ECLI:NL:RBGEL:2017:3541

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
05/720193-15, 05/740041-16, 05/171012-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en mishandeling onder invloed van GHB

Op 6 juli 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee gevallen van brandstichting en mishandeling van ambulancebroeders. De verdachte, geboren in 1983, heeft in zijn woning in Zevenaar opzettelijk brand gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen, wat leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de bewoners. De eerste brand vond plaats in de nacht van 2 op 3 juni 2015, waarbij de verdachte een broek in brand stak, wat resulteerde in schade aan een tafel en een vloerkleed. De tweede brand vond plaats op 21 augustus 2015, waarbij hij een rieten stoel in brand stak. Beide incidenten vonden plaats terwijl de verdachte onder invloed van GHB was.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van mishandeling van ambulancebroeders op 14 augustus 2016, toen hij hen aanviel terwijl zij hem naar het ziekenhuis vervoerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht en dat hij zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte leed aan een paniekstoornis en afhankelijkheid van GHB, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 346 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling voor zijn verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720193-15, 05/740041-16 en 05/171012-16
Datum uitspraak : 6 juli 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 9 maart 2017 en 22 juni 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een op 22 juni 2017 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/740041-16:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 2 op 3 juni 2015 te Zevenaar opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning aan de [adres 2] , door open vuur in aanraking te brengen met een broek en/of plastic tas, althans met (een) brandbare stof(fen)/goed(eren), ten gevolge waarvan die genoemde goederen en/of een tafel met glasplaat en/of een vloerkleed geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of het gebouw waar die woning deel van uitmaakt en/of de zich in die woning en/of gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of belendende woningen en/of levensgevaar voor de zich op dat moment in dat gebouw bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat gebouw bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 2 op 3 juni 2015 te Zevenaar, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, in zijn woning aan de [adres 2] , de rafels van één of beide broekspijp(en) van een broek met een aansteker in brand heeft gestoken,
althans (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een broek, althans met (een) brandbare stof(fen)/goed(eren), en/of vervolgens die (mogelijk nog brandende en/of smeulende) broek in een plastic tas heeft gestopt en onbeheerd op een tafel in de woonkamer heeft achtergelaten, , althans dat/die brandbare stof(fen)/goed(eren) onbeheerd op een tafel in de woonkamer heeft achtergelaten, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat die broek en/of plastic tas en/of dat/die brandbare stof(fen)/goed(eren) en/of tafel en/of een vloerkleed geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor die goederen en/of woning en/of dat gebouw waarin die woning deel van uitmaakt en/of de zich in die woning en/of gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of belendende woningen en/of levensgevaar voor de zich op dat moment in dat gebouw bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat gebouw bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
Ten aanzien van parketnummer 05/720193-15:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2015 te Zevenaar opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning aan de [adres 2] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur en/of een brandende sigaret in aanraking gebracht met een Ikeagids, althans papier, en/of de (kussen)zitting van een rieten stoel, althans een rieten stoel, en/of met kleding gelegen op die rieten stoel, althans (met) (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of belendende woningen en/of levensgevaar voor de zich op dat moment in dat pand (aan de [straatnaam] ) bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 augustus 2015 te Zevenaar, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, in zijn woning aan de [adres 2] , een brandende sigaret op een blikje heeft gelegd, terwijl dat blikje (mogelijk onstabiel) stond op een
Ikeagids en/of een kussen/zitting en/of kleding, waarbij deze goederen gelegen waren op een rieten stoel, althans brandbaar materiaal, althans (open) vuur in aanraking heeft gebracht met die Ikeagids, althans papier, en/of een kussen/stoelzitting en/of kleding, gelegen op een rieten
stoel, althans brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat die stoel met goederen en/of een matras en/of een slaapkamer van verdachtes woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor die goederen en/of levensgevaar voor omwonenden en/of zich in op dat moment in dat pand (aan de [straatnaam] ) bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
Ten aanzien van parketnummer 05/171012-16:
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 te Bemmel, gemeente Lingewaard, een of meerdere ambulancebroeders, werkzaam bij de ambulancedienst regio Gelderland-midden onder personeelsnummers [personeelsnummer 2] en/of [personeelsnummer 1] , heeft mishandeld door meermalen met kracht tegen het/de licha(a)m(en) van de voornoemde ambulancebroeder(s) te slaan en/of trappen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/740041-16 [1] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 2 op 3 juni 2015 te Zevenaar heeft verdachte in zijn woning aan de [adres 2] open vuur in aanraking gebracht met een goed, ten gevolge waarvan onder meer een tafel met glasplaat en een vloerkleed gedeeltelijk zijn verbrand. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Hiertoe voert de officier van justitie aan dat verdachte toen en daar opzettelijk brand heeft gesticht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit bepleit. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte geen opzet op de brandstichting had, nu hij zich niet bewust was van zijn handelen. Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het feitelijk handelen van verdachte geen opzet kan worden vastgesteld, nu niet kan worden vastgesteld hoe verdachte de brand heeft aangestoken. Verdachte had ook niet kunnen voorzien dat zijn GHB-gebruik brand tot gevolg zou hebben en heeft dus ook de kans hierop niet bewust aanvaard.
