ECLI:NL:RBGEL:2017:4217

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3583
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving tegen feesten en partijen in café in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bewoners van de directe omgeving van een café, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal, waarin werd geweigerd handhavend op te treden tegen feesten en partijen die in het café plaatsvinden. Deze activiteiten zouden in strijd zijn met het bestemmingsplan, dat bepaalt dat het café alleen ten dienste van het museumpark mag worden gebruikt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de feesten en partijen niet aan het museumpark ondergeschikte activiteiten zijn en dat er geen concreet zicht op legalisatie is, omdat de aanvraag voor een omgevingsvergunning incompleet is. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek van de bewoners toegewezen en bepaald dat er per direct geen horeca-activiteiten in strijd met het bestemmingsplan meer mogen plaatsvinden in het café. Tevens is de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/3583

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoeker] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dalte Groesbeek, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [plaats ] .

Procesverloop

In het besluit van 22 november 2016 heeft verweerder geweigerd om handhavend op te treden tegen de derde-partij.
Verzoekers hebben tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtzitting was op 2 augustus 2017. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. M.M. Breukers, kantoorgenoot van mr. Sluiters. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door ir. D.A.M.W. van Kessel en mr. E. Klomp. De derde-partij is eveneens verschenen.

Overwegingen

1. Eerst twee opmerkingen vooraf. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een (eventueel) door verzoekers in te stellen beroep. In de bijlage bij deze uitspraak is een aantal wettelijke bepalingen opgenomen.
2. [café] (hierna: het café) ligt op het terrein van [locatie] . Het café is verhuurd aan de derde-partij. Verzoekers wonen in de directe omgeving van het café. Zij hebben verweerder gevraagd om op te treden tegen de feesten en partijen die daar ’s- avonds plaatsvinden. Zij hebben daar last van. Ze willen dat verweerder deze activiteiten verbiedt. Ze klagen vooral over geluidoverlast. Deze feesten en partijen zijn in strijd met het bestemmingsplan, stellen verzoekers.
3. Verweerder heeft geweigerd handhavend op te treden. Tegen dat besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Verweerder heeft het bezwaarschrift in behandeling. Verzoekers willen dat gedurende de periode van behandeling van het bezwaar de feesten en partijen al stoppen. Daarom hebben zij de voorzieningenrechter verzocht verweerder te dwingen om toch al handhavend op te treden. Dit verzoek om voorlopige voorziening wordt door de voorzieningenrechter hierna als volgt beoordeeld.
4. Het perceel waarop het café is gelegen heeft in het bestemmingsplan Buitengebied Groesbeek de bestemming ‘gemengd 2’. Uit de bepalingen van het bestemmingsplan volgt dat het café alleen mag worden gebruikt ten dienste van het museumpark. De horeca dient daaraan ondergeschikt te zijn. Het café is bedoeld om de bezoekers van het museumpark van een drankje en een hapje te voorzien.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de feesten en partijen niet aan het museumpark ondergeschikte activiteiten zijn. Ze staan niet ten dienste van het museumpark, ze worden los van het museumpark georganiseerd en zijn niet bedoeld voor de bezoekers van het museumpark. Ze hadden ook in een ander café kunnen worden gehouden. Het houden van feesten en partijen in het café is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Overigens zijn ook verweerder en de derde partij het met deze conclusie eens.
Verweerder is daarom bevoegd om daartegen handhavend op te treden. In beginsel is verweerder ook verplicht om in actie te komen om zodoende verzoekers te beschermen tegen de overlast die ze ondervinden. Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn om desondanks van handhavend optreden af te zien. Zo’n bijzondere omstandigheid kan zijn dat er een zogenaamd concreet zicht op legalisatie is. Dat wil zeggen dat verweerder bereid en ook in staat is om er een vergunning voor af te geven. Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) maakt dat mogelijk. Er wordt dan een vergunning gegeven voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan. In de wandelgangen wordt dat ook wel een c-vergunning genoemd.
