ECLI:NL:RBGEL:2017:5380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
5630651 \ CV EXPL 17-336 \ 474 \ 28195
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onmiddellijke beëindiging van een Payment Facilitator overeenkomst en blokkering van transactieverwerking van debetkaarten

In deze zaak vordert eiser, een juwelier, schadevergoeding van CCV Group B.V. na de onmiddellijke beëindiging van hun Payment Facilitator overeenkomst. De overeenkomst werd beëindigd op basis van vermoedens van fraude, waarbij CCV stelde dat eiser onvoldoende meewerkte aan fraudeonderzoeken. Eiser had de overeenkomst in 2014 gesloten, waarbij CCV verantwoordelijk was voor de verwerking van zijn betaaltransacties. De beëindiging vond plaats na twee onderzoeken naar verdachte transacties, waarbij eiser niet de benodigde informatie had verstrekt. De kantonrechter oordeelt dat CCV gerechtigd was de overeenkomst te beëindigen op grond van de algemene voorwaarden, die CCV de mogelijkheid gaven om de overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst te ontbinden bij niet-nakoming van verplichtingen door eiser. De rechter concludeert dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij schade heeft geleden en dat CCV niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5630651 \ CV EXPL 17-336 \ 474 \ 28195
uitspraak van 20 september 2017
vonnis
in de zaak van
[eiser]
[woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. B. van den Berg
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CCV Group B.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
vertegenwoordigd door mr. J.A. Vaillant
Partijen worden hierna [eiser] en CCV genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij tussenvonnis d.d. 8 februari 2017 is een comparitie van partijen bepaald.
1.2.
Ter zitting d.d. 3 mei 2017 zijn beide partijen voor de kantonrechter verschenen. Zij hebben de kantonrechter de nodige inlichtingen verstrekt. Verwezen wordt naar de aantekeningen die de griffier van de comparitie heeft gemaakt en het verkort proces-verbaal d.d. 3 mei 2017. CCV is na de zitting in de gelegenheid gesteld om de chronologie in de aanloop alsmede de correspondentie voorafgaand aan de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen op 28 juli 2015 te verduidelijken. CCV heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en heeft diverse e-mails overgelegd, onderverdeeld in onderzoek 1 (vanaf 2 februari 2015 tot en met 9 februari 2015) en onderzoek 2 (vanaf 2 juli 2015 tot en met 29 juli 2015). [eiser] heeft vervolgens een antwoordakte genomen.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een juwelierszaak. In 2014 komen partijen overeen dat de betaaltransacties van het pinautomaat van [eiser] via het CCV netwerk worden verwerkt, een zogeheten Payment Facilitator overeenkomst. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden Transport en Verwerking Debetkaartbetalingen van toepassing. In deze algemene voorwaarden wordt [eiser] Acceptant genoemd en wordt CCV PF genoemd. De van belang zijnde artikelen luiden als volgt:
5.1
PF zal op eigen initiatief, of in opdracht van de Acquiring Bank, of de Acquiring Bank zal zelf, in specifieke situaties noodmaatregelen kunnen treffen ten aanzien van de door Acceptant gebruikte Betaalautomaat, zoals – doch niet uitsluitend – het blokkeren van de Betaalautomaat ingeval van (vermeende) fraude. Het al dan niet treffen van de noodmaatregelen geschiedt naar inzicht van PF of de Acquiring Bank en zal zoveel mogelijk met inachtneming met de redelijke belangen van Acceptant plaatsvinden.
6.1
PF is uitsluitend aansprakelijk indien een tekortkoming in de nakoming van een van haar verplichtingen, voortvloeiend uit de Overeenkomst, te wijten is aan haar schuld of krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening komt. PF is niet aansprakelijk, tenzij sprake is van opzet of grove schuld, voor indirecte schade van welke aard dan ook, (…).
8.1
Acceptant zal PF in verband met de uitvoering van de Overeenkomst op eerste verzoek van PF alle noodzakelijke gegevens verstrekken die PF nodig heeft om Debetkaartbetalingen af te wikkelen, (…).
8.4.
