ECLI:NL:RBGEL:2017:382

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2164
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanwijzing van rustgebieden voor winterganzen en de belangenafweging van de betrokken partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanwijzing van rustgebieden voor winterganzen, waaronder de grauwe gans, kolgans, brandgans en rietgans. Eiser, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat op 2 februari 2016 de begrenzingen van de rustgebieden heeft vastgesteld. Eiser stelt dat het voor hem onmogelijk is om zijn melkveebedrijf levensvatbaar te houden, omdat zijn percelen zijn gelegen in een rustgebied waar het verstoren van winterganzen verboden is. De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarbij eiser en de vertegenwoordigers van verweerder zijn gehoord tijdens de zitting op 30 november 2016.

De rechtbank heeft overwogen dat de Flora- en faunawet het verstoren van beschermde diersoorten verbiedt, maar dat er onder bepaalde voorwaarden ontheffingen kunnen worden verleend. Verweerder heeft in zijn besluit de belangen van de bescherming van winterganzen afgewogen tegen de belangen van de grondgebruikers. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, waarbij het belang van de bescherming van de winterganzen doorslaggevend is geweest. Eiser kan, indien hij het niet eens is met de schadevergoeding, rechtsmiddelen aanwenden tegen de vaststelling van de schade.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats [plaats]
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/2164

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
[verweerder]te [plaats], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de begrenzingen van de rustgebieden voor winterganzen vastgesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2016. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.M.H.J. Vroemen en J.D. van Kuijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft van het bestreden besluit kennis gegeven in het Provinciaal Blad en in diverse huis-aan-huisbladen. Verder heeft verweerder eiser, als indiener van een zienswijze naar aanleiding van het ontwerpbesluit, het bestreden besluit bij brief van 9 februari 2016 toegezonden en hem medegedeeld dat tegen dit besluit van 22 februari 2016 tot en met 4 april 2016 beroep kan worden ingesteld. Nu het beroepschrift van eiser op
30 maart 2016 bij verweerder is ingekomen, waarna het aan de rechtbank is doorgezonden, kan eiser in zijn beroep worden ontvangen.
2.1.
In Nederland zijn de grauwe gans, kolgans, brandgans en rietgans (hierna: winterganzen) beschermde inheemse diersoorten. De Flora- en faunawet (Ffw) verbiedt dat dieren van deze soorten worden verontrust, gevangen, bemachtigd, onder zich worden gehouden, dan wel gedood, dan wel met het oog daarop worden opgespoord.
2.2.
Ter voorkoming van schade aan diverse belangen, waaronder de schade aan landbouwgewassen kan verweerder ontheffing verlenen van deze verboden, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan.
Op basis van het door verweerder goedgekeurde Faunabeheerplan ganzen 2014-2019 heeft verweerder bij besluit van 28 oktober 2014 aan [betrokkene] voor een periode van vijf jaar ingaande 1 november 2014, onder voorschriften, ontheffing verleend van het in artikel 68 van de Ffw opgenomen verbod om - kort gezegd - winterganzen te doden in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen en wateren, en ter voorkoming van schade aan flora en fauna.
Op grond van artikel 3 van de (provinciale) Verordening schadebestrijding diersoorten in Gelderland (hierna: de Verordening) is het de grondgebruiker ter voorkoming van belangrijke schade toegestaan om winterganzen opzettelijk te verstoren.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder op grond van bijlage 1 bij de Verordening zogenoemde rustgebieden uitgezonderd van voornoemde ontheffing en van voornoemde vrijstelling. Gevolg is dat het in deze rustgebieden in de periode van 1 november tot 1 april niet is toegestaan om winterganzen opzettelijk te verstoren of te doden, ook niet met een ontheffing of een vrijstelling.
4. Eiser heeft een melkveebedrijf. Eisers percelen liggen in een door verweerder aangewezen rustgebied. Doordat eisers percelen onderdeel uitmaken van een rustgebied is het hem als grondgebruiker niet toegestaan om winterganzen in de periode van 1 november tot 1 april te verstoren.
5. Eiser stelt - samengevat - dat het exploiteren van een levensvatbaar melkveebedrijf niet mogelijk is wanneer hij lijdzaam moet toezien hoe zijn percelen grasland door winterganzen worden vernield. De bestaande schaderegelingen zijn volgens hem volstrekt ontoereikend. Verweerder heeft zijn belangen niet of onvoldoende bij het bestreden besluit betrokken, aldus nog steeds eiser.
6. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder bij afweging van de betrokken belangen tot het besluit heeft kunnen komen. Daarbij heeft verweerder het belang van de bescherming van de winterganzen moeten afzetten tegen de belangen van eigenaren/gebruikers van percelen die in de rustgebieden zijn gelegen.
7.1.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op het wettelijk uitgangspunt dat het is verboden om winterganzen te verstoren of te doden, doorslaggevende betekenis kunnen toekennen aan het belang van de bescherming van de deze winterganzen. Met het bestreden besluit heeft verweerder uitvoering gegeven aan het door hem gevoerde ganzenbeleid. Doel ervan is - samengevat - het realiseren van een goed evenwicht tussen de omvang van van nature voorkomende beschermde ganzenpopulaties en de risico’s die hiermee samenhangen.
7.2.
Verweerder heeft daarbij als uitgangspunt kunnen nemen dat een rustgebied pas functioneel is als het een groot en compact gebied betreft met zo min mogelijk randlengte. De rechtbank acht het niet onjuist dat verweerder, met inachtneming van dit uitgangspunt, de bepaling van de begrenzing van dergelijke gebieden niet van vrijwilligheid van individuele eigenaren/gebruikers van percelen heeft laten afhangen maar van draagvlak, in die zin dat begrenzing van het gebied wordt vastgesteld als van 80% van de percelen binnen een rustgebied de grondeigenaren instemmen. Individuele vrijwilligheid, waarvan volgens eiser sprake zou moeten zijn, zou er immers toe kunnen leiden dat er een grillige grens ontstaat en dat op percelen binnen een rustgebied waarvan de eigenaar/gebruiker niet instemt, bedoelde ganzen wel mogen worden verontrust of bejaagd. Dit zal een negatieve uitstraling hebben op de rust van ganzen op naastgelegen percelen binnen het rustgebied, waardoor de effectiviteit van het rustgebied ernstig wordt geschaad.
8. Uit het bestreden besluit blijkt verder dat verweerder schade aan gewassen - en daarmee het (financiële) belang van melkveehouders zoals eiser - heeft meegenomen bij zijn belangenafweging, aangezien verweerder beleid formuleert ten aanzien van tegemoetkomingen bij schade veroorzaakt door winterganzen. De rechtbank is van oordeel dat eiser, indien hij na vaststelling van de hoogte van eventuele schade van mening is dat deze onjuist of onvolledig is vastgesteld tegen het besluit tot vaststelling van de schade rechtsmiddelen kan aanwenden. Hij kan in die eventuele procedure ook aanvoeren dat en waarom de geldende schaderegeling naar zijn mening ontoereikend is.
9. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.