ECLI:NL:RBGEL:2017:4070

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
05/780013-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier mannen voor vervalsing van documenten, medeplichtigheid aan hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie

Op 10 juli 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen die beschuldigd werden van verschillende strafbare feiten, waaronder het vervalsen van werknemersverklaringen en salarisspecificaties, medeplichtigheid aan hennepteelt, deelname aan een criminele organisatie en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen in de periode van januari 2015 tot en met mei 2015 betrokken waren bij de teelt van hennep in Beuningen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot straffen die variëren van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 dagen met een werkstraf van 80 uur tot een gevangenisstraf van 4 jaar. Een vijfde man werd vrijgesproken van medeplichtigheid aan valsheid in geschrift. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten. De rechtbank heeft ook de eis van de officier van justitie in overweging genomen, die een gevangenisstraf en werkstraf had geëist. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, waarbij ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte werd gelast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/780013-17
Datum uitspraak : 10 juli 2017
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadsman: mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 juni 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere
-onbekend gebleven- personen, in of omstreeks de periode van de maand januari
2015 tot en met 14 mei 2015 te Beuningen en/of (elders) in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, -in de uitoefening
van een beroep of bedrijf- opzettelijk hebben/heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad,
(in een woning aan de [adres 2] te Beuningen), (ongeveer) 162
henneplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van de maand januari 2015 tot en met 14 mei 2015 te Beuningen en/of
(elders) in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1]
, die [medeverdachte 2] , die [medeverdachte 3] en/of aan die andere -onbekend gebleven-
personen (een of meer kopieën van) zijn, verdachtes, persoonsgegevens,
ID-kaart en/of betaalpas/bankpas te verstrekken en/of genoemde (huur-)woning
op zijn, verdachtes, naam te (laten) zetten en/of (aldus) genoemde
(huur-)woning voor de teelt/het kweken van henneplanten ter beschikking te
stellen van voornoemde perso(o)n(en).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 245-246;
- het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 249-276;
- het huurcontract, p. 2584-2588;
- de processen-verbaal van verhoor van verdachte, p. 456-458 en 462;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam] , p.432-433;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 2579-2580;
- de kopie van een id-kaart, p.2591;
- de werkgeversverklaring, p. 2733;
- de salarisspecificatie, p. 2734.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] en
/ofeen of meer andere
-onbekend gebleven- personen, in
of omstreeksde periode van de maand januari
2015 tot en met 14 mei 2015 te Beuningen
en/of (elders) in Nederland,tezamen
en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, -in de uitoefening
van een beroep of bedrijf- opzettelijk hebben
/heeftgeteeld en
/ofbereid en
/of
bewerkt en
/ofverwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad,
(in een woning aan de [adres 2] te Beuningen
),
(ongeveer)162
hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplantenen
/ofdelen daarvan,
in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van de maand januari 2015 tot en met 14 mei 2015 te Beuningen en/of (elders) in Nederland opzettelijk
gelegenheid,middelen en
/ofinlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,door aan
die [medeverdachte 1]
,die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3]
en/of aan die andere -onbekend gebleven-
personen (een of meer kopieën van)zijn, verdachtes, persoonsgegevens,
ID-kaart
en/of betaalpas/bankpaste verstrekken en
/ofgenoemde (huur-)woning
op zijn, verdachtes, naam te (laten) zetten en
/of(aldus) genoemde
(huur-)woning voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te
stellen van voornoemde perso
(o)n
(en
)..
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten een telefoon, een simcard en een boekje zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook heeft de rechtbank gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 mei 2017.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Door zijn persoonsgegevens en zijn ID-kaart aan de gebroeders [achternaam] te geven, om daar valsheid in geschrift mee te plegen, heeft verdachte het opzetten van een hennepkwekerij in een woonwijk mogelijk gemaakt.
Met het kweken van hennep worden grote illegale winsten behaald. Daarmee heeft de hennephandel een sterk corrumperende werking. Verdachte is uit winstbejag volledig voorbijgegaan aan die aspecten en de gezondheidsrisico’s voor gebruikers. Uit de verklaring van verdachte in deze zaak is echter ook naar voren gekomen dat hij door de broers [achternaam] is misbruikt en dat zij hem afpersten. Hij heeft uiteindelijk nooit geld gekregen voor zijn aandeel. De rechtbank kan zich daar, gezien de inhoud van het dossier, wat bij voorstellen en zal daar rekening mee houden. Naar het oordeel van de rechtbank is voor het feit waarvoor hij nu vervolgd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op zijn plaats.
Gelet op verdachtes persoonlijkheid en persoonlijke omstandigheden zal de rechtbank een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
12 (twaalf) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en voorts tot
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoon, simcard en boekje aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal inzake Onderzoek Fagot (ONRAA14026), gesloten op 14 februari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.