en ramen op slot moest doen. Direct daarop gaf verdachte aangever een klap met zijn rechterhand. Aangever voelde dat verdachte hem op zijn linker slaap raakte met de palm van zijn hand, hetgeen pijn deed. Hij hoorde dat verdachte heel boos tegen hem zei: ‘Geef mij dat geld’. Vervolgens sloeg verdachte aangever opnieuw en met zijn vlakke rechterhand in zijn gezicht. Toen aangever het been van verdachte vastpakte omdat verdachte hem wilde trappen, zag hij dat verdachte met zijn linkerhand uithaalde naar zijn gezicht. In een reflex weerde aangever zijn gezicht af met zijn linkerarm, waarna hij voelde dat het mes hem raakte door zijn jas en trui en in zijn huid. Aangever begon direct te bloeden. Hierna hoorde aangever verdachte zeggen: ‘Moet ik gelijk je keel doorsnijden zodat we er vanaf zijn’. Aangever zag dat er allemaal bloed op de grond lag. Daarna zei verdachte tegen hem: ‘Wanneer heb jij mijn geld?’ Aangever zei toen: ‘Donderdag als ik mijn bijstand weer heb’. Aangever hoorde verdachte zeggen: ‘Blijf staan’. Aangever zag dat verdachte een keukenrol pakte en met een spray op de grond spoot. Verdachte zei tegen aangever: ‘Maak schoon’ en ‘Goed schoonmaken, ik wil dat jij geen bewijs achterlaat’. Toen verdachte de deur openmaakte hoorde aangever verdachte zeggen: ‘Geef mij dat geld’, ‘Komende donderdag om 13:00 uur ben ik bij jou en dan heb jij het geld’ en ‘Maakt mij niet uit. Als jij donderdag dat geld niet hebt dan kom ik je moeder en zus opzoeken’.
De verklaring van verdachte over het incident bij de apotheek wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] .
[getuige 1] heeft verklaard dat de getinte man en de blanke man naar een auto liepen en dat ze de aanvaller, toen hij naar de auto liep, op harde toon iets hoorde zeggen over een schuld die betaald moest worden en dat de man met hem moest meekomen. De getuige zag aan de blik van het slachtoffer dat hij angstig was. De aanvaller was verbaal zeer aanwezig.
De verklaring van verdachte over het incident in de woning van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 8 maart 2016 in de woning van verdachte verbleef. [medeverdachte] hoorde de bel in het huis van verdachte en heeft de voordeur geopend. Hij zag een jongen (rechtbank: hierna ‘aangever’
)die hij nog nooit had gezien, voor de deur staan. [medeverdachte] zag aan diens gezichtsuitdrukking dat hij angstig was. [medeverdachte] zag dat aangever direct doorliep naar de woonkamer en op een zwarte/grijze stoel, een soort ligstoel, plaatsnam. [medeverdachte] hoorde verdachte tegen hem zeggen: ‘Doe de gordijnen dicht’. [medeverdachte] zag dat verdachte een mes in zijn rechterhand vast had en in zijn linkerhand een witte doek. [medeverdachte] denkt dat het mes een totale lengte van ongeveer 30 centimeter had. De kleur van het mes was zwart met wit en het mes had een wit snijstuk. [medeverdachte] zag dat verdachte de woonkamer binnenliep en direct, met het mes en de witte doek in zijn handen, op aangever afliep. [medeverdachte] zag dat verdachte aangever begon te slaan en te schoppen. Hij zag dat verdachte aangever met zijn rechterbeen in de linkerzij schopte, dat verdachte aangever in totaal wel tien keer met zijn vuist sloeg en aangever vijf keer schopte. Verdachte sloeg aangever hard op het hoofd en trapte aangever met zijn scheenbeen in zijn zij, op zijn linker bovenarm en op het hoofd. Verdachte hoorde dat verdachte tegen aangever begon te schreeuwen zoals: ‘Op je knieën’ en ‘Spanjaard, je hebt mij genaaid, ik wil donderdag of vrijdag geld van je zien, ik weet waar je moeder en zusje wonen, ik vermoord ze’. [medeverdachte] hoorde aangever zeggen: ‘Ik heb een bijstand’, of iets dergelijks. [medeverdachte] zag dat aangever niets terugdeed, hij probeerde alleen maar de trappen en schoppen van verdachte af te weren. [medeverdachte] zag vervolgens dat verdachte met het mes in de richting van het hoofd en het lichaam van aangever zwaaide en daarbij schreeuwde: ‘Ik maak je dood’. Hij zag dat verdachte bij een van die zwaaiende bewegingen aangever met het mes raakte, waarschijnlijk aan diens linkerarm, ter hoogte van zijn pols. [medeverdachte] zag dat aangever bloedde aan zijn arm en dat er bloed op de grond viel. [medeverdachte] zag dat verdachte een Glassex-sproeier van de bar pakte en hiermee op de grond spoot waar het bloed van aangever lag.
