In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 21 juni 2017, gaat het om de rechtsgeldigheid van twee serviceovereenkomsten tussen de besloten vennootschappen Spar Arnhem B.V. en Spar Wageningen B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als 'Spar') en Ter Horst Milieu B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de bedrijfsleider van Spar Arnhem, die de overeenkomsten heeft ondertekend, bevoegd was om deze overeenkomsten aan te gaan namens de B.V.'s. Spar stelt dat de bedrijfsleider niet bevoegd was, aangezien alleen de statutaire bestuurder, de heer [bestuurder van eisers], deze bevoegdheid heeft. De bedrijfsleider heeft na het ondertekenen van de overeenkomsten geprobeerd deze te annuleren, wat door Ter Horst is afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedrijfsleider niet via de statuten of bij volmacht bevoegd was om de overeenkomsten te sluiten. De rechter heeft ook overwogen dat er geen schijn van volmacht was die aan Ter Horst kon worden tegengeworpen, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die rechtvaardigden dat Ter Horst erop mocht vertrouwen dat de bedrijfsleider bevoegd was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn gesloten en heeft de vordering van Spar toegewezen. Ter Horst is veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid binnen besloten vennootschappen en de noodzaak voor derden om te verifiëren of een vertegenwoordiger daadwerkelijk bevoegd is om namens de vennootschap op te treden. De beslissing is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in gevallen waar de bevoegdheid van vertegenwoordigers ter discussie staat.