Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde sub1] ,
[gedaagde sub2],
[gedaagde sub3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 januari 2017 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte na tussenvonnis van [eiser] van 1 februari 2017
- de antwoordakte na tussenvonnis [gedaagden] van 1 maart 2017
- de akte overlegging productie [gedaagden] van 15 maart 2017
- de akte van [eiser] van 29 maart 2017
- de antwoordakte [gedaagden] van 12 april 2017
2.De verdere beoordeling
Wat was de waarde van het onderhavige onroerend goed op 28 januari 2015 indien het onroerend goed vrij van enige beperking verkocht zou worden? Met andere woorden, wat was destijds de marktwaarde?
Is het mogelijk om een executiewaarde te bepalen van het onderhavige onroerend goed gezien de Taxatie richtlijn Agrarisch Vastgoed? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de executiewaarde op 28 januari 2015?
Bij brief d.d. 24-02-2014 heeft de Deutsche Bank het krediet opgezegd per 10-03-2014 (productie 3 bij conclusie van antwoord). Wat was de verkoopwaarde indien [gedaagde sub1] na de kredietopzegging had meegewerkt aan de onderhandse verkoop van het onroerend goed, rekening houdend met het feit dat [gedaagde sub1] van 10 maart 2014 tot 28 januari 2015 de mogelijkheid heeft gehad het vastgoed vrijwillig te verkopen?
De percelen met nummer [kadastrale aanduiding] met de zich daarop bevindende opstallen zijn op 28 januari 2015 verkocht aan [gedaagde sub3] maar zullen pas 1 april 2018 worden geleverd. Is een dergelijke uitgestelde levering gebruikelijk?
Is het gebruikelijk om in het geval van een uitgestelde leveringsverplichting een clausule op te nemen voor waardestijgingen of waardedalingen? Zo ja, wat zou de waarde op 1 april 2018 van deze percelen met opstallen kunnen zijn?
3.De beslissing
J.P. Hettinga
J.M.M. Hermens,
J.C.G. Oomen,