ECLI:NL:RBGEL:2017:3878

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 606
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning kilometervergoeding voor speciaal basisonderwijs na geschil over gemeentelijk beleid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2017 uitspraak gedaan over de toekenning van een kilometervergoeding aan eiseres voor het vervoer van haar dochter naar een speciale basisschool. Eiseres had in 2015 een verzoek ingediend bij de gemeente voor een kilometervergoeding, omdat haar dochter naar een speciale school in [plaats] moest, terwijl de afstand van haar woning in [woonplaats] minder dan 6 kilometer was, mits gebruik werd gemaakt van de veerpont. De gemeente kende voor het schooljaar 2014-2015 een kilometervergoeding toe, maar voor het schooljaar 2015-2016 werd deze vergoeding alleen verstrekt voor dagen waarop de veerpont niet vaart. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente.

Tijdens de zitting op 9 september 2016 en de nadere zitting op 5 juli 2017 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet voldoende had gemotiveerd waarom de kilometervergoeding voor het tweede schooljaar niet werd toegekend, terwijl de omstandigheden van eiseres ongewijzigd waren. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de hardheidsclausule had moeten toepassen en dat er sprake was van een schrijnende situatie voor eiseres.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van de gemeente vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op de kilometervergoeding voor het schooljaar 2015-2016, ongeacht of de veerpont vaart. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.237,50. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. S.S. van Nijen, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Nikkels, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/606