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn broek heeft aangestoken. Door de hitte van de ontstane brand is de glasplaat van de salontafel kapot gegaan. [3]
Tijdens het onderzoek in de woning zijn op het vloerkleed glasresten en andere goederen aangetroffen. Een deel van deze goederen op het vloerkleed was verbrand. Ook het vloerkleed zelf was deels verbrand. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat door de brand gemeen gevaar van goederen en personen te duchten was, als deze niet tijdig was ontdekt en door de brandweer zou zijn geblust. [4]
De rechtbank overweegt dat deels verbrande goederen zijn aangetroffen en dat deze goederen niet zijn gespecificeerd. Het is dus zeer goed mogelijk dat één van de goederen die zijn aangetroffen op het vloerkleed, de broek betreft waarover verdachte heeft verklaard.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een broek, ten gevolge waarvan een tafel met glasplaat en een vloerkleed gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en het gebouw waar die woning deel van uitmaakt en de zich daarin bevindende goederen en levensgevaar voor de zich op dat moment in dat gebouw bevindende personen te duchten was.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte geen opzet op de brand had. Het is een feit van algemene bekendheid dat GHB een gevaarlijke drug is, waardoor het handelen van gebruikers sterk en vaag negatief wordt beïnvloed. De rechtbank overweegt dat door het handelen onder invloed de aanmerkelijke kans bestaat op zeer ernstige gevolgen, zoals brand. Verdachte wist dit als gebruiker in het bijzonder en hij heeft in de betreffende nacht een grotere hoeveelheid GHB ingenomen dan voor hem gebruikelijk was [5] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de drugs te nemen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen hierdoor zou worden beïnvloed, en dat dit handelen ernstige gevolgen, waaronder brand, zou kunnen hebben.
Het verweer van de verdediging wordt door de rechtbank verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een broek en acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/720193-15 [6] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 augustus 2015 te Zevenaar heeft verdachte in zijn woning aan de [adres 2] open vuur in aanraking gebracht met een kussenzitting van een rieten stoel. Hierdoor is brand ontstaan. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte toen en daar opzettelijk brand heeft gesticht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit bepleit. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte geen opzet op de brandstichting had, nu hij zich niet bewust was van zijn handelen. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij nooit nog een keer brand zou veroorzaken door zijn GHB gebruik, dus hij heeft ook niet de aanmerkelijke kans op brand aanvaard.
De raadsvrouw heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat bij deze brand ernstig levensgevaar te duchten was, doordat bij een escalerende brand de rookontwikkeling de vluchtwegen zou hebben geblokkeerd of onbruikbaar gemaakt zou kunnen hebben. [8]
De rechtbank overweegt dat door het handelen van verdachte goederen zijn verbrand en verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat gevaar voor eigen en andermans goederen en levensgevaar te duchten was.
