Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 februari 2017
- de akte uitlaten bewijslevering tevens houdende overlegging productie van [eiseres]
- de conclusie van eis in incident van [gedaagde]
- de conclusie van antwoord in incident van [eiseres].
2.Het geschil in het incident
Het deskundigenonderzoek zal niet leiden tot een andere uitkomst dan dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op de inboedel van erflaatster. Gezien het tijdsbestek en de kosten is het wenselijk dat het deskundigenonderzoek wordt geschorst en het ontbreken van de levering van de inboedel door erflaatster bij leven nader wordt beoordeeld.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 22 februari 2017 artikel 3:115 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) onjuist uitgelegd/toegepast, omdat geen sprake is van een tweezijdige verklaring en omdat in het overgelegde document geen beding is opgenomen waaruit blijkt dat erflaatster voortaan de inboedel voor [eiseres] gaat houden. Er is dus geen sprake geweest van bezitsverschaffing constitutum possessorium. Dit betekent dat de inboedel niet door erflaatster tijdens haar leven is geleverd en dat dus aan de schenkingsovereenkomst - die als strekking heeft dat zij pas na het overlijden wordt uitgevoerd - geen uitvoering is gegeven. De schenking is op grond van artikel 7:177 BW vervallen omdat hiervan geen notariële akte is opgemaakt.
3.3. De beoordeling
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering betrekking heeft op een materieel geschilpunt. Een dergelijk geschilpunt kan alleen in de hoofdzaak (dan wel in hoger beroep van het vonnis in de hoofdzaak) aan de orde worden gesteld.
zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn incidentele vordering.