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.R. van Tilborg),
en
[verweerder], verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 juni 2015 heeft het college voor het schooljaar 2014-2015 vanaf 1 april 2015 aan eiseres een kilometervergoeding toegekend om haar dochter met de auto naar school in [plaats] te brengen. Voor het schooljaar 2015-2016 heeft het college deze kilometervergoeding alleen toegekend voor de dagen waarop de veerpont [woonplaats]-[plaats] niet vaart.
In het besluit van 3 december 2015 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting bij de rechtbank heeft plaatsgevonden op 9 september 2016. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Limpers.
In de tussenuitspraak van 22 september 2016 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak het bestreden besluit beter te motiveren.
Het college heeft in de brief van 18 oktober 2016 een aanvullende motivering van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd.
Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 23 november 2016.
Op 5 juli 2017 heeft een nadere zitting bij de rechtbank plaatsgevonden. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Limpers en J. Eenink.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres woont in [woonplaats] en heeft twee kinderen die in het schooljaar 2012-2013 naar de basisschool in [woonplaats] gingen. In augustus 2013 ging deze basisschool dicht. Vanaf het nieuwe schooljaar (2013-2014) gingen de kinderen daarom naar de basisschool in [plaats]. In april 2015 moest de dochter van eiseres verplicht overstappen naar een speciale basisschool. Gekozen is voor de dichtstbijzijnde speciale school, [plaats] in [plaats]. Om in [plaats] te komen vanaf het huis van eiseres in [woonplaats] moet eiseres met de veerpont [woonplaats]-[plaats]. Dit leidt tot extra kosten. Vanwege deze extra kosten heeft eiseres bij het college om een kilometervergoeding verzocht.
Regelgeving en tussenuitspraak
2. Eiseres komt volgens de regels van het college in aanmerking voor een kilometervergoeding als de afstand van de woning tot aan de school meer dan 6 kilometer is. Eiseres en het college zijn het er over eens dat de afstand van de woning naar [plaats] minder dan 6 kilometer (namelijk 3,2 kilometer) is als zij gebruik maakt van de veerpont. Dit beleid gaat uit van de berekening van de kortste route naar de school waarbij gebruik moet worden gemaakt van de veerpont.
Toch heeft het college besloten om van april 2015 tot het einde van dat schooljaar een kilometervergoeding toe te kennen. Het college heeft dit gedaan op basis van de hardheidsclausule, die in zijn beleid staat. Dit is een uitzonderingsbepaling waarbij in schrijnende gevallen ook als niet aan de regels wordt voldaan, toch een kilometervergoeding kan worden toegekend.
Voor het schooljaar 2015-2016 heeft het college besloten dat eiseres deze vergoeding niet krijgt. Eiseres kreeg alleen nog een kilometervergoeding als de veerpont niet vaart, want dan moet zij omrijden en is de afstand meer dan 6 kilometer (zo’n 16,7 kilometer). Dit staat in de Verordening leerlingenvervoer gemeente [gemeente] 2014 en de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente [gemeente] 2014.
3. In de tussenuitspraak van 22 september 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd. De rechtbank heeft toen overwogen (samengevat) dat het college geen verklaring heeft kunnen geven voor het feit dat de hardheidsclausule voor het schooljaar 2014-2015 (vanaf 1 april 2015) wèl is toegepast, en voor het schooljaar 2015-2016 niet. Dit is volgens de rechtbank vreemd omdat over beide schooljaren in één besluit is beslist en de situatie van eiseres in beide schooljaren hetzelfde was. Omdat het besluit daardoor niet te begrijpen is heeft het college van de rechtbank de kans gekregen om alsnog een goede motivering te geven.
Beoordeling rechtbank
4. Heeft het college na de tussenuitspraak nu wel een goede begrijpelijke motivering gegeven voor de vraag waarom zij het ene jaar wel en het andere jaar niet de kilometervergoeding toekent?
De rechtbank vindt van niet.
Het college heeft in zijn brief van 18 oktober 2016 als nadere motivering opgegeven dat in het schooljaar 2014-2015 de basisschool in [woonplaats] is gesloten. Ouders konden er daarna voor kiezen om hun kinderen in [plaats] of [plaats] op school te doen. Omdat eiseres deze keuze (in april 2015) niet meer had en verplicht was haar dochter naar [plaats] te brengen terwijl haar zoon nog in [plaats] op school bleef, was dit reden om een schrijnende situatie aan te nemen. Deze schrijnende situatie bestond volgens het college niet meer vanaf het schooljaar 2015-2016. Eiseres had er toen voor kunnen kiezen om haar zoon vanaf dat schooljaar ook in [plaats] naar school te laten gaan.
5. Ook deze nadere motivering vindt de rechtbank niet begrijpelijk. Los van de vraag of van eiseres gevraagd kon worden om haar zoon uit zijn sociale omgeving te halen en hem van [plaats] naar [plaats] op school te doen, was het geen oplossing voor haar probleem. Ook dan had zij nog steeds dubbele kosten. Benzinekosten en kosten voor de overtocht met de veerpont, omdat haar dochter naar het speciaal onderwijs in [plaats] moest. Haar schrijnende situatie bestond dus nog steeds ook in 2015-2016.
Conclusie rechtbank
6. Het beroep is gegrond en eiseres krijgt dus gelijk. Het college is er niet in geslaagd het besluit goed te motiveren. Ook niet nadat hij van de rechtbank nog een kans heeft gekregen om dit te herstellen. Het college heeft geen goede uitleg kunnen geven waarom er in het ene jaar wel sprake was van een schrijnende situatie en het andere jaar niet, terwijl de omstandigheden van eiseres in beide jaren ongewijzigd waren. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat ook in het schooljaar 2015-2016 sprake was van een schrijnend geval. Het college had in dat jaar ook de hardheidsclausule uit zijn beleid moeten toepassen. De rechtbank zal beslissen dat het bestreden besluit wordt vernietigd. Omdat aan dit geschil een keer een einde moet komen zal de rechtbank in deze zaak zelf een beslissing nemen.
7. De rechtbank zal bepalen dat aan eiseres over het schooljaar 2015-2016 een kilometervergoeding wordt toegekend ongeacht of de veerpont [woonplaats]-[plaats] wel of niet vaart.
Griffierecht en proceskosten
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.237,50 omdat de gemachtigde van eiseres haar twee keer op een zitting heeft bijgestaan en een schriftelijke zienswijze na de tussenuitspraak heeft ingediend. Hiervoor wordt volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht 2,5 punten toegekend, de waarde van één punt is € 495. De rechtbank past wegingsfactor 1 toe.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat aan eiseres over het schooljaar 2015-2016 een kilometervergoeding wordt toegekend voor het vervoer met de eigen auto van haar dochter naar [plaats] in [plaats] ongeacht of de veerpont [woonplaats]-[plaats] wel of niet vaart;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 168 aan haar vergoedt;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres van € 1.237,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S. van Nijen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Nikkels, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.