De rechtbank is van oordeel dat door deze brand gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en de zich daarin bevindende goederen en levensgevaar voor de zich op dat moment in dat pand (aan de [straatnaam] ) bevindende personen te duchten was.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte geen opzet op de brand had. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, nu hij wist dat hij eerder onder invloed van GHB een brand heeft veroorzaakt, door de drugs te nemen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij opnieuw brand zou stichten in zijn woning. Dat verdachte, nadat hij schrok van de omvang van de brand, de brand heeft geblust doet hier niets aan af. Het verweer van de verdediging wordt door de rechtbank verworpen.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat verdachte opzettelijk brand stichtte en acht het primair tenlastegelegde feit dus wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/171012-16 [9] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 14 augustus 2016 te Bemmel, gemeente Lingewaard, waren aangever met personeelsnummer [personeelsnummer 1] [10] en aangever met personeelsnummer [personeelsnummer 2] werkzaam bij de ambulancedienst regio Gelderland-midden. [11] Verdachte werd door aangevers in een ambulance vervoerd naar het ziekenhuis. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de ambulancebroeders.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte zich niet bewust was van zijn handelen en dus geen opzet op de mishandeling had.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever met personeelsnummer [personeelsnummer 2] heeft verklaard dat verdachte met kracht tegen de borstkast van zijn collega schopte. Vervolgens zag en voelde hij dat verdachte met zijn gebalde vuist met kracht een slaande beweging maakte in de richting van zijn gezicht. Hij voelde een schamp en directe pijn in zijn gezicht. [13]
Aangever met personeelsnummer [personeelsnummer 1] heeft verklaard dat hij, direct toen hij de achterdeuren van de ambulance had geopend en naar binnen ging, een pijnscheut voelde in zijn linker zijde. Hij zag dat de patiënt hem in zijn linker zijde had geschopt. Hij zag dat zijn collega een vuistslag [14] van de patiënt kreeg, die het gezicht van zijn collega schampte. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij zich heeft verzet [16] , heeft getracht de gespen los te maken en om zich heen heeft bewogen, omdat hij naar huis wilde. [17] Tevens heeft verdachte verklaard dat hij al vaker door het gebruik van GHB voor behandeling naar het ziekenhuis is overbracht en door het gebruik van GHB vaak vatbaar was voor paniekgevoelens. [18]
De rechtbank overweegt dat verdachte bekend was met het gebruik van GHB en de gevolgen die het gebruik op hem hebben, waaronder paniekgevoelens. Bovendien blijkt uit het feit dat verdachte naar huis wilde en daartoe heeft getracht de gespen los te maken dat hij zich nog bewust was van zijn handelen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging, dat verdachte zich niet bewust was van zijn handelen.
De rechtbank overweegt voorts dat de aangiftes elkaar ondersteunen. Verdachte heeft verklaard dat hij om zich heen bewoog, wat aansluit bij de verklaring van aangever met personeelsnummer [personeelsnummer 1] dat verdachte erg beweeglijk was met armen en benen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte naar uiterlijke verschijningsvormen bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat hij door het maken van de bewegingen met zijn armen en benen pijn en letsel zou veroorzaken bij beide aangevers.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meerdere ambulancebroeders heeft mishandeld, door meermalen met kracht tegen de lichamen van de voornoemde ambulancebroeders te slaan en trappen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 05/740041-16 primair tenlastegelegde, parketnummer 05/720193-15
primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/171012-16 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/740041-16:
1.
hij in
of omstreeksde nacht van 2 op 3 juni 2015 te Zevenaar opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning aan de [adres 2] , door open vuur in aanraking te brengen met een broek
en/of plastic tas, althans met (een) brandbare stof(fen)/goed(eren), ten gevolge waarvan
die genoemde goederen en/ofeen tafel met glasplaat en
/ofeen vloerkleed
geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand
, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en
/ofhet gebouw waar die woning deel van uitmaakt en
/ofde zich in die woning en
/ofgebouw bevindende goederen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of belendende woningenen
/oflevensgevaar voor de zich op dat moment in dat gebouw bevindende personen
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat gebouw bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Ten aanzien van parketnummer 05/720193-15:
1.
hij op
of omstreeks21 augustus 2015 te Zevenaar opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning aan de [adres 2] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur
en/of een brandende sigaretin aanraking gebracht met
een Ikeagids, althans papier, en/ofde
(kussen
)zitting van een rieten stoel
, althans een rieten stoel, en/of met kleding gelegen op die rieten stoel, althans (met) (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en
/ofde zich daarin bevindende goederen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of belendende woningenen
/oflevensgevaar voor de zich op dat moment in dat pand (aan de [straatnaam] ) bevindende personen
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderente duchten was.
