ECLI:NL:RBGEL:2017:3668

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
05/987042-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in vuurwerkzaak wegens gebrek aan bewijs

Op 13 juli 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 42-jarige man uit Beek Ubbergen, die werd verdacht van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk. De verdachte was aangeklaagd voor het bezit van ongeveer 80 lawinepijlen, 3400 vlinders en 1176 Flash Bangers, die op 9 juni 2016 in zijn bedrijfspand in Groesbeek waren aangetroffen. Tijdens de zitting op 6 juli 2017 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, zou krijgen. De officier stelde dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, omdat het vuurwerk in dozen op de zolder van het bedrijfspand was aangetroffen en de verdachte had verklaard dat hij wist dat deze dozen daar stonden.

De verdachte ontkende echter dat hij op de hoogte was van het vuurwerk en verklaarde dat hij niets te verbergen had. Hij gaf aan dat de dozen door een vriend waren neergezet en dat hij niet wist dat er vuurwerk in zat. De rechtbank oordeelde dat het strafrechtelijk onderzoek summier was en dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of had moeten weten dat er vuurwerk in de dozen lag. De rechtbank stelde vast dat anderen toegang hadden tot het bedrijfspand en dat het mogelijk was dat zij het vuurwerk daar hadden neergezet zonder medeweten van de verdachte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat niet was bewezen dat hij, al dan niet tezamen met anderen, het vuurwerk voorhanden had gehad. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter G. Noordraven, met de rechters J.M. Klep en E.G.J. Broekhuizen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/987042-16
Datum uitspraak : 13 juli 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het functioneel parket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2016, in de gemeente Berg en Dal, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- ( ongeveer) 80 stuks, althans een aantal, lawinepijlen (aangeduid als Thunder King),
- ( ongeveer) 3400 stuks, althans een aantal, vlinders (aangeduid als Butterfly Cracker),
- ( ongeveer) 1176 stuks, althans een aantal, Flash Bangers (aangeduid als Tuono Gold 20), voorhanden heeft gehad in een perceel gelegen aan of nabij de [naam 1] te Groesbeek.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verzocht om aanhouding van de strafzaak van verdachte, zodat zij naar aanleiding van de verklaring van verdachte ter terechtzitting nader onderzoek kon laten uitvoeren. Dit verzoek is door de rechtbank afgewezen.
Vervolgens heeft de officier van justitie gesteld dat het dossier – ook zonder nader onderzoek – voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een bewezenverklaring van het door verdachte opzettelijk voorhanden hebben van het in de tenlastelegging opgenomen professioneel vuurwerk, tezamen en in vereniging gepleegd met een of meer anderen. Daarbij heeft de officier van justitie erop gewezen dat het vuurwerk is aangetroffen in dozen op een open zolder in het bedrijfspand dat in gebruik is bij verdachte en dat verdachte heeft verklaard dat hij wist dat deze dozen daar ook stonden. Verdachte heeft tijdens het verhoor, ten overstaan van een verbalisant, verklaard dat de dozen er door een vriend zijn neergezet en dat hij de naam van die vriend niet wilde noemen. Dat verdachte op zitting verklaard heeft dat hij alleen bij hem in het kantoortje met een verbalisant heeft gesproken, en niet op het politiebureau, en dat hij niet het idee had dat hij echt werd verhoord, is geen reden om hem niet aan zijn verklaring te houden. Verder was op een aantal dozen aan de buitenkant te lezen dat er vuurwerk in zat. Nu verdachte heeft nagelaten de dozen te verwijderen, heeft hij daarmee medeverantwoordelijkheid op zich genomen voor het in vereniging voorhanden hebben van dat vuurwerk.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, wordt opgelegd.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat er op de vliering van zijn bedrijf dozen met vuurwerk stonden. Hij heeft niets te verbergen en heeft de politie overal laten kijken. Hij is niet op het politiebureau geweest voor een verhoor. Hij heeft een gesprekje van een minuut of vijf gehad met een verbalisant. Dat was in het kantoortje. Het kan zijn dat hij gezegd heeft dat een vriend wel eens iets op de vliering neerzette, maar dat laatste is in het geval van het aangetroffen vuurwerk niet het geval geweest. Verdachte weet niet wat hem overkomt, nu de officier van justitie ineens negen maanden gevangenisstraf eist.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het strafrechtelijk onderzoek in de zaak van verdachte erg summier is geweest.
