ECLI:NL:RBGEL:2017:4617

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
8 september 2017
Zaaknummer
05/800004-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van moeder wegens mishandeling van haar kinderen

Op 7 september 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder, die werd beschuldigd van de mishandeling van haar twee dochters, geboren in 2005 en 2006. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van meer dan drie jaar haar dochters heeft mishandeld. De mishandelingen bestonden uit slaan en schoppen, vooral wanneer de kinderen niet luisterden of huishoudelijke taken niet goed uitvoerden. De oudste dochter werd bovendien ook geschopt. De rechtbank stelde vast dat de verdachte een onveilige thuissituatie voor haar kinderen had gecreëerd, terwijl zij juist behoefte hadden aan zorg en veiligheid. De verdachte heeft geen hulp gezocht, is niet verschenen op de zittingen en heeft niet meegewerkt aan het onderzoek naar haar persoon. Gezien de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats had, oordeelde de rechtbank dat een forse gevangenisstraf noodzakelijk was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank benadrukte dat de mishandelingen ernstige gevolgen voor de kinderen kunnen hebben, zowel op korte als lange termijn.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/800004-17
Datum uitspraak : 7 september 2017
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens,
laatst bekende verblijfplaats: [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. E.J. Verster, advocaat te Zutphen (niet bepaaldelijk gemachtigd).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 januari 2016 in de gemeente Brummen en/of Dieren, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , zijnde haar kind, heeft mishandeld, door haar te slaan en/of te stompen
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of te armen en/of de rug, althans het lichaam en/of te schoppen op/tegen de benen en/of haar in de schuur te laten slapen;
2.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 januari 2016 in de gemeente Brummen en/of Dieren, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , zijnde haar kind, heeft mishandeld, door haar te slaan en/of te stompen
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of te armen en/of de rug, althans het lichaam en/of te schoppen op/tegen de benen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 17 november 2015 werd in de schoolklas van [slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’) naar een film over kindermishandeling gekeken. De presentatrice vroeg: “word jij ook weleens mishandeld?’’ [slachtoffer 1] stak toen haar vinger op. Na een gesprek tussen [slachtoffer 1] en de lerares is er een zorgmelding naar de Raad voor de Kinderbescherming gestuurd. De heer [naam 1] van de Raad voor de Kinderbescherming heeft op 17 februari 2016, namens [slachtoffer 1] en haar zusje [slachtoffer 2] (hierna: ‘ [slachtoffer 2] ’), aangifte gedaan van mishandeling. Daarop is er een onderzoek gestart. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij voornamelijk werden geslagen en geschopt door hun moeder en stiefvader als zij klusjes in huis of op de zaak niet goed deden.
Verdachte is op 8 september 2016 aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde mishandelingen, met uitzondering van het onder 1 ten laste gelegde dat verdachte [slachtoffer 1] in de schuur heeft laten slapen. De officier van justitie heeft de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. De officier van justitie stelt dat er naar haar mening sprake is geweest van medeplegen door de stiefvader [naam 2] , ondanks dat de rechtbank [naam 2] daarvan heeft vrijgesproken. Tegen dat vonnis is door het Openbaar Ministerie hoger beroep aangetekend.
