Op 2 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Duitsland, die verdacht werden van witwassen. De zaak was aanhangig gemaakt door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland. De verdachten werden op 17 april 2015 gecontroleerd in een internationale trein vanuit München, waar zij een contant geldbedrag van € 18.500,- bij zich hadden. De controleurs merkten op dat een van de verdachten, [medeverdachte 1], lichamelijke kenmerken vertoonde die konden wijzen op drugsgebruik, en hij had een strafblad voor handel en bezit van verdovende middelen. Tijdens het verhoor gaven de verdachten wisselende en tegenstrijdige verklaringen over de herkomst van het geld.
De rechtbank oordeelde dat er een vermoeden van witwassen was, maar dat de legale herkomst van het geld niet met voldoende zekerheid kon worden uitgesloten. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van de verdachten over hun inkomsten en spaargeld niet waren weerlegd door het openbaar ministerie, en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat het bewijs dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf ontbrak, en sprak de verdachten vrij van de ten laste gelegde feiten. Tevens gelastte de rechtbank de teruggave van de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachten.