ECLI:NL:RBGEL:2017:4234

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2017
Publicatiedatum
11 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1387
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruiksovergangsrecht bestemmingsplan en handhaving van omgevingsvergunningen in de gemeente Tiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eiseressen en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel. De eiseressen hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente waarin hen werd gelast om het gebruik van hun percelen voor opslag van schroot en autowrakken, alsmede sloop- en demontage-activiteiten, te staken. Dit gebruik zou in strijd zijn met het bestemmingsplan "Tiel Oost". De rechtbank heeft vastgesteld dat de opslag van schroot en autowrakken op de peildatum onder het gebruiksovergangsrecht valt, omdat dit gebruik was toegestaan onder het voorgaande bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet bevoegd was om handhavend op te treden tegen dit gebruik, en vernietigt het bestreden besluit op dit onderdeel.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld over de aanvragen van eiseres 2 voor omgevingsvergunningen voor het bouwen van erfafscheidingen. De gemeente had deze vergunningen geweigerd, omdat de erfafscheidingen niet vergunningvrij zouden zijn en in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering van de omgevingsvergunningen niet onredelijk was, en heeft het beroep van eiseres 2 op dit punt ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseressen toegewezen en bepaald dat de gemeente het griffierecht moet vergoeden.

De uitspraak benadrukt de toepassing van het gebruiksovergangsrecht en de voorwaarden waaronder handhaving kan plaatsvinden, evenals de noodzaak van omgevingsvergunningen voor bouwwerken die niet aan de bestemmingsplanregels voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1387

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , (hierna: eiseres 1)

[eiseres], (hierna: eiseres 2)
te [woonplaats] , eiseressen
(gemachtigde: mr. D.H. Nas),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel, verweerder.

(gemachtigde: mr. B. Oudenaarden),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], te [plaats]
(gemachtigde: mr. D.S.P. Roelands-Fransen).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2016 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiseres 1 onder oplegging van een dwangsom gelast binnen twee maanden het gebruik ten behoeve van opslag van schroot en autowrakken alsmede sloop-en demontage-activiteiten op het adres Vijverlaan (ong), kadastraal bekend gemeente Tiel, sectie C, nummers 8373, 8374, 8375 en 8376, te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000 ineens.
Bij besluit van 11 augustus 2016 (het primaire besluit II) heeft verweerder eiseres 2 onder oplegging van een dwangsom gelast binnen twee maanden:
  • de erfafscheidingen, alsmede hekwerken gebouwd van containers, staal en betonblokken – zoals benoemd in de bijlage – op het adres Vijverlaan (ong.) te Tiel, kadastraal bekend gemeente Tiel, sectie C nummers 8375 en 8376, te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel aan te passen zodat deze in overeenstemming zijn met het vergunningvrij bouwen zoals bedoeld in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000 ineens;
  • de erfafscheiding – zoals benoemd in de bijlage – gelegen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Tiel, sectie C, nummer 7770 (eigendom gemeente Tiel), te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000 ineens;
- het gebruik ten behoeve van opslag van schroot en autowrakken alsmede sloop-en demontage-activiteiten op het adres Vijverlaan (ong), kadastraal bekend gemeente Tiel, sectie C, nummers 8375 en 8376, te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000 ineens;
Bij besluiten van 9 augustus 2016 (het primaire besluit III, IV en V) heeft verweerder geweigerd om aan eiseres 2 omgevingsvergunningen te verlenen voor het bouwen van erfafscheidingen.
Bij besluit van 2 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseressen tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Verweerder heeft in dit besluit de begunstigingstermijn verlengd tot 6 weken na de uitspraak van de rechtbank.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2017. Namens eiseressen zijn verschenen zijn [eiseres] , [eiseres] en [eiseres] , bijgestaan door gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, mr. B. Oudenaarden en W. Rovers. Namens de derde-partij is [betrokkene] verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de percelen aan de Vijverlaan worden gebruikt ten behoeve van opslag van schroot en autowrakken alsmede sloop-en demontage-activiteiten, en dat dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan “Tiel Oost”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 24 september 2013 en in werking getreden op 17 januari 2014.
