5.13De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Moonen. In de eerste plaats wordt daarvoor verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aangevoerde ontbindingsgronden. Voorts zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang:
a. de werknemers zijn mede overgenomen omdat zij ‘warme banden’ hadden met de klanten van Paperlinx zodat ook het klantenbestand en de daaraan gekoppelde goodwill via hen mee is overgekomen naar Moonen;
b. na de overname heeft Moonen in 2016 een aantal (ook grote) klanten herverdeeld tussen de vestigingen Zutphen en Weert, zonder dat duidelijk is geworden wat dit betekend heeft voor de omzetontwikkeling voor de afzonderlijke vestigingen (de begrippen afdeling en vestiging zullen hier door elkaar worden gebruikt);
c. Moonen stelt zich op het standpunt dat ‘Zutphen’ moest worden gesloten omdat deze afdeling verlies lijdt en de omzet achterblijft bij de door de in Zutphen werkzame medewerkers zelf vastgestelde prognoses. De door Moonen gehanteerde verlies/winstberekening van Zutphen als afzonderlijke afdeling is niet voldoende inzichtelijk en Moonen heeft niet aangetoond dat de werknemers zelf, zonder inbreng van de ondernemingsleiding, de prognoses hebben opgesteld en evenmin is de klantenherverdeling in de berekeningen betrokken. Kortom de noodzaak van de sluiting van de afdeling te Zutphen is onvoldoende (nader) onderbouwd;
d. bij een voorgenomen sluiting dient de werkgever op basis van goed werkgeverschap tevoren met de medewerkers te overleggen en dat is hier niet gebeurd. In dit geval was het voornemen al enkele maanden bekend. Zeker als de sluiting de wens van de werkgever tot overplaatsing meebrengt, is voorafgaande bekendmaking en overleg met de medewerkers van belang. Dat de sluiting een voorafgaand positief advies van de Ondernemingsraad heeft gekregen maakt het voorgaande niet anders.
e. Moonen heeft de afdeling zonder aankondiging met directe ingang gesloten. Dat er wellicht vermoedelijk een sluiting ophanden was maakt dit niet anders. De werknemers dienden binnen een paar dagen de keus te maken tussen overplaatsing en een vaststellingsovereenkomst. Zij kregen geen of nauwelijks tijd om juridisch advies in te winnen.
f. de werknemers is in geval van de overplaatsing opgelegd dat zij dienden te gaan reizen naar Weert, gelegen op een onaanvaardbare reisafstand voor woon-werkverkeer van 152 kilometer met een reistijd van 1 uur 55 minuten enkele reis. Daarbij werd weliswaar een tijdelijke gedeeltelijke tijdcompensatie en een ontoereikende reiskostenvergoeding geboden. Hieraan doet niet af dat Moonen later de voorstellen heeft aangepast en overleg heeft gezocht. De nieuwe voorstellen waren evenmin adequaat om aan de redelijke bezwaren tegemoet te komen. Het beëindigingsvoorstel bood een zeer beperkte compensatie voor het baanverlies. De werknemers dienden volgens Moonen zelf met voorstellen komen om bezwaren tegen de gevolgen van de sluiting op te lossen.
g. na de negatieve reacties van de medewerkers heeft Moonen de werknemers opgedragen de maandag erop in Weert te komen werken, bij uitblijven waarvan ontslag op staande voet zou volgen wegens werkweigering.
h. kort daarop heeft Moonen na aankondiging daadwerkelijk een loonstop doorgevoerd en deze na een vonnis in kort geding opgeheven.