Uitspraak
Rechtbank GELDERLAND
verzonden d.d.
1.de vereniging met volledige rechtsbevoegdheidFederatie Nederlandse Vakbeweging,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheidCNV Vakmensen.nl,
verweersters in reconventie,
gemachtigden: mr. R.J. Wybenga en mr. K. Boele,
1.de naamloze vennootschap Monuta Holding N.V.,
de naamloze vennootschap Monuta Uitvaartverzorging N.V.,beide gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
gemachtigde: mr. F.J. van Wijk,
de ondernemingsraad Ondernemingsraad van Monuta Holding N.V.,gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. I.A. de Brouwer.
1.Procesverloop
met 13,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 9 januari 2017.
2.Feiten
“
(…) Het sociaal plan is van toepassing op alle werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van wie de functie is betrokken bij organisatieveranderingen. In de regel is er hiervoor bij de Ondernemingsraad, conform de WOR, een adviesaanvraag ingediend dan wel, bij zeer kleine reorganisaties, overlegd met de Ondernemingsraad. (…)”.
“
4. Werkgelegenheidsoverleg op ondernemingsniveauDe werkgever die plannen voorbereidt, welke een belangrijke nadelige invloed op de werkgelegenheid in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin kunnen hebben, informeert daarover zo spoedig mogelijk de vakverenigingen met inachtneming van de wettelijke kaders (WOR). De werkgever zal daarbij tevens inzicht geven in de overwegingen, die aan de voorgenomen plannen ten grondslag liggen.”.
Monuta voert in een hoog tempo een reorganisatie door, maar gaat voorbij aan hetgeen in de CAO (bijlage VII, onderdeel 4) is afgesproken. Er is geen werkgelegenheidsoverleg gevoerd. Alleen al vanwege de eisen van goed werkgeverschap dienen redelijke verzoeken van en namens de werknemers om informatie te worden ingewilligd, maar Monuta doet dat niet. De vakbonden moeten kunnen beoordelen of de reorganisatie binnen de wettelijke kaders blijft. Ook de OR gaat voorbij aan de verzoeken die de vakbonden namens hun bij Monuta werkzame leden aan de OR richten. Artikel 36 WOR heeft een reflexwerking naar de vakbonden. Het is onaanvaardbaar dat cruciale informatie aan belanghebbende werknemers en de vakbonden wordt onthouden. De informatie is nodig om de positie voor de werknemers te kunnen beoordelen met het oog op een te voeren kort geding waarbij de ongeoorloofdheid van de reorganisatie en de boventalligverklaring van 130 werknemers aan de orde zal moeten komen. Nu de werknemers per 1 februari a.s. boventallig worden verklaard hebben de vakbonden een spoedeisend belang bij het verkrijgen van meer informatie. Indien het zou blijken te gaan om stukken waarvan geheimhouding noodzakelijk is, dan zijn de vakbonden bereid akkoord te gaan met een geheimhoudingsbeding en een eventueel daaraan te verbinden boetebeding.
Ook eind november 2016 is door de FNV informatie openbaar gemaakt op een moment dat daarop nog niet door Monuta gereageerd was. Door deze gebeurtenissen is Monuta voorzichtig geworden met het delen van informatie met de vakbonden. De vakbonden kiezen steeds de aanval, ook in de pers.
Het is onduidelijk welke informatie de vakbonden nu eigenlijk willen ontvangen. De opgevraagde stukken hebben geen betrekking op de functiewijziging van de uitvaartverzorgers, waar het de vakbonden om te doen is. De vakbonden hebben dus geen belang bij de vorderingen.
4.Beoordeling
Tussen partijen staat vast dat (nog) geen OR-jaarverslagen over 2015 en 2016 zijn opgesteld. Afgifte daarvan is dan onmogelijk. Gelet op de door de vakbonden gestelde spoed, de door de vakbonden gevorderde afgiftetermijn van één dag en de door de OR (onbetwist) benoemde werkdruk, is onvoldoende aannemelijk dat het mogelijk is reële en inhoudelijk goede jaarverslagen te vervaardigen binnen een zodanige termijn dat de vakbonden de verslagen nog kunnen benutten voor de door hen gewenste standpuntbepaling. Dit deel van de vordering kan dan ook alleen al om die reden niet toegewezen worden.
1 februari 2017 boventallig worden verklaard. Zij hebben slechts aangevoerd dat zij belang hebben bij een totaalbeeld van de grotere reorganisatie en dat de onderbouwing van het huidige besluit verwant kan zijn aan de besluitvorming bij de eerdere reorganisaties, maar dat dit meer is dan een speculatie blijkt niet. Het enkele gegeven dat er eerdere, kennelijk inmiddels afgeronde, reorganisaties zijn geweest is onvoldoende om voorshands aan te nemen dat die reorganisaties zodanig samenhangen met de thans aan de orde zijnde reorganisatie dat informatie daarover thans relevant is. Ook dit onderdeel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.
Voor de vergaderverslagen van 2016 ligt dat belang anders, nu vast staat dat Monuta in elk geval in april 2016 een rapportage heeft laten opstellen door een extern bureau, AWVN, over de beoordeling van uitwisselbaarheid van functies en in september 2016 is begonnen met de uitrol van het strategieplan. Aannemelijk is dat ook met en binnen de OR over plannen gesproken zal, althans kan, zijn en dat daarover in de verslagen iets terug te vinden is. Van de zijde van de OR is aangevoerd dat wel genoteerd zal zijn dat er een aanvraag is binnengekomen en dat er is geadviseerd, maar dat de inhoud van de aanvraag en het advies niet in deze stukken zijn opgenomen. Dit neemt echter niet weg dat de vakbonden er belang bij hebben te bekijken of zij uit deze stukken informatie kunnen halen die voor hen thans relevant is.
Jegens Monuta zal het gevorderde niet toegewezen worden, nu het geen stukken betreft van Monuta, maar van de OR en ook de OR en niet Monuta gehouden is tot bekendmaking daarvan.
In dit geval spreekt de aanhef van genoemd artikel over werkgelegenheids
overleg, waar de tekst van het artikel spreekt over een werkgever die de vakverenigingen
informeerten
inzicht geeft.De bijlage, waarin deze bepaling is opgenomen, heeft de titel ‘Sociaal Beleid Uitvaartbranche”. In de drie eerdere artikelen staat steeds de informatieverstrekking centraal. In artikel 3, met aanhef ‘werkgelegenheidsoverleg op brancheniveau’, is expliciet opgenomen ‘dit overleg heeft tot doel partijen bij de CAO informatie te verstrekken met een meer continu en systematisch karakter, teneinde de werkgelegenheidsontwikkeling nauwgezet te kunnen volgen’. In dat kader lijkt voorshands dat deze bepaling geen verdere verplichting voor de werkgever schept dan het tijdig verstrekken van informatie en het geven van inzicht, en niet een plicht tot een overleg vestigt. Wat onder ‘tijdig’ moet worden verstaan zal van diverse factoren afhangen, waarbij de mate van concreetheid van de ontwikkelingen en het moment waarop deze verwacht worden een rol spelen.
e-mailbericht met een verzoek om data voor een vervolgbespreking door te geven, aldus steeds Monuta.
Monuta heeft de informatieverplichting uit art. 4 van bijlage VII van de CAO op deze wijze geschonden. Daardoor hebben de vakbonden thans niet de informatie waarover zij bij een juiste uitvoering wel beschikt zouden hebben en die zij thans nodig (kunnen) hebben voor een goede uitvoering van hun werkzaamheden, zoals de advisering van de leden-werknemers. De gevolgen van de schending kunnen mogelijk (deels) weggenomen worden door kennisname door de vakbonden van de adviesaanvraag en het gegeven deeladvies. De vordering met betrekking tot de onder a en b genoemde stukken zal daarom toegewezen worden op na te melden wijze. Ook aan deze toewijzing zal een dwangsom verbonden worden, nu ook Monuta niet bereid is gebleken vrijwillig over te gaan tot het delen van de stukken met de vakbonden.
5.Beslissing
vóór dinsdag 24 januari 2017 om 12.00 uurhet OR-reglement en de verslagen van de OR-vergaderingen van 2016 in de onderneming bekend te maken (voor zover dat nog niet is gedaan) en kennisname van die bekendgemaakte stukken door de vakbonden mogelijk te maken, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de OR niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00,
vóór dinsdag 24 januari 2017 om 12.00 uurde adviesaanvraag van 27 oktober 2016 en het van de OR ontvangen advies van 30 november 2017 te verstrekken aan de vakbonden, zoals onder 4.17 beschreven, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat Monuta niet aan deze veroordeling voldoet,
met een maximum van € 250.000,00,