ECLI:NL:RBGEL:2017:4424

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3710
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting leerlingen basisschool; belangenafweging bij leerlingenprognose

Op 25 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van leerlingen van basisschool ‘[school 1]’. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard op 16 juni 2017, voor een periode van 10 jaar, vanwege een stijging van het leerlingenaantal. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen dit besluit, vroegen de voorzieningenrechter om de vergunning te schorsen totdat het bezwaar was behandeld.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2017 hebben verzoekers hun bezwaren toegelicht, waaronder dat de tijdelijke huisvesting niet in overeenstemming zou zijn met het bestemmingsplan en dat er alternatieve locaties beschikbaar waren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de vergunning waarschijnlijk in stand zou blijven, omdat verweerder voldoende had onderbouwd dat er geen andere geschikte locaties waren en dat de noodzaak voor tijdelijke huisvesting was aangetoond. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de tijdelijke huisvesting van de school tegen de bezwaren van verzoekers en concludeert dat het belang van de school zwaarder weegt.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/3710

uitspraak van de voorzieningenrechter 25 augustus 2017

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers] , te [woonplaats] , verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf], gevestigd te [plaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2017 heeft verweerder aan de derde partij een omgevingsvergunning verleend.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2017. Van verzoekers zijn [verzoeker 1] en [verzoeker 2] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.R. Bolhuis en F.R. Koeman. Namens de derde-partij is [naam] verschenen.

