In deze zaak heeft de gemeente Arnhem sinds 1 juli 2014 een systeem van toegangscontrole voor ondergrondse afvalcontainers geïmplementeerd, waarbij persoonsgegevens van inwoners worden geregistreerd. Naar aanleiding van een handhavingsverzoek heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een onderzoek ingesteld en geconcludeerd dat de gemeente in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) handelt. Ondanks deze bevindingen heeft de AP geweigerd om handhavend op te treden, met de argumentatie dat er een concreet zicht op legalisatie bestaat door de invoering van een nieuw systeem (Diftar) per 1 januari 2018. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de AP's weigering om handhavend op te treden niet opportuun is, gezien de onzekerheid over de invoering van Diftar en de aanhoudende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de AP geschorst en gelast dat de AP het door verzoeker betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van de Wbp en de bescherming van persoonsgegevens, zelfs in afwachting van toekomstige systemen.