ECLI:NL:RBGEL:2017:4770

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
5530691/cv expl 16-18325
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van beheerder van bedrijfspand en de gevolgen voor de huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de vraag centraal of Ten Have B.V. als opvolgend verhuurder kan worden aangemerkt na het faillissement van de eerdere beheerder van het bedrijfspand. De procedure begon met een vonnis van 5 april 2017, waarin de kantonrechter de vorderingen van Ten Have in conventie toewijsde, maar de uitvoerbaarverklaring bij voorraad aanhield. In reconventie heeft de gedaagde partij, wonende te [adres gedaagde], vorderingen ingediend tegen Ten Have, stellende dat Ten Have verantwoordelijk is voor de nakoming van de huurovereenkomst die oorspronkelijk met de gefailleerde beheerder was gesloten. De kantonrechter heeft de vorderingen van de gedaagde partij afgewezen, waarbij hij oordeelde dat er geen sprake was van contractovername door Ten Have na het faillissement van de beheerder. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen en dat de huurovereenkomst na het faillissement rechtstreeks tussen Ten Have en de gedaagde partij was gesloten. De kantonrechter heeft het vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5530691 \ CV EXPL 16-18325 \ 474 / 450
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ten Have B.V.
gevestigd te Roosteren
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde PVU Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [adres gedaagde]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. A. Hadzic
Partijen worden hierna Ten Have B.V. en [adres gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1
Bij vonnis d.d. 5 april 2017 heeft de kantonrechter in conventie de vorderingen van Ten Have toegewezen; enkel heeft de kantonrechter de beslissing ten aanzien van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad aangehouden. In reconventie is de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [adres gedaagde] .
1.2
[adres gedaagde] heeft deze akte genomen, waarna Ten Have een antwoordakte heeft genomen.
1.3
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1
In reconventie is de kernvraag of Ten Have vanaf 2002 (het jaar waarin zij eigenares is geworden van de bedrijfsruimte in kwestie) in de relatie met [adres gedaagde] verhuurder is geweest, dan wel dat Ten Have na het faillissement van [naam 1] d.d. 31 maart 2015 het huurcontract van [naam 1] met [adres gedaagde] heeft overgenomen.
Op basis van deze beide stellingen – overigens gemotiveerd betwist door Ten Have – baseert [adres gedaagde] zijn vorderingen in reconventie, welke vorderingen hij wil verrekenen met de bij vonnis d.d. 5 april 2017 door de kantonrechter in conventie toegewezen vorderingen van Ten Have.
In de akte van [adres gedaagde] wordt nog een nadere grondslag van de gestelde aansprakelijkheid van Ten Have B.V. voor de vorderingen van [adres gedaagde] in reconventie geformuleerd. Ten Have is volgens [adres gedaagde] , ook al heeft [naam 1] gedurende 13 jaar de beheersfunctie uitgevoerd en de huurpenningen van [adres gedaagde] geïnd, desalniettemin verantwoordelijk voor een juiste nakoming van de huurovereenkomst met [adres gedaagde] en dus ook (volgens [adres gedaagde] ) voor de gevolgen van de gestelde wanprestatie van [naam 1]
2.2
De kantonrechter wijst de reconventionele vorderingen van [adres gedaagde] af. [adres gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Het vonnis in conventie wordt alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Motivering
De stelling van [adres gedaagde] dat hij ervan uitgaat dat Ten Have vanaf het moment dat zij eigenaresse is geworden van het bedrijfspand in kwestie, ook verhuurster is geworden en gebleven in de relatie met [adres gedaagde] mist naar het oordeel van de kantonrechter de nodige feitelijke grondslag en is ook niet te rijmen met het vaststaande feit dat [adres gedaagde] gedurende 13 jaren aan [naam 1] de huurpenningen heeft betaald en zich ook in een eerdere procedure op het standpunt heeft gesteld dat [naam 1] verhuurster was. Aanvankelijk had [adres gedaagde] zijn pretense vordering (in reconventie) ingediend bij de curator in het faillissement van [naam 1]
De tweede stelling van [adres gedaagde] dat – na het faillissement van [naam 1] – er sprake is geweest van contractovername door Ten Have B.V. en Ten Have als opvolgend verhuurder ook kan worden aangesproken voor de tegenvordering van [adres gedaagde] , zoals geformuleerd in reconventie – [adres gedaagde] stelt dat Ten Have niet alleen de lusten, maar ook de lasten voortvloeiend uit de huurovereenkomst heeft overgenomen – mist eveneens de nodige grondslag.
Van contractovername is geen sprake geweest. Nadat de beheersovereenkomst van Ten Have met [naam 1] wegens het faillissement van [naam 1] was beëindigd, is er tussen Ten Have en [adres gedaagde] een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte in kwestie. Ditmaal huurt [adres gedaagde] rechtstreeks van Ten Have. Samenvattend, van contractovername met de daaraan verbonden gevolgen, zoals gesteld door [adres gedaagde] , is geen sprake geweest.
De derde stelling van [adres gedaagde] als omschreven in rechtsoverweging 2.1, 3e alinea, kan evenmin als grondslag van de vordering van [adres gedaagde] in reconventie dienen. Bij de formulering van de grondslag gaat [adres gedaagde] er ten onrechte van uit dat Ten Have verhuurster was van het bedrijfspand in kwestie, zoals de kantonrechter hiervoor heeft overwogen en beslist. Mocht [adres gedaagde] bedoeld hebben te stellen dat Ten Have aansprakelijk is voor de wanprestatie die [naam 1] jegens [adres gedaagde] , naar [adres gedaagde] stelt, heeft gepleegd, is die stelling naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat Ten Have eigenaresse is van het bedrijfspand in kwestie is in ieder geval onvoldoende.

3.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende
in conventie
3.1
verklaart het vonnis d.d. 5 april 2017 uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.2
wijst de vorderingen van [adres gedaagde] af;
3.3
veroordeelt [adres gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ten Have begroot op € 1.200,00 (salaris gemachtigde).
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2017