ECLI:NL:RBGEL:2017:4951

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 197
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ziekengeld ingevolge de Ziektewet en de rechtsgeldigheid van geluidsopnamen gemaakt tijdens spreekuur bij verzekeringsarts

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die ziekengeld ontving op basis van de Ziektewet, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had zijn ziekengeld beëindigd gekregen per 18 oktober 2016, omdat hij niet meer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 17 februari 2003 in dienst trad als autopoetser en dat hij op 14 augustus 2013 arbeidsongeschikt werd na een bedrijfsongeval. Eiser heeft zich in januari 2016 opnieuw ziek gemeld. De rechtbank heeft de medische rapporten van de ziektewetarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. Eiser betwistte de conclusie dat hij in staat was om zijn werk als medewerker tuinbouw te verrichten, en voerde aan dat zijn klachten aan de rechterhand niet adequaat waren beoordeeld.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat alle relevante klachten in de beoordeling waren meegenomen. Eiser had geen bewijs geleverd voor zijn klachten aan de rechterhand, en de rechtbank zag geen reden om de geluidsopnamen van de gesprekken met de artsen te beluisteren, omdat eiser geen toestemming had gevraagd voor het maken van deze opnamen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/197

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.A. Versteegh),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 18 oktober 2016 (hierna: datum in geding) het ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) van eiser beëindigd. Eiser wordt niet meer arbeidsongeschikt in de zin van de ZW geacht.
Bij besluit van 6 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde de heer E. van den Brink.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit volgende feiten. Eiser is op 17 februari 2003 in dienst getreden bij werkgever [werkgever] in de functie van autopoetser voor 38 uur per week.
Op 14 augustus 2013 wordt eiser arbeidsongeschikt als gevolg van een bedrijfsongeval, waarbij hij lichamelijke klachten heeft ontwikkeld.
Per 11 augustus 2015 heeft verweerder toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd, omdat eiser in staat is om, met zijn beperkingen, passende arbeid te kunnen verrichten. Daarmee wordt eiser door verweerder voor minder dan 35% arbeidsongeschikt beschouwd.
Het dienstverband tussen eiser en zijn werkgever is per 11 augustus 2015 beëindigd. Aansluitend ontvangt eiser per 11 augustus 2015 van verweerder een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW).
Eiser heeft zich met ingang van 14 januari 2016 bij verweerder ziek gemeld als gevolg van klachten van zijn nek en rechterhand. Na een val in juli 2016 zijn daar klachten van zijn linker arm, schouder en elleboog bijgekomen.
2. Verweerder heeft de beëindiging van het ziekengeld ingevolge de ZW van eiser gebaseerd op de vaststelling dat eiser op de datum in geding in staat is om zijn eigen werk, medewerker tuinbouw (één van de voor de WIA geduide functies), te kunnen verrichten. Hieraan ligt een medisch onderzoek ten grondslag.
3. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de ziektewetarts A.B. Gijzel van 30 augustus 2016 (geaccordeerd door verzekeringsarts W. Westerbeek) en 17 oktober 2016 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep R.J.J. Renders van 5 december 2016.
Ziektewetarts Gijzel heeft de dossiergegevens bestudeerd, eiser gezien op het spreekuur van 30 augustus 2016, lichamelijk onderzoek verricht en informatie opgevraagd bij en ontvangen van huisarts A. de Reus in de vorm van een brief van 10 oktober 2016, een huisartsenjournaal van 10 oktober 2016 en een brief van orthopedisch chirurg M.C. Driesprong van 19 september 2016.
Op basis van zijn onderzoeksbevindingen concludeert Gijzel dat eiser als arbeidsgeschikt te beschouwen is voor één van de geduide functies, te weten die van medewerker tuinbouw.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep Renders heeft dossierstudie verricht, eiser gezien op het spreekuur van 21 november 2016, lichamelijk onderzoek verricht en informatie opgevraagd bij en ontvangen van orthopedisch chirurg Driesprong, in de vorm van een brief van 29 november 2016.