In het ‘milieu proces-verbaal vuurwerk’ (p. 1 en 2) staat dat naar aanleiding van een anonieme melding op 9 juni 2016 een controle is uitgevoerd op het adres [adres 2] te Groesbeek. Op dit adres is de eenmanszaak ‘ [naam 2] ’ van verdachte gevestigd. Ter plaatse is een dertigtal dozen met verschillende soorten vuurwerk aangetroffen. Het vuurwerk is in beslag genomen, afgevoerd en vernietigd.
De rechtbank stelt ook vast dat het verhoor van verdachte op 14 juli 2017 (p. 12) erg summier is geweest en dat verdachte geweigerd heeft zijn verklaring te ondertekenen, nadat deze aan hem was voorgelezen. Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij een tijdje na de controle op 9 juni 2016 een gesprek heeft gehad met de verbalisant die ook aanwezig was bij de controle. Hij ontkende tijdens de zitting dat hij tijdens dat gesprek heeft gezegd dat een vriend de dozen met vuurwerk bij hem had neergezet en dat hij de naam van die vriend niet wilde noemen. Verdachte heeft weliswaar gezien dat er op enig moment op de zolder dozen stonden, maar weet niet door wie de dozen daar zijn neergezet. Zodoende heeft hij niet
kunnenzeggen wie de dozen er neer heeft gezet. Pas bij de controle op 9 juni 2016 kwam hij erachter dat er vuurwerk in de dozen zat. Dat heeft hij ook tegen de verbalisant gezegd. Behalve dat zijn verklaring in het proces-verbaal van verhoor inhoudelijk onjuist zou zijn, heeft verdachte verklaard dat zijn verklaring niet aan hem is voorgelezen. Hij heeft niet geweigerd de verklaring te ondertekenen. Volgens verdachte is hij nooit op het politiebureau geweest, maar is hij op zijn kantoor in het bedrijfspand in Groesbeek verhoord en is hem naderhand niets meer voorgelegd. Hij had niet in de gaten dat er sprake was van een verhoor.
De rechtbank zet, gelet op de (overtuigende) verklaring van verdachte ter terechtzitting, de nodige vraagtekens bij de gang van zaken rondom het verhoor van 14 juli 2016. De rechtbank houdt daarom vast aan de verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting.
Verder stelt de rechtbank vast dat het dossier niet de aanleiding van het onderzoek bevat: de anonieme melding. Ook bevat het dossier geen foto’s van de situatie ter plaatse bij de controle, zodat onduidelijk is waar en hoe de dozen precies op de zolder (de rechtbank begrijpt naar aanleiding van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de door hem getekende situatieschets: een vliering) stonden. Verdachte heeft verklaard dat hij de dozen vanaf beneden op de vliering kon zien staan, maar het is onduidelijk gebleven of vanaf beneden de opschriften op de dozen (onder meer ‘
Tuono Gold 20’ en ‘
Fajerwerki, Fireworks, Feuerwerk, Vuurwerk, Fuoco d’artificio’) te lezen dan wel te zien waren. Het dossier bevat hierover geen informatie. Het is dan ook goed denkbaar dat de dozen zijn neergezet met de etiketten naar binnen toe gekeerd, zodat deze etiketten van beneden niet te lezen dan wel te zien waren.
Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat niet enkel het bedrijf van verdachte op het adres [adres 2] te Groesbeek was gevestigd, maar ook het bedrijf [naam 3] Verdachte heeft verklaard dat de eigenaren van het bedrijfspand, tevens eigenaren van de [naam 3] , ook een sleutel van het door hem gehuurde gedeelte van het bedrijfspand hadden en dat zij (of anderen namens hen) regelmatig (veelal ongevraagd) in zijn bedrijfshal langskwamen. Zij maakten gebruik van de technische ruimte die in zijn deel van het bedrijfspand stond en van de zolder.
Naar het oordeel van de rechtbank staat aldus vast dat anderen – buiten verdachte om – in de periode rondom de tenlastegelegde pleegdatum van de door verdachte gehuurde bedrijfsruimte gebruik maakten, dan wel konden maken. Het is mogelijk dat anderen het vuurwerk er, buiten medeweten van verdachte, hebben neergezet, zoals verdachte op zitting heeft verklaard. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wist of had behoren te weten dat er (professioneel) vuurwerk in de dozen op de vliering lag. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen met anderen, dit vuurwerk voorhanden heeft gehad.
Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken.

3.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G. Noordraven (voorzitter), J.M. Klep en E.G.J. Broekhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2017.