6. Verweerder heeft geweigerd om op te treden omdat hij vindt dat er een concreet zicht op legalisatie is. Nadat verzoekers verzocht hebben om op te treden heeft de derde-partij op 21 oktober 2016 bij verweerder namelijk een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om het café in afwijking van het bestemmingsplan ook voor niet bezoekers van het museum te mogen gebruiken. Als deze c-vergunning wordt verleend mogen de feesten en partijen gewoon doorgaan, zo redeneert verweerder.
7. De voorzieningenrechter moet beoordelen of verweerder het bij het juiste eind heeft. Is er inderdaad concreet zicht op legalisatie van de feesten en partijen in het café? Bij de beoordeling laat de voorzieningenrechter zich leiden door de wet en door hetgeen al eerder door rechters in soortgelijke zaken is beslist (de zogenaamde jurisprudentie).
Van belang is dat de derde-partij op 21 oktober 2016 een aanvraag heeft ingediend voor zo’n c-vergunning. Verweerder heeft deze aanvraag ook in behandeling genomen. Hij heeft de besluitvorming op die aanvraag echter uitgesteld. Hij heeft de derde-partij de gelegenheid gegeven om een ruimtelijke onderbouwing bij die aanvraag aan te leveren. Die is in dit geval noodzakelijk omdat artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a ten derde, van de Wabo een ruimtelijke onderbouwing voorschrijft. Op de zitting is gebleken dat er inmiddels een ruimtelijke onderbouwing is. Deze is door verweerder echter als onvoldoende beoordeeld. Er ontbreken een aantal gegevens. Er is dus sprake van een aanvraag om een c-vergunning die niet compleet is omdat de ruimtelijke onderbouwing ervan onvoldoende is. Ook verweerder vindt dat.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in deze situatie geen sprake is van een concreet zicht op legalisatie van de feesten en partijen. Op basis van deze incomplete aanvraag is verweerder immers niet in staat te beoordelen of een c-vergunning kan worden verleend. Dat is pas mogelijk als de ruimtelijke onderbouwing en dus de aanvraag compleet is. Verweerder kan nu niet verder in zijn besluitvorming. (Zie een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:228, te raadplegen via Rechtspraak.nl). Hij is afhankelijk van de derde-partij. Derde partij heeft aangegeven dat zijn ruimtelijk adviseur met vakantie is en dat hij voorlopig niet in staat is de ontbrekende gegevens aan te leveren. Ook is nog niet duidelijk of het aanleveren van die gegevens überhaupt lukt.
Verweerder kan op dit moment dan ook niet anders dan de bezwaren van verzoekers gegrond verklaren en handhavend optreden tegen de feesten en partijen in het café. Dat is voor de voorzieningenrechter voldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen zolang verweerder nog niet heeft beslist op het bezwaar van verzoekers.
9. Verzoekers vragen de voorzieningenrechter om te bepalen dat er per direct in het café geen activiteiten in strijd met het bestemmingsplan meer mogen plaatsvinden en om te bepalen dat verweerder hiertegen dient op te treden als ze er toch zijn. Op de zitting hebben verzoekers er hun voorkeur voor uitgesproken om aan de verplichting van verweerder een dwangsom te verbinden.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij schorst de weigering om handhavend op te treden en treft de voorlopige voorziening dat in het café per direct geen horeca-activiteiten in strijd met het bestemmingsplan meer mogen plaatsvinden en dat verweerder hiertegen dient op te treden als deze toch plaatsvinden.
De voorzieningenrechter vindt het niet nodig om aan deze opdracht aan verweerder een dwangsom te verbinden. Hij gaat er van uit dat verweerder de uitspraak van de voorzieningenrechter ook zonder dwangsom zal volgen.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
12. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter;
schorst het besluit van 22 november 2016 tot aan de bekendmaking van het besluit op bezwaar;
bepaalt dat er gedurende de schorsing in het café geen horeca-activiteiten in strijd met het bestemmingsplan mogen plaatsvinden en dat verweerder hiertegen dient op te treden als deze toch plaatsvinden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 990;
gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht groot € 168 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage.

Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo.
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Bestemmingsplan Buitengebied Groesbeek.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke voorzieningen en culturele voorzieningen met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Gemengd - 2’;
b. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1. ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
2. ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.
c. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. nutsvoorzieningen;
g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden en/of landschappelijke waarden van de ecologische hoofdstructuur.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
a. Het bestemmingsvlak mag tot de in de ‘Tabel Gemengd - 2’ onder ‘bestaand bebouwd oppervlak’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
b. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
c. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.
2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.
5.2.2
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 40’ (Mgr. Suyslaan 0) mag de goothoogte niet meer bedragen dan 8m.
5.2.3
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.
5.2.4
Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
a. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
5.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
b. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Afwijken uitbreiding bebouwde oppervlakte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of - ontwikkeling van de voorziening.
b. De bestaande oppervlakte mag worden vergroot tot in de ‘Tabel Gemengd - 2’ aangegeven oppervlakte onder ‘maximum bebouwd oppervlak toegestaan met omgevingsvergunning’.
c. De verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen.
d. Een tweede bedrijfswoning is niet toegestaan.
e. De uitbreiding mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.
f. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
g. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
h. Parkeren dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
i. De uitbreiding dient stedebouwkundig en landschappelijk inpasbaar te zijn.
j. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 en er mag geen sprake zijn van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de ecologische hoofdstructuur.
5.4
Specifieke gebruiksregels
5.4.1
Parkeervoorzieningen museum
Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ zijn 300 parkeerplaatsen toegestaan ten behoeve van het museum ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 40’ (Mgr. Suyslaan 0).
5.4.2
Verhard terrein conferentie- en recreatiecentrum
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 43’ (Oude Kleefsebaan 136/ Zevenheuvelenweg 48a) is een gezamenlijk oppervlak verhard terrein (zoals ontsluitingswegen en paden) toegestaan van maximaal 4.250 m², waarvan maximiaal 1.806 m² ten behoeve van parkeren.

Tabel Gemengd - 2

Aanduiding
Adres
nr
soort voorziening
bestaand bebouwd oppervlak
maximaal bebouwd oppervlak met
omgevingsvergunning
‘specifieke vorm van gemengd – 37’
Derdebaan
7
militair oefenterrein ME
1.500 m²
1.725 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 38’
Ds. J.A. Visscherlaan
4 + 5
gezinsvervangende instelling
1.970 m²
2.220 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 39’
Heikantweg
constructie carnavalswagens
3.588 m²
3.588 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 40’
Mgr Suyslaan
museum
9.360 m²
10.300 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 41’
[locatie]
[woonplaats]
1.354 m²
1.354 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 42’
Nijerf
9
natuureducatie
150 m²
150 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 43’
Oude Kleefsebaan 136/ Zevenheuvelenweg 48a
136
conferentie- en recreatiecentrum, ondergeschikte horeca toegestaan
3.600 m²
+ 1.816 m² parkeerterrein t.b.v. het stallen van max. 80 auto’s
3.600 m² + 1.816 m² parkeerterrein t.b.v. het stallen van max. 80 auto’s
‘specifieke vorm van gemengd – 44’
Pastoor Rabouplein (voormalig Mgr. Suysplein 5)
5
pension/ pelgrimshuijs
2.786 m²
2.786 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 45’
Postweg
6
museum
4.15
4.4
‘specifieke vorm van gemengd – 46’
Zevenheuvelenweg
38
[locatie]
330 m²
380 m²
‘specifieke vorm van gemengd – 47’
Zevenheuvelenweg
54
klooster en aan congregatie verbonden bestuurscentrum
1.092 m²
1.201 m²