ECLI:NL:RBGEL:2017:5450
Rechtbank Gelderland
- Kort geding
- W.H. van Empel
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van vorderingen in kort geding betreffende ziektewetuitkering
In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. A.O.C.A. van Schravendijk, betaling van een ziektewetuitkering van de besloten vennootschap JVH Hospitality B.V., vertegenwoordigd door mr. K.L.M. Kaldenbach. De vordering was ingesteld in kort geding en betrof een bedrag van € 959,97 bruto per maand, met een looptijd van 15 februari 2017 tot en met 12 januari 2019, of 2020, plus wettelijke rente. Eiser stelde dat hij wegens ziekte niet in staat was om te werken en dat hij ziek uit dienst was getreden bij JVH, die als eigenrisicodrager verantwoordelijk zou zijn voor de betaling van de uitkering.
De procedure begon met een dagvaarding op 10 juli 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 15 augustus 2017. Tijdens deze behandeling werd het verweer van JVH besproken, dat primair concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn vorderingen. De kantonrechter oordeelde dat het primaire verweer van JVH doel trof. Eiser werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen, omdat de aanspraken bestuursrechtelijk van aard waren en eiser zich tot het UWV moest wenden voor de ziektewetuitkering. De kantonrechter oordeelde dat er geen civielrechtelijke vordering van eiser bestond, aangezien de arbeidsovereenkomst op 14 februari 2017 was beëindigd.
De kantonrechter verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van JVH werden begroot op € 400,00 voor het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis werd uitgesproken op 25 augustus 2017 door kantonrechter mr. W.H. van Empel.