In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, die een omzettingsvergunning heeft verleend voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in vijf onzelfstandige woonruimtes voor studenten. Eisers, bewoners van een naastgelegen pand, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij vrezen voor een ontoelaatbare inbreuk op de leefbaarheid in hun omgeving. De rechtbank Gelderland heeft op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de vergunningverlening niet zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op de leefbaarheid. De eisers hebben aangevoerd dat de vergunninghouder niet in de buurt woont en dat dit toezicht op de naleving van de leefbaarheidseisen bemoeilijkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college, ondanks het motiveringsgebrek, de vergunning kon verlenen op basis van het leefbaarheidsonderzoek dat na de indiening van het beroep is overgelegd. Dit onderzoek toonde aan dat er geen significante klachten waren over de leefbaarheid in de wijk.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat het griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank heeft benadrukt dat de besluitvorming moet voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en kenbaarheid, en dat de motivering van besluiten helder moet zijn voor betrokkenen. De eisers hebben niet aangetoond dat de conclusies van het college onjuist waren, en de rechtbank heeft de argumenten van eisers verworpen.