ECLI:NL:RBGEL:2017:3684

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
C/05/321705 / KG ZA 17-285
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor paspoort en vakantie naar Marokko voor minderjarige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de toestemming voor een paspoort en een vakantie naar Marokko voor hun minderjarige dochter. De vader had zijn eerder verleende toestemming voor het paspoort van de minderjarige ingetrokken, wat leidde tot een geschil. De gemeente Arnhem had het paspoort van de minderjarige vervallen verklaard zonder de voorgeschreven termijn van vier weken af te wachten, waarin de moeder een vervangende verklaring van toestemming kon aanvragen. De moeder verzocht de voorzieningenrechter om vervangende toestemming voor het aanvragen van het paspoort en voor de vakantie naar Marokko van 21 juli tot 4 augustus 2017. De vader voerde verweer en uitte zijn zorgen over de terugkeer van de moeder met de minderjarige uit Marokko, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze zorgen niet op concrete feiten waren gebaseerd. De voorzieningenrechter verleende de moeder de gevraagde toestemming en veroordeelde de vader in de kosten van het nieuwe paspoort. Tevens werd bepaald dat de kosten van de procedure tussen partijen werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/321705 / KG ZA 17-285
Datum uitspraak: 6 juli 2017
vonnis in kort geding
in de zaak van
[naam]
wonende te [woonplaats],
eisende partij
advocaat mr. A.P. van Stralen te Utrecht
tegen
[naam 2]
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij
advocaat mr. M.L.E. Storm van 's Gravesande te Ede.
Partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 juni 2017;
- de akte vermeerdering van eis van 23 juni 2017;
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2017 en de daarbij overgelegde stukken van beide partijen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 22 april 1991 te Arnhem met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen is onder meer geboren de minderjarige:
- [naam 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 februari 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Ook is bij die beschikking de hoofdverblijfplaats van [naam 3] bij de moeder vastgesteld en is als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen vastgesteld dat [naam 3] eenmaal per twee weken van vrijdag tot zondag bij de man zal verblijven alsmede de helft van de gebruikelijke feestdagen en drie weken in de zomervakantie.
2.3.
Bij de echtscheidingsbeschikking is geen gezagsvoorziening getroffen, waardoor partijen het gezag over [naam 3] gezamenlijk uitoefenen.
2.4.
De gemeente Arnhem heeft de moeder een op 19 juni 2017 gedateerde brief verzonden, waarin de gemeente schrijft dat de vader een eerder verleende toestemming voor het op 16 december 2015 afgegeven paspoort van [naam 3] heeft ingetrokken. De gemeente schrijft verder dat de moeder het paspoort direct moet inleveren, nu het paspoort inmiddels als vervallen is geregistreerd in de basisregistratie personen. Dit heeft - kort gezegd - het gevolg dat het paspoort niet langer kan worden gebruikt. De moeder heeft vervolgens op 22 juni 2017 het paspoort bij de gemeente ingeleverd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt de voorzieningenrechter, na de akte van vermeerdering eis en vervolgens vermindering van eis ter zitting, bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:
I. dat het vonnis van de rechtbank in de plaats komt van de toestemming van de vader voor de aanvraag van het internationale paspoort voor [naam 3], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Arnhem;
II. dat het vonnis van de rechtbank in plaats komt van de toestemming van de vader voor de vakantie van de moeder en kinderen naar Marokko van woensdag [de rechtbank leest: vrijdag] 21 juli 2017 tot en met zondag [de rechtbank leest: vrijdag] 4 augustus 2017.
III. De vader te veroordelen in de kosten van een nieuw aan te vragen paspoort € 51,46
en in de kosten van deze procedure aan de zijde van de moeder.
3.2.