Beoordeling door de rechtbank
[naam 1] , werkzaam bij de Raad van de Kinderbescherming, heeft aangifte gedaan van mishandeling en het daarbij verwaarlozen van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , en [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] . In 2013 zijn er zorgen gemeld van de basisschool naar Bureau Jeugdzorg en het Bureau Jeugdzorg heeft het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) ingeschakeld. Het AMK heeft de basisschool geadviseerd en het dossier gesloten. In november 2015 was er bij de basisschool in Brummen een item over kindermishandeling. [slachtoffer 1] is toen gaan praten en heeft tegen de juf verteld dat zij werd geslagen door haar stiefvader en haar moeder. Zij mocht daar niet over praten. Op 26 januari 2016 heeft de Raad voor de Kinderbescherming op school een gesprek gehad met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , die toen bevestigd hebben dat er sprake was van mishandeling, huiselijk geweld en verwaarlozing. De kinderen zijn toen per direct uit huis geplaatst. [2]
[naam 3] heeft verklaard dat zij lerares is op de basisschool te Brummen. De eerste zorgen rondom [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren er toen zij in Brummen op school kwamen. Zij kwamen al als zorgleerlingen binnen omdat zij niet op niveau waren. [slachtoffer 2] vertelde toen al wel eens dat zij veel in huis moesten doen en dat zij soms een tik voor haar hoofd kreeg van haar moeder. [3]
Tijdens het studioverhoor heeft [slachtoffer 1] gedetailleerd verklaard, zoals hierna zakelijk is weergegeven. Zij heeft verklaard zij door haar moeder is geschopt en geslagen. Als zij de kast verkeerd inruimde werd zij door haar moeder op het achterhoofd geslagen. Ging de was niet goed dan werd zij op haar rug geslagen. Zij is sowieso tien keer geslagen. Dat was ’s ochtends bij de wasmachine, ’s-middags bij het schoonmaken van de kasten en ’s-middags bij het aanzetten van de droger. Eén jaar geleden (verhoor op 21 juni 2016), in augustus, is zij op zolder in Brummen twee keer geschopt omdat zij de verkeerde knop van de ketel had omgezet. Haar moeder trapte haar toen met de hak op het bovenbeen, waardoor zij daarna niet kon slapen van de pijn. Zij denkt dat haar zus [slachtoffer 2] twee tot drie keer heeft gezien dat zij geslagen werd. Twee keer op haar achterhoofd en een keer op de rug. Als zij eten ging koken zei haar moeder dat zij de pan op het achterste fornuis moest zetten. Toen zij dat niet deed, sloeg moeder haar met vlakke hand op de rug. [slachtoffer 2] zei daar iets van en toen kreeg [slachtoffer 2] een klap. [slachtoffer 1] heeft gezien dat [slachtoffer 2] een keer door moeder recht in haar gezicht is geslagen toen [slachtoffer 2] de wc moest schoonmaken. [4]
Tijdens het studioverhoor heeft [slachtoffer 2] gedetailleerd verklaard, zoals hierna
zoals hierna zakelijk is weergegeven. Zij heeft verklaard dat zij niet weet hoe vaak zij door moeder is geslagen. Het gebeurde in Brummen. Haar moeder sloeg vaak op haar arm. Zij heeft wel eens gezien dat [slachtoffer 1] in de keuken een tikje kreeg van moeder toen zij bij het gasfornuis stonden. [5]
Verdachte heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij in 2012 met [naam 2] is getrouwd. Hij kon op het ene moment een wereldgozer zijn op het andere moment stond er een ander. Hij kon dan agressief zijn en schelden en tieren. In het begin was het leuk, maar later helemaal niet. Zij ging dingen voor hem verzwijgen, onder andere dat [slachtoffer 2] in bed had geplast. De kinderen haalden zelf het beddengoed af en stopten dat in de wasmachine zodat hij dat niet kon zien. Als zij een slechte dag had dan stond zij zelf ook meer te knetteren. De kinderen moesten van haar zelf de kamer opruimen, de was opruimen in de wasmand en de hond uitlaten. Daarna moesten de kinderen om de dag de afwas met haar doen. Als zij een slechte dag had was zij feller tegen de kinderen. Zij heeft [slachtoffer 2] wel eens bij de arm beetgepakt. Het bij de arm vastpakken deed zij stevig. [6]
Zij heeft haar dochters wel eens een schop onder hun kont gegeven, bij de arm gepakt en een tik op het achterhoofd gegeven. Zij heeft wel eens een klap op het achterhoofd van [slachtoffer 1] gegeven omdat [slachtoffer 1] de was niet op de goede manier in de kast had gelegd. Toen [slachtoffer 1] een keer een pan niet goed op het fornuis had gezet, heeft zij haar een tik gegeven. Dat kan op de rug zijn geweest. Zij heeft [slachtoffer 2] misschien wel een tik van achteren gegeven toen zij de wc verkeerd schoonmaakte. Zij greep [slachtoffer 2] ook wel eens bij haar arm, maar dat was niet slaan. [7]
[naam 4] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij elke week op vrijdag in de woning van haar zoon en verdachte was. Verdachte mepte van zich af in de omgang met haar kinderen en had kort lontje. Zij heeft ongeveer een jaar geleden (verhoor op 29 juli 2016) in de avond meegemaakt dat [slachtoffer 1] een grote mond gaf en naar buiten liep. Zijzelf is toen ook naar buiten gelopen en zag [slachtoffer 1] met rode wangen. Zij dacht dat dat kwam van klappen op de wangen. Verdachte zei dat [slachtoffer 1] in de schuur moest slapen. Verdachte gooide het dekbed in de schuur. Dit deed [slachtoffer 1] pijn en [slachtoffer 1] begon nog harder te huilen. Verdachte sloeg haar toen meermalen in het gezicht. Verdachte sloeg wel vaak of zij trapte de kinderen. Zij sloeg dan vaak in het gezicht van de kinderen. De hand ging dan heen en weer waardoor er meerdere klappen vielen. [slachtoffer 1] werd vaker geslagen dan [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] heeft haar zelf verteld dat zij werden mishandeld. [slachtoffer 1] zat steeds onder de blauwe plekken. [8]
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde mishandelingen heeft begaan.