Volgens verweerder is het gebruiksovergangsrecht niet van toepassing. Voor zover al blijkt dat het strijdige gebruik plaatsvond op of voor de peildatum van het gebruiksovergangsrecht van 17 januari 2014 (hierna: de peildatum), betrof dit geen legaal gebruik omdat voor dit gebruik geen omgevingsvergunning voor de activiteit “milieu” was verleend, aldus verweerder.
Verweerder heeft eiseressen vanwege strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gelast de overtreding te beëindigen door het opleggen van de last onder dwangsom.
Verweerder heeft daarnaast aan eiseres 2 een last onder dwangsom opgelegd om de zonder omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” gebouwde erfafscheidingen te verwijderen. Voor zover deze erfafscheidingen zijn gelegen op een perceel van de gemeente Tiel dienen deze geheel te worden afgebroken, voor zover deze op de percelen van eiseressen zijn gelegen kan ook worden volstaan met aanpassing tot de vergunningvrij toegestane bouwhoogte.
Gebruik perceel
2. Eiseressen betogen dat de opslag van schroot en autowrakken en de sloop en demontageactiviteiten onder het gebruiksovergangsrecht vallen. Volgens eiseressen was dit gebruik toegestaan op grond van het voorgaande bestemmingsplan “Tiel Oost 1988”, en werd dit gebruik ook uitgeoefend ten tijde van de peildatum.
Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen eiseressen naar een bezoekverslag van de Omgevingsdienst Rivierenland van 23 april 2013, de aanvraag van 27 november 2013 voor een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, het controlerapport van de Omgevingsdienst Rivierenland van 1 juli 2014, een verslag van een informatiebijeenkomst van 13 september 2011 waarin wethouder van Rhee – Oud Ammerveld verwijst naar het autodemontagebedrijf, de Nota van Zienswijzen bij het bestemmingsplan “Tiel-Oost” van 24 september 2013 waarin wordt aangegeven dat eventueel aanwezige bedrijfsactiviteiten in zwaardere milieucategorieën onder het overgangsrecht zijn gebracht, een dvd waarop werkzaamheden te zien zijn, alsmede de administratie van de voorraad op 1 januari 2014.
2.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen beroep kan worden gedaan op het gebruiksovergangsrecht omdat geen sprake is van een consistente bedrijfsvoering voor wat betreft het autodemontagebedrijf. Volgens verweerder was ter plaatse slechts sprake van de opslag van autowrakken. Dit blijkt volgens verweerder onder meer uit de OBM-vergunning.
2.2.
De percelen zijn in het bestemmingsplan “Tiel Oost” bestemd als “Bedrijventerrein” met de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 4”.
Op grond van artikel 7.1, aanhef en onder a, onder 1, van de planregels zijn de voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Op grond van artikel 43.2.1 van de planregels mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd was worden voortgezet.
Op grond van artikel 43.2.2 van de planregels is het verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Op grond van artikel 43.2.4 van de planregels is artikel 43.2.1 niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
In artikel 1.15 is de volgende definitie van “Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)” opgenomen:
a. bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, danwel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
b. het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat opslag van schroot en autowrakken en sloop- en demontageactiviteiten in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan “Tiel Oost”, aangezien deze bedrijfsactiviteiten niet vallen onder categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Het geschil beperkt zich tot de vraag of het gebruik ten tijde van de peildatum valt onder het overgangsrecht.
2.4.
Anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen is voor de uitleg van het gebruiksovergangsrecht de definitie van “bestaande situatie” uit artikel 1.15 van de planregels, evenals het ontbreken van een milieuvergunning niet van belang.
Het gebruiksovergangsrecht staat los van een eventuele vergunningplicht in het kader van milieuregels.
Voor het van toepassing zijn van het gebruiksovergangsrecht dient te worden gekeken naar de gebruiksactiviteiten welke op de peildatum werden uitgeoefend. Dit gebruik dient gelet op het bepaalde in artikel 43.2.4 legaal te zijn, in de zin dat dit gebruik was toegestaan op grond van het voorgaande bestemmingsplan.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat zowel opslag van schroot en autowrakken en sloop- en demontageactiviteiten waren toegestaan op grond van de bestemming “Handel en nijverheid klasse A” uit het voorgaande bestemmingsplan “Tiel Oost 1988” is aan deze voorwaarde voldaan. Van belang is daarom of het gebruik werd uitgeoefend op de peildatum.
2.5.
In het controlerapport van 23 april 2013 van een toezichthouder van de Omgevingsdienst Rivierenland worden de percelen opgedeeld in T1 (oostelijk deel) en T2 (westelijk deel). Voor T1 wordt aangegeven dat daar diverse containers met onder meer banden en velgen, aluminium en koper licht metaal, veegvuil, bouwhekwerken, kunststof en hout, restafval en een partij stalen spanten lagen opgeslagen, evenals een metaalafvalhoek met autovelgen en auto-onderdelen met een oppervlakte van 25,5 meter bij 12 meter en een hoogte van 2 tot 3 meter. Voor T2 wordt aangegeven dat daar 25 klassieke auto’s staan, 35 autowrakken, 8 containers, 3 trucks, 5 trailers, 1 kermisattractie met boot, 1 boot, 1 woonwagen, 1 autobus en 12 auto’s voor de export.
De rechtbank gaat er overigens van uit dat in het rapport per abuis de activiteiten op T1 en T2 zijn omgedraaid, gelet op de door verweerder overgelegde luchtfoto’s van maart 2013 en maart 2014. Op deze luchtfoto’s is namelijk te zien dat op het oostelijke deel van het perceel metaal en schroot wordt opgeslagen. Op het westelijke deel van het perceel staat een grote hoeveelheid auto’s en voertuigen.
2.6.
Uit deze stukken blijkt afdoende dat zowel voor als op de peildatum opslag van schroot en autowrakken plaatsvond op de percelen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat vanwege schommelingen in de voorraad het gebruik onvoldoende consistent zou zijn. Reuvers heeft ter zitting aangegeven dat oud ijzer bij een lage marktprijs wordt opgeslagen totdat de prijs weer stijgt, en dat hierdoor schommelingen in de voorraad plaatsvinden. Deze verklaring vindt de rechtbank aannemelijk. De handel in schroot wordt voorts gestaafd door de balans van 1 januari 2014.
De opslag van schroot en autowrakken valt daarom onder het gebruiksovergangsrecht.
Voor dit gebruik is geen sprake van een overtreding, zodat verweerder niet bevoegd was om hiertegen handhavend op te treden door het opleggen van een last onder dwangsom.
De beroepsgrond slaagt in zoverre.
2.7.
Met betrekking tot de sloop en demontage van auto’s overweegt de rechtbank dat uit de stukken niet blijkt dat dit gebruik op de peildatum werd uitgeoefend. Reuvers heeft ter zitting ook bevestigd dat autodemontage plaatsvindt op zijn bedrijfsperceel aan de Noorderhavenweg, en niet op de percelen aan de Vijverlaan.
Verweerder heeft dit standpunt van Reuvers niet weersproken. Dit betekent dat geen sprake is van een overtreding op dit onderdeel waartegen verweerder bevoegd is om handhavend op te treden. Aan een beoordeling van het beroep op het overgangsrecht komt de rechtbank daarom niet toe.
De beroepsgrond slaagt ook in zoverre.
Erfafscheiding
3. Op 14 juni 2016 heeft eiseres 2 drie aanvragen voor erfafscheidingen ingediend. Erfafscheiding I ziet op het bouwen van een gaashekwerk met schuifpoort, erfafscheiding II betreft een erfafscheiding met megablokken wanden en erfafscheiding III een gaashekwerk.