Op verzoek van PF is Acceptant verplicht mee te werken aan een onderzoek door of namens PF, de Acquiring Bank of PIN B.V. naar de wijze van acceptatie van Debetkaartbetalingen en naar de geheimhouding van de gegevens van de houder van de Debetkaart.
12.1
Indien Acceptant door Mastercard, dan wel Visa Europe opgelegde richtlijnen niet nakomt of opgelegde limieten overschrijdt, zijn PF en/of de Acquiring Bank gerechtigd om de Acceptant af te sluiten, zonder dat Acceptant recht heeft op schadevergoeding.
12.2
PF is gerechtigd de Overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst en zonder dat een ingebrekestelling is vereist, met onmiddellijke ingang te ontbinden en zijn PF en de Acquiring Bank gerechtigd de Betaalautomaten te deactiveren, zonder dat Acceptant recht heeft op schadevergoeding, indien:

Acceptant niet, niet tijdig of niet behoorlijk voldoet aan zijn verplichtingen welke voor hem uit de Overeenkomst en Voorschriften voortvloeien, waaronder begrepen, doch niet uitsluitend de nakoming van opgelegde (aanvullende) preventieve maatregelen om fraude te voorkomen en/de integriteit van het betalingsverkeer te waarborgen.

(…)
2.2.
CCV start op 2 februari 2015 een onderzoek naar twee goedgekeurde betaaltransacties d.d. 5 december 2014 bij [eiser]. Deze transacties zijn verricht na diefstal van de betaalpas. CCV heeft, op grond van artikel 8.4 van de algemene voorwaarden, mondeling en schriftelijk informatie opgevraagd bij [eiser]. Na herhaaldelijke verzoeken van de zijde van CCV legt [eiser] deze informatie over. In de conclusie van de onderzoeker staat, onder meer, het volgende opgenomen.
Helaas was de houding van de merchant niet echt positief. Hij ziet het belang van het onderzoek niet en neemt afstand van het probleem door continue aan te geven dat het niet zijn probleem is. Hij kwam gemaakte afspraken niet na, voor het leveren van de bewijzen, bovendien heeft hij CCV niet tijdig hierover geïnformeerd. (…) Ik ga er vanuit dat de heer [eiser] ons advies volgt en meer alert zal zijn om fraude te kunnen voorkomen in de toekomst.
Het onderzoek wordt op 9 februari 2015 gesloten.
2.3.
CCV start op 30 juni 2015 een tweede onderzoek naar een afgekeurde betaaltransactie d.d. 26 juni 2015. Deze transactie is verricht met een gestolen betaalpas, waarmee eerst bij [eiser] is geprobeerd te betalen en vervolgens bij een geldautomaat in de buurt. Op 2 juli 2015 verzoekt CCV [eiser] om de camerabeelden van 26 juni 2015 te overleggen, althans deze camerabeelden in ieder geval veilig te stellen. Vervolgens verzoekt CCV [eiser], wederom zowel mondeling als schriftelijk, om informatie omtrent de aangeboden kettingen d.d. 26 juni 2015. Nu [eiser] deze informatie niet tijdig verstrekt wordt hij nogmaals in de gelegenheid gesteld deze informatie aan te leveren. [eiser] levert deze informatie op 7 juli 2015 aan. CCV neemt op 10 juli 2015 telefonisch contact op met [eiser]. In het onderzoeksrapport staat over dit telefoongesprek het volgende.
De merchant gevraagd hoe hij fraude in de toekomst wil voorkomen, hij zegt dat als wij een papier sturen met daarop dat hij om legitimatie moet vragen, hij dit zal doen. (…) Hij blijft erbij dat de fraude niet zijn probleem is. Hij vindt het vervelend dat wij hem bellen in verband met onderzoek en wil dat wij hem alleen bellen als het voor hem uitkomt.
2.4.
Bij e-mail d.d. 28 juli 2015 beëindigt CCV de overeenkomst met [eiser] met ingang van 29 juli 2015. In deze e-mail staat als reden vermeld:
Wij hebben besloten het Payment Facilitator contract per direct te beëindigen op basis van artikel 5.1 en artikel 12.2 van de CCV Algemene voorwaarden transport en verwerking debetkaartbetalingen.
Dit betekent dat het vanaf 29 juli 2015 niet meer mogelijk is om transacties op uw betaalautomaat te doen onder het Payment Facilitator contract.
2.5.
Bij brief d.d. 29 juli 2015 wordt de beëindiging van de overeenkomst nogmaals bevestigd. In deze brief staat onder meer dat bij controle is gebleken dat er op het betaalautomaat van [eiser] frauduleuze transacties worden uitgevoerd en het faciliteren van frauduleuze transacties op grond van de algemene voorwaarden niet is toegestaan.
2.6.
Uit de rapportage van het tweede onderzoek, gestart op 30 juni 2015, concludeert de onderzoeker als volgt.
De merchant lijkt zich niet druk te maken over het voorkomen van de fraude en vindt het onderzoek niet belangrijk. De merchant is eerder al onderwerp van een fraude onderzoek van CCV geweest en daarom is het opmerkelijk dat hij niet meer heeft gedaan om de poging tot fraude tegen te gaan. Met het ontbreken van de camerabeelden en zijn houding tijdens de telefonische contacten is de vraag te stellen of deze merchant voldoende doet of gaat doen om fraude te voorkomen en zelfs of hij het wellicht toestaat of actief meedoet.
Mijn advies is om het PF contract met deze merchant te beëindigen op vermoeden van fraude omdat hij het niet zijn probleem vindt om fraude te voorkomen en de fraude daarmee in ieder geval oogluikend toestaat. Hij voldoet hiermee niet aan de voorwaarden voor het PF contract. Doordat hij bijvoorbeeld zijn camerasysteem niet op orde heeft en de hoge “frauduleuze” transacties niet bijzonder vindt, zorgt ervoor dat de conclusie van het onderzoek is dat hij er meer betrokkenheid bij moet hebben.
2.7.
[eiser] is vervolgens een overeenkomst met ABN AMRO aangegaan, waardoor hij vanaf 7 augustus 2015 met zijn pinautomaat weer betaaltransacties kon verwerken.

3.De vordering, het verweer en de beoordeling daarvan

3.1.
[eiser] vordert de veroordeling van CCV om aan hem te betalen een bedrag van € 1.932,00 aan schadevergoeding alsmede een bedrag van € 289,90 aan buitengerechtelijke incassokosten en de veroordeling van CCV in de proceskosten en nakosten. Hij legt aan zijn vordering ten grondslag dat CCV tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen bestaande Payment Facilitator overeenkomst en dat deze tekortkoming CCV kan worden aangerekend, omdat CCV deze overeenkomst ten onrechte en per direct heeft beëindigd.
[eiser] stelt dat hij hierdoor schade lijdt, omdat hij in de periode vanaf 29 juli 2015 tot 7 augustus 2015 omzet is misgelopen terwijl hij wel kosten heeft gemaakt. CCV moet deze schade vergoeden op grond van artikel 6:74 BW, aldus [eiser].
3.2.
CCV voert aan dat het, gezien de kans op fraude en de houding van [eiser], niet verantwoord was de betaaldienstverlening met [eiser] voort te zetten en dat zij daarom de Payment Facilitator overeenkomst met [eiser] per direct heeft mogen beëindigen en om die reden ook geen schadevergoeding aan [eiser] verschuldigd is. [eiser] werkte, volgens CCV, onvoldoende mee met het fraudeonderzoek door niet de benodigde informatie te verschaffen en [eiser] werkte evenmin mee aan maatregelen ter voorkoming van (toekomstige) fraude. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst CCV naar de artikelen 8.1, 12.1 en 12.2 van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. CCV heeft daarbij toegelicht dat zij acteert als Payment Facilitator (transport en verwerking debetkaartbetalingen) voor PIN en later Maestro en VPay transacties. Vanaf 2011 is CCV een officiële betaalinstelling onder toezicht van de Nederlandsche Bank (DNB). Met ingang van 1 januari 2014 heeft CCV tevens van rechtswege een vergunning als afwikkelonderneming van betaaltransacties. Vanwege het aantal betaaltransacties die CCV jaarlijks verwerkt is zij door DNB aangewezen als onderdeel van de kritieke financiële infrastructuur. Dit heeft tot gevolg dat CCV moet voldoen aan stringente regels vastgelegd in (financiële) wet- en regelgeving om haar continuïteit te waarborgen. Ook moet zij voldoen aan artikel 3:17 van de Wet op het Financieel Toezicht: er moet sprake zijn van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Om te komen tot een beheerste en integere bedrijfsvoering hanteert CCV onder meer een klantacceptatieproces. Dit proces moet waarborgen dat CCV een goed beeld heeft van de integriteitsrisico’s verbonden aan haar klantrelaties, passende beheersmaatregelen neemt en de klantacceptatie en monitoring risico gebaseerd uitvoert. De financiële infrastructuur (anno 2015) is erg complex en razend snel; binnen enkele seconden kunnen bedragen betaald en overgeboekt worden. CCV wil en mag het risico op fraude hierbij niet nemen en dient de financiële infrastructuur, waaronder de integriteit van het betalingsverkeer, te beschermen. Daarnaast betwist CCV dat [eiser] schade heeft geleden. CCV verzoekt de vorderingen van [eiser] af te wijzen en [eiser] te veroordelen in de proceskosten en de explootkosten.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
3.3.
Kern van het geschil betreft de vraag of CCV de overeenkomst met [eiser] onmiddellijk heeft kunnen beëindigen en daarmee ook de transactieverwerking van debetkaarten heeft mogen blokkeren per 29 juli 2015.
3.4.
Nog daargelaten of [eiser] de door hem gevorderde schadevergoeding voldoende heeft onderbouwd, is de kantonrechter van oordeel dat CCV conform artikel 12.2 van de algemene voorwaarden zonder rechterlijke tussenkomst en zonder dat een ingebrekestelling is vereist met onmiddellijke ingang kan ontbinden ingeval ‘Acceptant niet, niet tijdig of niet behoorlijk voldoet aan zijn verplichtingen welke voor hem uit de Overeenkomst en Voorschriften voortvloeien, waaronder begrepen, doch niet uitsluitend de nakoming van opgelegde (aanvullende) preventieve maatregelen om fraude te voorkomen en/de integriteit van het betalingsverkeer te waarborgen’.
De kantonrechter merkt daarbij op dat deze bevoegdheid van CCV haar de mogelijkheid geeft om aan de eisen van het financieel toezicht te voldoen, waaronder het bewaken van de integriteit van het betalingsverkeer. Dit maakt ook dat CCV van [eiser] mocht verlangen dat hij meewerkt aan door hen ingestelde onderzoeken alsmede het treffen van preventieve maatregelen om fraude te voorkomen en dat het niet (voldoende) meewerken wordt gesanctioneerd met een onmiddellijke ontbinding van de overeenkomst.
Onweersproken is door CCV aangevoerd dat [eiser] zowel tijdens het eerste als het tweede onderzoek zich weinig coöperatief heeft opgesteld in deze fraudeonderzoeken zoals door CCV geëntameerd en waartoe zij in de rechtsverhouding met derden ook verplicht was. De kantonrechter verwijst voor wat betreft het gedrag, de houding en de mentaliteit van [eiser] naar hetgeen opgenomen in rechtsoverwegingen 2.2, 2.3 en 2.6. CCV heeft [eiser], zowel tijdens het eerste onderzoek als het tweede onderzoek, bij herhaling aangesproken op de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst tussen partijen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat CCV niet tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser], maar gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden.
[eiser] gaat bovendien voorbij aan het feit dat de aansprakelijkheid voor schadevergoeding contractueel is uitgesloten in artikel 6.1 van de algemene voorwaarden en gesteld noch gebleken is dat sprake is van opzet of (grove) schuld aan de zijde van CCV of krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening dient te komen.
3.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde procespartij worden veroordeeld in de proceskosten en de explootkosten.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van CCV begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2017