De rechtbank overweegt verder het volgende.
-
Ten aanzien van de handelingen
De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij in de ten laste gelegde periode door haar moeder is geschopt, vindt geen (directe) bevestiging in een ander bewijsmiddel. De rechtbank twijfelt echter niet aan de verklaring van [slachtoffer 1] hierover. In de eerste plaats niet omdat zij een gedetailleerde beschrijving geeft van hoe het schoppen in zijn werk ging. Daarnaast wordt haar verklaring op belangrijke onderdelen door de verklaring van verdachte zelf ondersteund. Bijvoorbeeld als het gaat om de tik op het achterhoofd die zij kreeg als zij de kast niet goed inruimde of als er iets mis ging bij het eten koken. Tot slot heeft getuige [naam 4] verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] vaker heeft geschopt.
- De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte daadwerkelijk haar dochter [slachtoffer 1] in de schuur heeft laten slapen. De verklaringen hierover zijn te onbepaald. Verdachte zal van dit deel van het onder 1 ten laste gelegde feit vrijgesproken worden.
-
Met betrekking tot de pleegperiode.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] valt niet op te maken wanneer de mishandelingen door verdachte (exact) zijn begonnen. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat zij in 2012 met [naam 2] is getrouwd, dat het in het begin leuk was, maar later helemaal niet en dat zij toen dingen voor verdachte ging verzwijgen.
Uit de aangifte door [naam 1] voornoemd blijkt dat er in 2013 al zorgen waren gemeld vanuit de basisschool in Brummen. Dit vindt bevestiging in de verklaring van de getuige [naam 3] voornoemd, die heeft verklaard dat de eerste zorgen rondom [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] er al waren toen zij in Brummen op school kwamen en dat [slachtoffer 2] toen al wel eens vertelde dat zij veel in huis moesten doen en dat zij soms een tik voor haar hoofd kreeg van haar moeder. De rechtbank acht bewezen dat de ten laste gelegde mishandelingen ook al in 2013 hebben plaatsgevonden.
-
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat ook hun stiefvader [naam 2] hen zou hebben geschopt en geslagen. Deze verklaringen worden niet voldoende ondersteund door andere verklaringen. De vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en grootmoeder (vz), de broer en moeder van de stiefvader en een aantal van zijn vrienden en collega’s hebben nooit gezien dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zou hebben geschopt of geslagen. De verklaring van [slachtoffer 2] dat [naam 2] [slachtoffer 1] overal sloeg is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek. De vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij slechts vermoedde dat [naam 2] [slachtoffer 2] heeft geslagen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [naam 2] [slachtoffer 1] op het achterhoofd sloeg toen ze vijf jaar oud was, maar dit incident valt buiten de tenlastegelegde periode. Zij heeft ook verklaard dat zij [naam 2] twee keer op het achterhoofd van [slachtoffer 2] heeft zien slaan, maar deze verklaring is – wat betreft het tijdstip – eveneens onvoldoende specifiek om het ten laste gelegde medeplegen van mishandeling bewezen te achten.