Op basis van zijn onderzoeksbevindingen concludeert Renders dat in vergelijking met de primaire beoordeling medische informatie bekend is geworden die ten tijde van de datum in geding aanleiding geeft tot het aannemen van een lichte beperking voor kracht zetten met de linkerhand, ten gevolge van een peesontsteking van de linker duim. Daarnaast is, volgens Renders, het buigen van de linker ellenboog licht beperkt te achten tot ruim 95 graden. Een strekbeperking is niet objectiveerbaar, zodat een beperking voor reiken niet aan de orde is. Na het raadplegen van de functieomschrijving van medewerker tuinbouw concludeert Renders dat deze functie geschikt te achten is voor eiser, aangezien de genoemde beperkingen hierin niet voorkomen.
4. Eiser is van oordeel dat verweerder zijn klachten en beperkingen heeft onderschat. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte geen beperkingen vastgesteld voor zijn klachten aan zijn rechterhand. Uit geluidsopname die eiser van de gesprekken met ziektewetarts Gijzel en verzekeringsarts bezwaar en beroep Renders heeft gemaakt, blijkt dat hij de klachten aan zijn rechterhand wel heeft genoemd.
Volgens eiser is hij, gelet op zijn klachten en beperkingen, niet in staat om de geduide functies te kunnen verrichten.
5. De rechtbank is, anders dan eiser, van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten de klachten van de linker elleboog, linker onderarm, klachten van de handen, rechterschouder en nekklachten, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit het lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector, te weten de ongedateerde informatie van fysiotherapeut B. v.d. Weide, neuroloog R.H.M. Felt van 21 augustus 2013, fysiotherapeut J. Ottens van 25 oktober 2013, huisarts A. de Reus van 21 augustus 2013, 25 september 2013, 10 oktober 2016, neuroloog C.C. Staatsen van 2 januari 2014 en 15 augustus 2016, het neuropsychologisch onderzoek van 15 juli 2014, neuroloog M. Smidt van 3 maart 2015, chirurg J.M.A. Ketel van 15 juli 2016, orthopedisch chirurg M.C. Driesprong van 19 september 2016 en 29 november 2016 en het medicatieoverzicht van 31 oktober 2016. Er is geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings)artsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat uit de, in het dossier, aanwezige informatie niet kan worden afgeleid dat eiser onder behandeling is voor zijn klachten aan zijn rechterhand of dat na onderzoek door een huisarts en/of specialisten medisch objectiveerbare beperkingen voor de rechterhand zijn vastgesteld.
Eiser heeft deze rechterhandklachten ook niet benoemd in zijn bezwaarschrift van 24 oktober 2016. Ook tijdens de zitting heeft eiser niet aangegeven onder behandeling te staan voor de klachten aan zijn rechterhand.
De rechtbank stelt vast dat eiser de geclaimde klachten aan zijn rechterhand niet met nadere bewijsstukken, bijvoorbeeld brieven van specialisten, heeft onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee in het midden blijven of eiser de klachten aan zijn rechterhand benoemd heeft tijdens de spreekuren bij ziektewetarts Gijzel en verzekeringsarts bezwaar en beroep Renders.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om ziektewetarts Gijzel als getuige op te roepen of om de, door eiser, van de gesprekken met Gijzel en verzekeringsarts bezwaar en beroep Renders gemaakte geluidsopnamen te beluisteren.
Daarbij overweegt de rechtbank onder meer dat niet is gebleken dat eiser voor het maken van deze opnamen vooraf toestemming aan Gijzel en/of Renders heeft gevraagd of melding heeft gemaakt dat hij van de gesprekken opnamen zou gaan maken.
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat de geschiktheid van eiser voor de functie van medewerker tuinbouw op de datum in geding in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiser geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
Verzekeringsarts Renders had naar, het oordeel van de rechtbank, uit de Resultaat
functiebeoordeling van 6 augustus 2015 een voldoende duidelijk beeld van de aard en
zwaarte van de maatgevende arbeid (onder meer de functie van medewerker tuinbouw).
De rechtbank is van oordeel dat Renders voldoende heeft gemotiveerd waarom de
maatgevende arbeid, ook met de door hem toegevoegde beperkingen ten aanzien van kracht
zetten met de linkerhand en buigen van de linkerhand tot 95 graden, passend te achten is
voor eiser. Verweerder heeft, naar het oordeel van de rechtbank, op goede gronden besloten
van een arbeidskundig onderzoek af te zien.
7. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht de functie van medewerker tuinbouw te verrichten.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Peters, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.