Overwegingen

1. Eerst twee opmerkingen vooraf. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een (eventueel) door verzoekers in te stellen beroep. In de bijlage bij deze uitspraak is een aantal wettelijke bepalingen opgenomen.
2. Op 5 april 2017 heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een gebouw voor tijdelijke huisvesting van leerlingen van basisschool ‘ [school 1] ’. Het gebouw wordt neergezet op een perceel aan de [adres] in [plaats] . Door een stijging van het leerlingenaantal kunnen niet alle leerlingen meer gehuisvest worden in het hoofdgebouw van de school. Het gebouw aan de [adres] voorziet in 4 klaslokalen. De groepen 7 en 8 worden er tijdelijk gehuisvest. Het gebouw ligt ongeveer 350 meter verwijderd van het hoofdgebouw van ‘ [school 1] ’.
3. Verweerder heeft bij besluit van 16 juni 2017 deze vergunning verleend voor een periode van 10 jaar. Tegen dit besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft het bezwaar in behandeling. Verzoekers willen dat gedurende de periode van de behandeling van het bezwaar deze vergunning wordt geschorst. Als de voorzieningenrechter dat verzoek inwilligt, kan de derde partij niet met de bouwwerkzaamheden beginnen. Dit verzoek om voorlopige voorziening wordt hierna door de voorzieningenrechter als volgt beoordeeld.
4. Op het perceel aan de [adres] is het bestemmingsplan “Buitengebied Lingewaard” van toepassing. Uit dit bestemmingsplan vloeit voort dat het perceel de bestemming “Sport” met “dubbelbestemming Waarde-Archeologie” heeft. Bouwen voor de tijdelijke huisvesting van de basisschool op dat perceel is daarmee in strijd. Vaak wordt de vergunning dan geweigerd. Desondanks heeft verweerder een vergunning afgegeven. Met toepassing van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) is het namelijk mogelijk van het bestemmingsplan af te wijken voor een periode van 10 jaar. Verweerder heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
5. Verzoekers betogen dat alleen kleine afwijkingen van het bestemmingsplan mogelijk zijn op grond van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor. De tijdelijke huisvesting van de basisschool aan de [adres] kan niet worden aangemerkt als een kleine afwijking, stellen verzoekers.
De voorzieningenrechter deelt deze stelling van verzoekers niet. De tekst van de genoemde wettelijke bepaling biedt geen enkel aanknopingspunt om te oordelen dat de bepaling alleen bedoeld is voor kleine afwijkingen van het bestemmingsplan. Ook in de toelichting op deze bepaling wordt niet gesproken over kleine afwijkingen. In het midden kan dus blijven of de afwijking die hier aan de orde is klein of groot is.
Het betoog van verzoekers slaagt niet.
6. Verzoekers betogen dat verweerder niet de mogelijkheid van artikel 4, onderdeel 11, van Bijlage II van het Bor voor de tijdelijke huisvesting mag benutten. Dat is in strijd met de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Lingewaard 2015. Deze Verordening voorziet in een spoedprocedure die had moeten worden gevolgd, aldus verzoekers.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Verordening geen betrekking heeft op het verlenen van een vergunning voor het bouwen. Deze vergunning heeft derde partij nodig om in de tijdelijke huisvesting van leerlingen van “ [school 1] ” te kunnen voorzien. De Verordening staat niet in de weg aan het verlenen van deze vergunning. Het betoog van verzoekers slaagt niet.
7. Verzoekers zijn van mening dat de capaciteitsbehoefte niet groter is dan 2 lokalen voor het schooljaar 2017-2018 en dat naar verwachting de behoefte weer snel zal afnemen. Daarmee vervalt de noodzaak voor het realiseren van de tijdelijke huisvesting aan de [adres] voor de periode van 10 jaar, aldus verzoekers.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
De aanvraag omgevingsvergunning is gebaseerd op een in 2015 opgestelde leerlingenprognose. Verwacht wordt dat het aantal leerlingen het komende jaar nog wat verder zal toenemen maar dat al vrij snel daarna het aantal leerlingen weer zal afnemen, aldus deze prognose. Op de zitting bleek dat er een meer recente prognose is, opgesteld in 2017. Volgens deze prognose zal het leerlingenaantal van “ [school 1] ” oplopen naar 500 en zal dat aantal ook zo een tijdje blijven. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het hoofgebouw van [school 1] 400 leerlingen kan huisvesten. Inmiddels heeft de school 450 leerlingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder hiermee de noodzaak voor de tijdelijke huisvesting van leerlingen van ‘ [school 1] ’ voldoende heeft onderbouwd. Het betoog van verzoekers slaagt niet.
8 Verzoekers stellen verder dat verweerder ten onrechte niet naar alternatieve locaties heeft gekeken. Verzoekers wijzen op de locatie van “ [school 2] ”. Voor het komende schooljaar zullen de leerlingen van de groepen 7 en 8 tot de herfstvakantie op die locatie in een oud schoolgebouw worden gehuisvest. Volgens verzoekers is langere huisvesting daar mogelijk. Ook verwijzen verzoekers naar de oorspronkelijke locatie van ‘ [school 1] ’ op 300 meter van het hoofdgebouw, waar een noodgebouw aanwezig is dan wel een nieuw tijdelijk gebouw zou kunnen worden gerealiseerd.
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het oude schoolgebouw van “ [school 2] ” na de herfstvakantie gebruikt zal worden door andere scholen. Die scholen hebben tijdelijk onderdak nodig in verband met renovatie van die scholen. “ [school 2] ” kan niet geschikt worden gemaakt voor opvang van de leerlingen van “ [school 1] ”. Voor langdurige opvang moeten daar dure voorzieningen worden getroffen. Na het gebruik door de andere scholen, die maar voor korte tijd in dat oude schoolgebouw zullen zitten, zal “ [school 2] ” worden afgebroken. Renovatie is te kostbaar.
Wat betreft de oorspronkelijke locatie van ‘ [school 1] ’ heeft verweerder verklaard dat deze locatie in eigendom is van het Bouwfonds die de grond niet wil verkopen aan de gemeente. Het is dus niet mogelijk daar leerlingen tijdelijk te huisvesten.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat er geen andere geschikte locatie aanwezig is voor de tijdelijke opvang van leerlingen van “ [school 1] ”. Het betoog van verzoekers slaagt niet.
9. Verzoekers vrezen overlast van de school, zoals hangjongeren, geluidsoverlast, parkeerproblemen en aantasting van de Blauwe Wig. Verweerder heeft geen concrete toezeggingen gedaan om mogelijk toekomstige problemen te voorkomen.
Verweerder stelt zich op het volgende standpunt. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op een afstand van 60 meter van de tijdelijke huisvesting. Er wordt dus ruim voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Deze richtafstand komt uit de Handreiking bedrijven en milieuzonering. Nu er sprake is van 4 lokalen zal de verkeersintensiteit op de [adres] in heel beperkte mate toenemen. De [adres] is een vrij verkeersluwe straat, die met name slechts gebruikt wordt door bestemmingsverkeer. Het is maar zeer de vraag of overlast door de tijdelijke huisvesting zal ontstaan. Dat is geheel onzeker. Daarom kunnen er nu geen toezeggingen worden gedaan.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Enerzijds is er het belang van de tijdelijke huisvesting van de school. Anderzijds is er het belang van verzoekers die hinder en overlast vrezen. Verweerder heeft op een goede en inzichtelijke wijze deze belangen tegen elkaar afgewogen. Het is goed te verdedigen dat verweerder het belang van de tijdelijke huisvesting van de school laat voorgaan. Het betoog van verzoekers slaagt niet.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit bij de beslissing op bezwaar waarschijnlijk in stand zal blijven. Daarom zal hij het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van W.C. Knoester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 25 augustus 2017.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Bijlage
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo – voor zover hier van belang – is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Ingevolge artikel 2.23, eerste lid, van de Wabo kan in een omgevingsvergunning voor een voortdurende activiteit worden bepaald dat zij, voor zover zij betrekking heeft op die activiteit, geldt voor een daarbij aangegeven termijn.
Ingevolge artikel 2.23, tweede lid, van de Wabo kunnen bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van activiteiten als bedoeld in het eerste lid categorieën gevallen worden aangewezen waarin in de omgevingsvergunning wordt bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij aangegeven termijn. Bij de maatregel kan ten aanzien van die termijn worden bepaald:
o a. een maximum gedurende welke deze kan gelden, of
o b. in welke categorieën gevallen deze kan worden verlengd.
Ingevolge artikel 4, onderdeel elf, van bijlage II bij het Bor komt, voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, in aanmerking ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar