ECLI:NL:RBGEL:2017:5080

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
05/880668-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van twee mannen uit Duitsland in een witwaszaak wegens onvoldoende bewijs van criminele herkomst van geldbedrag

Op 2 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Duitsland, die verdacht werden van witwassen. De zaak was aanhangig gemaakt door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland. De verdachten werden op 17 april 2015 gecontroleerd in een internationale trein vanuit München, waar zij een contant geldbedrag van € 18.500,- bij zich hadden. De controleurs merkten op dat een van de verdachten, [medeverdachte 1], lichamelijke kenmerken vertoonde die konden wijzen op drugsgebruik, en hij had een strafblad voor handel en bezit van verdovende middelen. Tijdens het verhoor gaven de verdachten wisselende en tegenstrijdige verklaringen over de herkomst van het geld.

De rechtbank oordeelde dat er een vermoeden van witwassen was, maar dat de legale herkomst van het geld niet met voldoende zekerheid kon worden uitgesloten. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van de verdachten over hun inkomsten en spaargeld niet waren weerlegd door het openbaar ministerie, en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat het bewijs dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf ontbrak, en sprak de verdachten vrij van de ten laste gelegde feiten. Tevens gelastte de rechtbank de teruggave van de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880668-15
Datum uitspraak : 2 oktober 2017
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 18 september 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2015, te (gemeente) Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (in totaal EURO 18.500,00), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (in totaal EURO 18.500,00) of, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

2.Vrijspraak

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het medeplegen van opzettelijk witwassen wettig en overtuigend bewezen gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Beoordeling door de rechtbank
Om te beoordelen of in onderhavige zaak sprake is van medeplegen van witwassen, acht de rechtbank het navolgende van belang.
Het toetsingskader dat voor de beoordeling in soortgelijke (witwas)zaken wordt gehanteerd, wordt binnen de jurisprudentie als volgt omschreven.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat er sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
[verdachte] en [medeverdachte 1] werden gecontroleerd in een internationale trein vanuit München. Ze hadden in totaal een contant geldbedrag van € 18.500,- bij zich. De controleurs zagen bij [medeverdachte 1] lichamelijke kenmerken die zij ambtshalve herkenden als kenmerken die passen bij drugsgebruik. Voorts bleek bij navraag bij de Duitse politiesystemen dat [medeverdachte 1] onder meer veroordeeld was voor handel en bezit van verdovende middelen. [medeverdachte 1] en [verdachte] werden daarop verhoord over de vraag wat zij in Nederland kwamen doen. Zij verklaarden hierop wisselend en onderling tegenstrijdig.
De rechtbank concludeert dat vorenstaande zonder meer een vermoeden van witwassen oplevert.
[verdachte] en [medeverdachte 1] werden ook verhoord over de herkomst van het geld. Zij verklaarden beiden over de maandelijkse inkomsten die zij genereerden. Ook verklaarden zij dat een gedeelte van het geld spaargeld van henzelf was en dat het overige gedeelte geleend was van onder meer familieleden. De rechtbank heeft moeten vaststellen dat op deze informatie niet verder is gerechercheerd, ondanks de opmerking van [verdachte] dat hij via zijn e-mail adres bewijsstukken aan kon leveren over de herkomst van het geld en ondanks de opmerking van [medeverdachte 1] dat hij bankafschriften kon tonen om zijn verklaring te ondersteunen.
De rechtbank is van oordeel, gelet op vorenstaande, dat de legale herkomst van het geldbedrag niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten. De herkomst van het geld zoals verklaard door [verdachte] en [medeverdachte 1] wordt immers niet weersproken door de bewijsmiddelen uit het dossier, ook niet door bijvoorbeeld de tapgesprekken.
Het had op de weg van het openbaar ministerie gelegen om nader onderzoek te doen naar de vermeende leningen respectievelijk inkomsten, zodat de legale herkomst van het geldbedrag met voldoende mate van zekerheid uitgesloten zou kunnen worden. Dit is onvoldoende gebeurd.
Hetgeen door het openbaar ministerie als bewijsmateriaal is gepresenteerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toereikend om de verschillen en de inconsistenties in de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] op te vatten als een onvoldoende weerlegging van het bewijsvermoeden van witwassen. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat het geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank zal [verdachte] en [medeverdachte 1] derhalve vrijspreken van het hen ten laste gelegde feit.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat er eveneens geen concrete feiten en omstandigheden uit het dossier zijn gebleken waaruit volgt dat sprake was van een herkomst uit eigen misdrijf.
Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen nog niet teruggegeven geldbedragen, te weten:
  • geld 23 stuks 100,00 euro biljetten (PL2700-15-032343-12);
  • geld 134 stuks 50,00 euro biljetten (PL2700-15-032343-13);
overweegt de militaire kamer dat deze dienen te worden teruggegeven aan degene bij wie het in beslag is genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
 gelast teruggave aan degene bij wie het in beslag is genomen van de in beslag genomen geldbedragen, te weten:
  • geld 23 stuks 100,00 euro biljetten (PL2700-15-032343-12);
  • geld 134 stuks 50,00 euro biljetten (PL2700-15-032343-13).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. J.B.J. Driessen en
mr. H.C.M. Snellen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 oktober 2017.