Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
ARNHEM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 december 2016
- het verkort proces-verbaal van comparitie van 5 april 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
- [eiseres] en [vader] niet te informeren / te consulteren over de gebeurtenissen tussen een andere ouder en [dochter] in de periode van november 2014 en april 2015;
- de veiligheid van [dochter] op school niet te waarborgen door [eiseres] en [vader] niet te informeren en de andere ouder niet adequaat te wijzen op de wet en regelgeving betreffende de omgang van kinderen binnen de school;
- [dochter] hulp en steun te onthouden;
- niet op te treden tegen discriminatie;
4.De beoordeling
“De opmerking van de vader van het andere meisje heb ik niet opgevat als een discriminerende opmerking, hooguit als een ironisch bedoelde stereotypering. Ik heb het als een relativerende en verbindende opmerking geïnterpreteerd tussen twee deels allochtone ouderparen aan het einde van een geëmotioneerd gesprek […]. Met de kennis van nu zou ik hier anders op gereageerd hebben.”. Dat
beideouderparen deels een migratieachtergrond hebben en dat [directeur school] de opmerking - al dan niet ten onrechte - in de gegeven context heeft geïnterpreteerd als relativerend en verbindend bedoeld, is niet weersproken. De rechtbank overweegt dat in die omstandigheden het enkele gegeven dat [directeur school] /De Basis na de eenmalige opmerking van de vader van [meisje Q] na afloop van een geëmotioneerd oudergesprek geen actie heeft ondernomen, niet betekent dat De Basis onrechtmatig heeft gehandeld of haar verplichtingen jegens [eiseres] heeft geschonden. Omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken zijn door [eiseres] niet aangevoerd.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)