De moeder legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. De moeder heeft tijdens het huwelijk geregeld met één of meer kinderen naar Marokko gereisd en daarvoor gaf de vader altijd toestemming. Hierbij hebben zich geen problemen voorgedaan. In 2014 heeft zich een discussie voorgedaan omtrent de toestemming voor de vakantie van de moeder en de destijds twee minderjarige kinderen. Dat is onderling opgelost. In 2015 heeft de
moeder om vervangende toestemming moeten vragen aan de rechtbank, omdat de vader toen
ook weigerde om toestemming te geven voor de vakantie. De rechter heeft bij beschikking
van 18 juni 2015 de moeder vervangende toestemming verleend om op vakantie te gaan naar
Marokko. De vader legt niet uit waarom hij niet wil dat de moeder [naam 3] meeneemt naar
Marokko. Ook in 2016 was er een dreiging met een kort geding nodig om (via de advocaten van partijen) toestemming van vader te krijgen voor vakantie. Die vakantie is ook in 2016 goed verlopen. Het is dan ook onduidelijk waarom de vader er van afziet om zijn toestemming te geven. Het is in het belang van [naam 3] dat zij met de moeder mee kan reizen naar Marokko voor vakantie en familiebezoek. De vader heeft echter ook zijn eerder verleende toestemming voor het paspoort van [naam 3] ingetrokken. De moeder heeft het paspoort van [naam 3] direct moeten inleveren, nu de gemeente Arnhem dat bij brief van 19 juni 2017 heeft gevorderd. Op dat moment was het paspoort al door de gemeente Arnhem als vervallen in de basisregistratie personen geregistreerd. De moeder is van mening dat de vader met zijn aantijgingen [naam 3] tegen zich in het harnas jaagt en dat dit invloed heeft op hun contact.
3.3.
De vader voert verweer tegen het gevorderde. Hij legt daaraan ten grondslag dat hij, hoewel de moeder tot op heden telkens met [naam 3] is teruggekeerd van Marokko, nu vreest dat dat niet het geval zal zijn. In het jaar 2016 is de moeder reeds te laat met [naam 3] teruggekeerd uit Marokko. Tijdens de mediation zijn de ouders op veel punten tot overeenstemming gekomen, maar niet over de verdeling van de zomervakantie van 2017. De omgang tussen de vader en [naam 3] loopt slecht en de moeder weet haar niet te stimuleren tot contact met de vader. Tijdens het begin en het einde van de Ramadan is [naam 3] niet het weekend bij de vader gekomen. Ook heeft zij de vader gevraagd wat hij ervan zou vinden als zij een hoofddoek zou dragen. De vader heeft het gevoel dat hij [naam 3] kwijt raakt en dat ze steeds Islamitischer wordt. De moeder heeft omgang met een man met een salafistische achtergrond. De vader stelt dat er door hem 7 tot 8 meldingen bij de politie zijn gedaan in verband met incidenten die samenhangen met de omgang tussen hem en [naam 3]. Ook heeft hij contact opgenomen met Centrum Internationale Kinderontvoering (nader te noemen het IKO). Het IKO heeft de vader geadviseerd via de politie het paspoort van [naam 3] in te laten trekken. Dit heeft de vader gedaan. Het gaat niet goed met [naam 3]. Voorts is er op 20 juli 2017 een zitting bij het Gerechtshof in een andere procedure tussen de ouders, waardoor een verdeling van de zomervakantie van 2017 bij helfte ongunstig uitpakt voor de ouder waar [naam 3] in de eerste helft van de vakantie is. Immers, doordat beide ouders bij die zitting aanwezig moeten zijn, kan die ouder dan niet drie weken lang aaneengesloten elders vakantie genieten met [naam 3].

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vorderingen.
4.2.
Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening een geschil tussen de ouders hieromtrent op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
In artikel 48 van de Paspoortwet is het volgende bepaald:
1. Degene, die de verklaring van toestemming als bedoeld in de artikelen 34, eerste lid en 37, eerste lid, intrekt, geeft hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan de ten aanzien van de houder tot verstrekking bevoegde autoriteit dan wel, indien deze autoriteit niet bekend is, aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur.
2. De in het eerste lid bedoelde autoriteit deelt de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger schriftelijk mede dat het reisdocument wegens intrekking van de verklaring van toestemming van rechtswege vervalt, indien:
a. de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger niet binnen vier weken na deze mededeling gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot het doen van het verzoek om een vervangende verklaring van toestemming ingevolge artikel 34, tweede of derde lid, of artikel 37, derde lid, en hem daarvan schriftelijke mededeling heeft gedaan, dan wel indien geen verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, is gedaan;
b. de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger het verzoek tot het verkrijgen van een vervangende verklaring van toestemming als bedoeld onder a, intrekt dan wel de afwijzende beschikking van de rechter op dit verzoek in kracht van gewijsde is gegaan.
4.3.
De vader heeft een aantal omstandigheden aangevoerd, waaruit zijn angst zou moeten blijken dat de moeder niet met [naam 3] terug zal keren na een vakantie naar Marokko. Hij heeft zijn zorgen besproken met het IKO en stelt dat het IKO van mening was dat de situatie dusdanig ernstig is dat hem is geadviseerd zijn eerder verleende toestemming voor het paspoort van [naam 3] in te trekken. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4.4.
Hoewel de vader zorgen heeft geuit dat de moeder niet met [naam 3] zal terugkeren na een vakantie in Marokko, is de voorzieningenrechter uit niets gebleken dat deze zorgen gebaseerd zijn op concrete en verifieerbare feiten. De voorzieningenrechter overweegt dat de moeder alle voorgaande jaren gewoon is teruggekeerd met [naam 3]. De vader heeft zijn vrees dat dat thans niet het geval zal zijn niet met bewijsstukken onderbouwd. Het enkele feit dat [naam 3] deel wil nemen aan de festiviteiten rondom de Ramadan, dat zij de vader heeft gevraagd of hij haar zou haten als zij een hoofddoek zou dragen, dat zij op Facebook de kreet “Mocro Forever” plaatst en de omstandigheid dat de moeder bevriend is met een man die op de overgelegde foto een baard draagt, maakt niet dat [naam 3] opgroeit in een salafistische omgeving en dat zij (daarom) niet zou terugkeren van een vakantie in Marokko. Die vrees van de vader is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in deze kort geding procedure volstrekt onaannemelijk geworden. De vader dient zich te realiseren dat [naam 3] voor de helft van Marokkaanse afkomst is, zij thans in de puberteit komt en daardoor op zoek gaat naar wie zij is en benieuwd is naar die Marokkaanse afkomst. Ook heeft de vader niet gesteld op welke feiten - buiten het hiervoor besprokene - zijn 7 of 8 meldingen bij de politie en het advies van het IKO zijn gegrond.
4.5.
Gelet op het onder 4.4. overwogene is de voorzieningenrechter van oordeel dat de melding(en) van de vader bij de politie/ het IKO, de in dit geschil centraal staande intrekking van de reeds verleende toestemming voor het paspoort van [naam 3] en het weigeren van toestemming voor een vakantie naar Marokko, niet op de door hem gestelde gronden kon geschieden. Voorts merkt de rechtbank op dat de gemeente Arnhem in strijd met het bepaalde in artikel 48 lid 2 sub a van de Paspoortwet lijkt te hebben gehandeld door direct het paspoort van [naam 3] vervallen te verklaren en dit in de basisregistratie personen op te nemen. De gemeente heeft namelijk niet de in dat artikelonderdeel voorgeschreven termijn van vier weken afgewacht, waarbinnen de moeder het verzoek om een vervangende verklaring van toestemming bij de rechtbank kon doen en heeft gedaan (te weten bij akte vermeerdering eis van 23 juni 2017). Immers, niet gebleken is dat de gemeente de moeder eerder dan middels de brief van 19 juni 2017 heeft medegedeeld dat de vader zijn toestemming introk. Andere grondslagen waarop de gemeente Arnhem kon overgaan tot directe vervallenverklaring van het paspoort, zijn de voorzieningenrechter niet gebleken.
4.6.
De voorzieningenrechter meent dat het onderhavige geschil veeleer is ontstaan vanwege de wens van de vader om meer contact te hebben met [naam 3] dan thans het geval is. Ook lijkt de verdeling van de komende zomervakantie een rol te spelen in het onderhavige conflict. Ter zitting heeft de moeder aangegeven ook akkoord te kunnen gaan met een verdeling van de zomervakantie bij helfte, waarbij [naam 3] de eerste helft van de vakantie bij de moeder zal zijn. De moeder zal dan van 21 juli 2017 tot en met 4 augustus 2017 met [naam 3] in Marokko op vakantie gaan en heeft daarmee haar eis verminderd. Op die manier heeft de vader de laatste drie volle weken van de zomervakantie tijd die hij met [naam 3] kan doorbrengen. De vader heeft met dit gewijzigde voorstel niet ingestemd. Namens de vader is aangegeven dat als de moeder dit voorstel eerder had gedaan en het vakantiedoel eerder kenbaar had gemaakt, deze procedure niet nodig was geweest.
4.7.
De voorzieningenrechter acht het voorstel van de moeder redelijk. Dat zij met het doen van dit voorstel korter met [naam 3] in Marokko kan verblijven, heeft de moeder voor lief genomen. De vader heeft ter zitting desgevraagd door de voorzieningenrechter geantwoord dat hij deze zomer geen plannen heeft om met [naam 3] op vakantie te gaan en dat hij zijn agenda zoveel mogelijk leeg heeft gehouden, omdat hij niet wist hoe de vakantie verdeeld zou worden. Gelet op deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen redenen zijn om het voorstel van de moeder ter zitting niet te volgen. Daarbij is niet gebleken dat een vakantie naar Marokko voor het overige niet in het belang van [naam 3] is te achten. De voorzieningenrechter zal de moeder daarom toestemming verlenen om van 21 juli 2017 tot 4 augustus 2017 samen met [naam 3] naar Marokko op vakantie te gaan.
4.8.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de onderlinge verhouding en de communicatie tussen de ouders volledig verstoord zijn. [naam 3] bevindt zich midden in de strijd die de ouders voeren en dat is schadelijk voor haar. De voorzieningenrechter roept beide ouders op om concrete stappen te zetten met doel hun onderlinge communicatie zodanig te verbeteren dat zij in staat zijn om gezagsbeslissingen voor [naam 3] te kunnen nemen. Zo hoeft een geschil als het onderhavige niet meer voor te komen. Dit is namelijk het vierde achtereenvolgende jaar dat er tussen ouders discussie is ontstaan over de vakantieverdeling, waar de rechter in 2015 en dit jaar aan te pas heeft moeten komen. Dit kan niet doorgaan totdat [naam 3] meerderjarig wordt. Gelet op deze gezamenlijke verantwoordelijkheid zal de voorzieningenrechter bepalen dat de kosten van deze procedure tussen de ouders zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Nu de vader naar het oordeel van de voorzieningenrechter lichtzinnig zijn eerder verleende toestemming voor het paspoort van [naam 3] heeft ingetrokken, zal de voorzieningenrechter bepalen dat hij wordt veroordeeld in de kosten van een nieuw paspoort ten behoeve van [naam 3] zoals onbetwist gevorderd ter hoogte van € 51,46.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om voor de minderjarige:
- [naam 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
een paspoort aan te vragen;
5.2.
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarige:
- [naam 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
op vakantie naar Marokko te gaan van 21 juli 2017 tot en met 4 augustus 2017;
5.3.
veroordeelt de vader om aan de moeder te betalen een bedrag van € 51,46;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door de kinderrechter mr. M. Rietveld rechtdoende als voorzieningenrechter en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2017.