Verweerder heeft in het bestreden besluit – kort samengevat – overwogen dat deze erfafscheidingen niet vergunningvrij zijn op grond van artikel 2, onderdeel 12, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), zodat voor het bouwen een omgevingsvergunning is vereist. De erfafscheidingen zijn volgens verweerder voorts – vanwege de hoogte van meer dan 2 meter danwel de situering binnen een andere bestemming dan “Bedrijventerrein” – in strijd met het bestemmingsplan, zodat ook een omgevingsvergunning is vereist om af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder heeft aangegeven dat het afwijken van het bestemmingsplan een discretionaire bevoegdheid is van het college, en dat hij niet bereid is om van het recent vastgestelde bestemmingsplan af te wijken.
4. Eiseres 2 betoogt dat verweerder met toepassing van artikel 7.3, onder c, van de planregels een afwijking van het bestemmingsplan had moeten verlenen voor de erfafscheidingen omdat voldaan wordt aan de toepassingsvoorwaarden in dit artikel. Verweerder heeft volgens eiseres 2 onvoldoende gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning op dit punt is geweigerd. De motivering dat een autodemontagebedrijf ter plaatse ongewenst is kan geen stand houden gelet op het overgangsrecht, aldus eiseres 2.
4.1.
Artikel 7.3, onder c, van de planregels luidt als volgt:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.4 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.het straat- en bebouwingsbeeld;
2.de verkeersveiligheid;
3.de sociale veiligheid.
4.2.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft overwogen in de uitspraak van 20 november 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2002) is de beslissing om bouwen en gebruik in strijd met het bestemmingsplan toe te staan een discretionaire bevoegdheid van verweerder, zodat de rechter zich bij toetsing moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om het afwijkende gebruik toe te staan.
4.3.
De weigering van de omgevingsvergunningen is gebaseerd op de omstandigheid dat de erfafscheidingen voor een groot deel niet zijn gelegen binnen de bestemming “Bedrijventerrein”, maar binnen de bestemmingen “Groen” en “Verkeer”. Verweerder wil geen erfafscheidingen vergunnen welke buiten deze bestemming, en deels op gronden van de gemeente, zijn gelegen, en welke in strijd zijn met het recent vastgestelde bestemmingsplan.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit standpunt niet onredelijk.
De beroepsgrond faalt.
5. Eiseres 2 betoogt dat verweerder vanwege bijzondere omstandigheden af had moeten zien van handhavend optreden tegen de erfafscheiding. Volgens eiseres 2 kan vanwege de bedrijfsactiviteiten op het perceel een erfafscheiding niet worden gemist. Ter zitting heeft eiseres 2 voorts een beroep gedaan op het overgangsrecht.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, zie onder meer de uitspraak van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:114), verschaft een met succes gedaan beroep op het overgangsrecht voor een bouwwerk geen bouwvergunning vervangende titel en wordt het bouwwerk daardoor evenmin anderszins gelegaliseerd.
Ook als zou worden aangenomen dat het bouwovergangsrecht in het bestemmingsplan op de bouwwerken van toepassing is, blijft daarom voor het bouwen een omgevingsvergunning vereist. Omdat voor het bouwwerk geen bouw- of omgevingsvergunning is verleend, is sprake van een overtreding.
Gelet op rechtsoverweging 4 is geen sprake van concreet zicht op legalisatie. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de omstandigheid dat een erfafscheiding niet kan worden gemist voorts geen bijzondere omstandigheid om van handhaving af te zien. Eiseres kan er immers ook voor kiezen om de erfafscheiding te verlagen en te verplaatsen, zodat deze past binnen de regels voor het vergunningvrij bouwen.
De beroepsgrond faalt.
Conclusie
6. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de rechtsoverwegingen 2.6 en 2.7 is het beroep van eiseressen gegrond.
Het bestreden besluit voor wat betreft de last onder dwangsom met betrekking tot het gebruik van het perceel komt voor vernietiging in aanmerking. Het beroep is ongegrond voor zover dit is gericht tegen de last onder dwangsom met betrekking tot de erfafscheiding, en de geweigerde omgevingsvergunning.
7. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).
8. Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft de last onder dwangsom met betrekking tot de opslag van schroot en autowrakken alsmede sloop-en demontage-activiteiten, en herroept het primaire besluit op dit onderdeel;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 990;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 333 aan eiseressen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.