Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 maart 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 8 juni 2017
- de akte na comparitie van [eiser]
- de akte van Thoma
- de antwoordakte van [eiser]
- de antwoordakte van Thoma.
2.De feiten
“9. Fiscaliteit”het volgende opgenomen:
[eiser]
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
brutoontvangt, terwijl [eiser] bij het afsluiten van de verzekering ervan uitging dat de uitkering
nettozou zijn.
“Op basis van een inventarisatie van uw financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid u [kan[ adviseren over producten die passen bij uw persoonlijke situatie.”(zie 2.6 slot)
“U kunt maximaal € 2.500 per maand verzekeren, namelijk (…). Als het totaal verzekerd maandbedrag hoger is dan € 1.250 is een onderbouwing van het verzekerd bedrag noodzakelijk. Bij aanvraag wordt een kopie van de koop- of huurovereenkomst of een jaaropgave van de hypotheekverstrekker gevraagd”gesteld dat hieruit kan worden opgemaakt dat [eiser] zonder enige beperking tot maximaal een bedrag van € 1.250,00 - de rechtbank begrijpt: bruto - per maand had kunnen verzekeren. Aangezien [eiser] met zijn aanvraag al was geaccepteerd door Aegon, was hij ook geaccepteerd bij een hoger verzekerd maandbedrag tot maximaal € 1.250,00 bruto. Thoma heeft het causaal verband tussen de toerekenbare tekortkoming en de gestelde schade betwist. Volgens Thoma zou [eiser] geen woonlastenverzekering hebben afgesloten tegen een twee keer zo hoge premie, terwijl bovendien Aegon de verplichting tot een hogere uitkering niet had willen accepteren gelet op de medisch belaste situatie van [eiser] in de vorm van MS. [eiser] heeft deze stellingen van Thoma betwist.
6.De beslissing
20 september 2017voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 5.15, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,