[naam 2] heeft zelf verklaard dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wel eens een tikje of een zachte schop onder hun kont heeft gegeven als zij niet luisterden, maar deze handelingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard niet als mishandeling worden aangemerkt. Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat [naam 2] schuldig is aan het medeplegen van de mishandelingen door niet in te grijpen. Uit het dossier is de rechtbank gebleken dat [naam 2] vele uren doorbracht op zijn zaak en daardoor niet vaak thuis was om zich te bemoeien met het gedrag van verdachte en haar kinderen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
een of meerverschillende tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 26 januari 2016 in de gemeente Brummen
en/of Dieren,
althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , zijnde haar kind, heeft mishandeld, door haar te slaan
en/of te stompen
in/op/tegen het gezicht/hoofd
en/of te armenen/of de rug,
althans het lichaamen/of te schoppen
op/tegen de benen en/of haar in de schuur te laten slapen;
2.
zij op
een of meerverschillende tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 26 januari 2016 in de gemeente Brummen
en/of Dieren,
althans in Nederland,(telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , zijnde haar kind, heeft mishandeld, door haar te slaan
en/of te stompen
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of de armen
en/of de rug, althans het lichaam en/of te schoppen op/tegen de benen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 telkens:
Mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden onvoorwaardelijk.
Ter toelichting op de eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, naar haar mening, samen met de medeverdachte haar kinderen gedurende een lange periode stelselmatig heeft mishandeld. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte een onmachtige moeder is. Omdat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan een voorlichtings-rapport heeft de officier van justitie hier bij haar eis geen rekening mee kunnen houden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte haar kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende een zeer lange periode stelselmatig heeft mishandeld. Verdachte heeft haar kinderen ondanks hun jeugdige leeftijd veel huishoudelijke taken opgedragen, zodat de kinderen vrijwel geen tijd hadden om te spelen. Als die taken in haar ogen niet goed werden uitgevoerd of de kinderen niet wilden luisteren heeft zij niet geschroomd haar kinderen uit te schelden en hen te fysiek te mishandelen door hen te slaan en door haar oudste dochter ook te schoppen. Zij heeft daardoor voor de kinderen een zeer onveilige thuissituatie gecreëerd, terwijl de kinderen juist daar veilig zouden moeten zijn. Dit zal voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zeer ingrijpend zijn geweest. Het is bovendien algemeen bekend dat dit ook op lange termijn nog nadelige gevolgen voor hen kan hebben. Een gevangenisstraf is naar oordeel van de rechtbank voor dit soort feiten passend en geboden.
Verdachte heeft geen medewerking willen verlenen aan onderzoek naar haar persoon zodat de rechtbank de mate van toerekenbaarheid van verdachte niet kan bepalen.
Anderzijds laat de rechtbank meewegen dat dit een eerste keer is dat verdachte voor dit soort feiten in aanraking komt met politie en justitie en dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat verdachte kwetsbaar is. Ook komt daaruit naar voren dat verdachte onvoldoende bij machte is om te bepalen hoe zij met haar kinderen dient om te gaan om en dat zij niet in staat is hen een normale en veilige opvoeding te bieden. Dit maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden zoals geëist een te forse straf vindt voor verdachte. Daar komt bij dat de rechtbank anders dan de officier van justitie het medeplegen niet bewezen vindt en ook dat leidt tot een lagere straf dan geëist.
Alles overwegende zal de rechtbank de hoogte van de gevorderde gevangenisstraf overnemen, maar zal zij een gedeelte daarvan, groot zes maanden, voorwaardelijk opleggen. De rechtbank vindt een gedeeltelijk voorwaardelijke straf van belang om recidive te voorkomen. Het valt namelijk niet uit te sluiten dat verdachte op enig moment weer uitgebreider contact met haar kinderen zal krijgen. De rechtbank stelt de duur van de proeftijd op 3 jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Vermeulen (voorzitter), mr. M.G.J. Post en mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 september 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016082225, gesloten op 16 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , p. 14-15
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , p. 39-44
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , p. 117-129
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 137-148
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 175-188
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 88-95
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] , p. 66-70