Ten aanzien van parketnummer 05/171012-16:
1.
hij op
of omstreeks14 augustus 2016 te Bemmel, gemeente Lingewaard,
een ofmeerdere ambulancebroeders, werkzaam bij de ambulancedienst regio Gelderland-midden onder personeelsnummers [personeelsnummer 2] en
/of[personeelsnummer 1] , heeft mishandeld door meermalen met kracht tegen
het/de licha
(a)m
(en
)van de voornoemde ambulancebroeder
(s
)te slaan en
/oftrappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/740041-16, primair:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van parketnummer 05/720193-15, primair:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van parketnummer 05/171012-16:
Mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/740041-16 primair tenlastegelegde, parketnummer 05/720193-15 primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/171012-16 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 346 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, klinische behandeling en een drugs en alcohol verbod, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gesteld dat een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde thans niet noodzakelijk is om het recidiverisico te beperken. Tevens heeft zij aangevoerd dat volgens jurisprudentie van de Hoge Raad het niet aan de Reclassering, maar aan de rechter is om te bepalen of een klinische behandeling noodzakelijk is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 mei 2017;
- voorlichtingsrapportages van Iriszorg, gedateerd 25 augustus 2015, 5 september 2016 en 28 februari 2017;
- voortgangsverslagen van Iriszorg, gedateerd 14 oktober 2016 en 26 mei 2017;
- een Pro Justitia rapportage van [psycholoog] , psycholoog, gedateerd 19 februari 2016 en van [psychiater] , psychiater, gedateerd 12 februari 2016.
Verdachte heeft tweemaal onder invloed van GHB brand gesticht in zijn woning. Deze branden hadden zeer ernstige gevolgen kunnen hebben voor veel personen en goederen, omdat de woning zich in een flat bevindt. De bewoners van de flat zijn daardoor erg geschrokken en hebben slapeloze nachten gehad. Door tijdig ingrijpen van buren en de brandweer zijn gelukkig zeer ernstige gevolgen voorkomen. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij na de eerste brandstichting zijn gedrag kennelijk niet heeft veranderd en ten tweede male brand heeft gesticht in zijn woning.
Tevens heeft verdachte twee ambulancebroeders mishandeld, terwijl zij hem wilden helpen. Geweld tegen hulpverleners is onacceptabel en de rechtbank rekent dit verdachte in het bijzonder aan.
Uit de Pro Justitia rapporten blijkt dat verdacht leidt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een paniekstoornis, een afhankelijkheid van GHB en van sedativa en een vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De psycholoog en psychiater adviseren daarom om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank kan zich verenigen met de motivering en de conclusies van de deskundigen en neemt deze over.
Uit de voortgangsverslagen blijkt dat verdachte weinig openheid van zaken geeft over zijn problematiek en drugsgebruik. Bij aanvang van de kortdurende klinische behandeling was verdachte passief en teruggetrokken. Tijdens de behandeling is hij zichtbaarder geworden en overgegaan tot actie. De reclasseringswerker is echter van mening dat er een risico bestaat gelet op zijn verslavingsgevoeligheid en abstinentieperiode. Doordat verdachte weinig verblijft bij stichting [stichting] en regelmatig bij zijn vriendin is, is er momenteel weinig zicht op verdachte.
De rechtbank is daarom, met de reclassering, van oordeel dat een langdurige klinische behandeling geboden is indien verdachte terugvalt in zijn GHB gebruik. De rechtbank zal de duur en plaats van de opname bepalen. Daarmee is de bijzondere voorwaarde voldoende bepaald en is de invulling hiervan niet ter beoordeling van de reclassering. Voorts overweegt de rechtbank dat de overige bijzondere voorwaarden - een meldplicht, ambulante behandeling en een drugs en alcohol verbod - bijdragen aan het verminderen van het recidiverisico.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van het feit, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is en zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 346 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de aanwezige personen in het pand aan de [straatnaam] te Zevenaar.
Gelet op de verslavingsgevoeligheid en abstinentieperiode van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 57, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
346 (driehonderdzesenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen een week na het uitspreken van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Iriszorg te Arnhem (Nieuwe Oeverstraat 65, 6811JB te Arnhem, telefoonnummer 088-6061311) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht, tevens zal veroordeelde meewerken aan huisbezoeken en de module Stap voor Stap;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik harddrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan middelencontrole, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende maximaal 18 maanden van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in de Woenselse Poort te Eindhoven, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen door een nader door de reclassering te bepalen instelling voor ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015266303, gesloten op 5 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 juni 2017; het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 42-43.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 juni 2017.
4.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 43.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2017.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015409544, gesloten op 3 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2017; het proces-verbaal brandonderzoek, p. 35.
8.Het proces-verbaal brandonderzoek, p. 35.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016465721, gesloten op 4 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [personeelsnummer 1] , p. 13.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [personeelsnummer 2] , p. 10.
12.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2017.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [personeelsnummer 2] , p. 11.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [personeelsnummer 1] , p. 13.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [personeelsnummer 1] , p. 14.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 17.
17.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2017.
18.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2017.