Alternatief scenario
Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst. Hij heeft gesteld dat hij de situatie heeft gesust, dat hij met aangever wilde praten en dat hij de situatie opgelost wilde hebben. Aangever is zelf naar de auto van verdachte gelopen en ingestapt. Verdachte heeft verklaard dat het kan kloppen dat verdachte op een “mannelijke manier” tegen aangever heeft gezegd dat hij met hem moest meekomen. Verdachte heeft verklaard dat aangever agressief werd toen ze in de woning van verdachte waren. Verdachte heeft getracht aangever te kalmeren, maar aangever trok een mes en begon er mee te zwaaien. Verdachte heeft geprobeerd het mes af te pakken. Daarbij is aangever in zijn pols gesneden.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte geen steun vindt in het dossier en dat zijn verklaring ook anderszins niet aannemelijk is geworden. De rechtbank overweegt daarbij dat elementen uit het door verdachte geschetste alternatieve scenario in strijd zijn met de hierboven omschreven bewijsmiddelen en dat de verklaring van aangever zowel over het incident bij de apotheek als over het incident in de woning van verdachte op belangrijke punten wordt ondersteund door een getuige. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het alternatieve scenario van de verdachte als zijnde ongeloofwaardig terzijde dient te worden gesteld.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangever heeft gedwongen in de auto te gaan zitten, dat hij aangever heeft gedwongen zijn woning in te gaan en dat hij aangever vervolgens gedwongen heeft op een poef/hocker in die woning te gaan zitten, waarna hij aangever in de woning heeft gehouden door middel van geweld. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Dat verdachte een vuurwapen op aangever heeft gericht vindt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in de bewijsmiddelen. De rechtbank sluit niet uit dat aangever de situatie zo heeft ervaren dat hij door verdachte met een vuurwapen werd bedreigd, gelet op de voor hem dreigende situatie, maar over het door verdachte bij zich dragen van een vuurwapen wordt enkel door aangever verklaard. De getuigen [getuige 3]en [getuige 4]hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat verdachte een wapen in zijn handen had. Getuige [getuige 4] heeft daarbij expliciet verklaard zicht te hebben gehad op beide handen. De rechtbank zal verdachte gelet op vorenstaande dan ook partieel vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring feit 3A
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat eveneens wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte heeft getracht door middel van geweld en bedreiging met geweld aangever te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3A tenlastegelegde poging afpersing.
Bewezenverklaring feit 3B
Primair
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad op de levensberoving van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin. Weliswaar is aangever door verdachte met een mes in zijn onderarm gestoken, doch uit de plaats en ernst van de verwonding, kan de rechtbank onder de gegeven omstandigheden, anders dan de officier van justitie, niet afleiden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever als gevolg van verdachtes handelen zou overlijden. Verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het tijdens een schermutseling met een mes in zijn hand naar voren te stappen richting aangever en met het mes te zwaaien en uit te halen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Onder deze omstandigheden en gezien de aard van de gedraging is dan ook voldaan aan het vereiste van het (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel. Het betreft een poging nu niet blijkt dat er sprake is van daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel.