ECLI:NL:RBGEL:2017:5505

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
05/987764-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in milieuverontreinigingszaak wegens gebrek aan bewijs van asbestbesmetting

Op 17 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van milieuverontreiniging door het opzettelijk in de lucht brengen van asbest en asbestvezels. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de milieuverontreiniging. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een asbestinventarisatie die op 18 december 2012 was uitgevoerd. De verdachte had de opdracht gekregen om deze inventarisatie uit te voeren, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat er daadwerkelijk asbest in de lucht was gebracht in de ten laste gelegde periode van 18 december 2012 tot 23 januari 2013. De officier van justitie had geëist dat de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-, waarvan € 15.000,- voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was van een ernstige asbestbesmetting en dat de verdachte geen adequate maatregelen had nagelaten. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor de aanwezigheid van asbest in de lucht en dat de verdachte niet had verzuimd om de opdrachtgever te informeren over mogelijke besmetting. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/987764-15
Datum uitspraak : 17 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het functioneel parket
tegen
[verdachte]
gevestigd te [adres 1]
vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1]
raadsman: mr. J.W. Stegeman, advocaat te Almelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
29 september 2016, 28 september 2017 en 3 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[verdachte] van 12 februari 2001 tot en met 30 juni 2015 genaamd [verdachte] , in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het handelsregister onder KvK-nummer [nummer] , in of omstreeks de periode van 18 december 2012 tot en met 23 januari 2013, in de gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een stof, te weten asbest en/of asbestvezels, op of in de bodem en/of in de lucht heeft gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was, immers heeft zij, verdachte en/of haar medeverdachte(n), toen:
tijdens de asbestinventarisatie een ernstige besmetting met niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen, in het projectmagazijn en/of magazijn keuken, gelegen in het hoofdgebouw " [naam 2] ", gelegen aan of nabij de [adres 2] , waardoor asbest en/of asbestvezels in de lucht van dat projectmagazijn en/of magazijn keuken kon/konden komen, waardoor in dat projectmagazijn en/of magazijn keuken aanwezige perso(o)n(en), die niet waren beschermd tegen de inademing van asbest en/of asbestvezels, werden en/of kon worden blootgesteld aan asbest en/of asbestvezels, door verdachte was aangetroffen, die een direct risico opleverde voor de gebruikers van dat projectmagazijn en/of magazijn keuken, nagelaten om de opdrachtgever hierover terstond in te lichten en/of maatregelen te nemen om te voorkomen dat (een)
perso(o)n(en) deze ruimte(s) kon/konden betreden,
terwijl bij het inademen van die asbest en/of asbestvezels, de asbest en/of asbestvezels kunnen doordringen in de longen (en ernstige ziekten kunnen veroorzaken zoals longkanker en/of mesothelioom - zijnde buik- en longvlieskanker);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
het aan [verdachte] van 12 februari 2001 tot en met 30 juni 2015 genaamd [verdachte] , in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het handelsregister onder KvK-nummer [nummer] , schuld, te wijten is dat in of omstreeks de periode van 18 december 2012 tot en met 23 januari 2013, in de gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, wederrechtelijk een stof, te weten asbest en/of asbestvezels, op of in de bodem en/of in de lucht werd/werden gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was, immers heeft zij, verdachte en/of haar medeverdachte(n), toen:
tijdens de asbestinventarisatie een ernstige besmetting met niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen, in het projectmagazijn en/of magazijn keuken, gelegen in het hoofdgebouw " [naam 2] ", gelegen aan of nabij de [adres 2] , waardoor asbest en/of asbestvezels in de lucht van dat projectmagazijn en/of magazijn keuken kon/konden komen, waardoor in dat projectmagazijn en/of magazijn keuken aanwezige perso(o)n(en), die niet waren beschermd tegen de inademing van asbest en/of asbestvezels, werden en/of kon worden blootgesteld aan asbest en/of asbestvezels, door verdachte was aangetroffen, die een direct risico opleverde voor de gebruikers van dat projectmagazijn en/of magazijn keuken, nagelaten om de opdrachtgever hierover terstond in te lichten en/of maatregelen te nemen om te voorkomen dat (een) perso(o)n(en) deze ruimte(s) kon/konden betreden,
terwijl bij het inademen van die asbest en/of asbestvezels, de asbest en/of asbestvezels kunnen doordringen in de longen (en ernstige ziekten kunnen veroorzaken zoals longkanker en/of mesothelioom - zijnde buik- en longvlieskanker).

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding asbestinventarisatieonderzoek
[naam stichting] (hierna te noemen: [naam stichting] ) is onder meer eigenaar van een aantal gebouwen gevestigd op de [adres 2] . Eén van die gebouwen betreft [naam 2] , ook wel het [naam 3] genoemd. In [naam 2] zijn leslokalen ondergebracht, waaronder een restaurant, een keuken en lokalen waarin les wordt gegeven in textielbewerking en kapperswerkzaamheden. Ook zijn daar magazijnen.
In het najaar van 2012 waren er plannen om in het gebouw [naam 2] het sportgedeelte te renoveren, en dan met name de kleedkamers en de douches. In 2008 was tijdens een verbouwing van het theoriedeel ontdekt dat sprake was van een asbesthoudend plafond. [naam 4] , manager vastgoed bij [naam stichting] , was ermee bekend dat in een aantal gebouwen asbest in het plafond aanwezig zou kunnen zijn. Begin november 2012 heeft [naam 4] een offerte opgevraagd bij het bedrijf [naam 5] (hierna te noemen: [naam 5] ), gevestigd in [plaatsnaam 1] . Alle gebouwen van [naam 2] van vóór 1994 moesten worden geïnventariseerd op de mogelijke aanwezigheid van asbest, te weten de vier Stiepelpaviljoens, het administratiegebouw en het complete onderwijsgebouw. Gekozen was voor [naam 5] , omdat dit bedrijf vanuit het meerjaren onderhoudsplan (MJOP) bekend was met de panden en eerder inventarisaties had gedaan naar de staat van de panden. Voordat [naam 5] een offerte uitbracht, heeft [naam 6] , onderhoudsmonteur op de locatie aan de [adres 2] , [naam 4] in kennis gesteld van het feit dat hij een gat had gemaakt in het plafond in het projectmagazijn. [naam 6] vertelde [naam 4] toen dat er een voornemen was om in die ruimte een muurtje te verwijderen. In een hoekje had [naam 6] geprobeerd een klein plafondplaatje te verwijderen, waarna hij het vermoeden kreeg dat het plafond mogelijk asbesthoudend was. [naam 4] heeft tegen [naam 6] gezegd dat hij moest stoppen met de werkzaamheden aan het plafond en/of muur en hij heeft een mail naar de teamleiders van de locatie gestuurd, waarin hij onder meer heeft aangegeven dat geen bouwkundige en installatiekundige werkzaamheden mochten plaatsvinden. [naam 4] heeft op 20 november 2012 de offerte van [naam 5] voor het opstellen van een MJOP en asbestinventarisatie ondertekend en opdracht gegeven voor de asbestinventarisatie.
[naam 5] , op dat moment niet SC540 gecertificeerd, heeft [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte] ), gevestigd in [plaatsnaam 3] , opdracht gegeven voor de asbestinventarisatie van de gebouwen op de [adres 2] .
Op 18 december 2012 heeft [verdachte] een asbestinventarisatie type A uitgevoerd op de [adres 2] . [verdachte] heeft op 10 januari 2013 het asbestinventarisatierapport verstuurd naar [naam 5] .
[naam 5] heeft het rapport op 23 januari 2013 samen met het MJOP aan [naam 4] gestuurd.
Uit het rapport van [verdachte] komt, voor zover van belang, naar voren dat in het hoofdgebouw ( [naam 2] ) monsters zijn genomen, waaruit blijkt dat sprake is van asbest in categorie 2 en (met name) in categorie 3. Ten aanzien van het hoofdgebouw is voor een aantal monsters aangegeven dat er geen direct risico is.
Wat betreft het kleefmonster magazijn keuken (risicoklasse 2) en het materiaalmonster plafondbeplating halletje en toilet [naam 3] (risicoklasse 3) is aangegeven dat sprake is van een saneringsurgentie, dat de ruimte moet worden gesloten en gemarkeerd, dat een sanerende maatregel moet worden getroffen en dat een NEN 2991 besmettingsonderzoek moet worden uitgevoerd. Voor de plafondbeplating projectmagazijn is aangegeven dat sprake is van een saneringsurgentie, dat de ruimte per direct is afgesloten, dat deze dient te worden gemarkeerd, dat een sanerende maatregel moet worden getroffen en dat een NEN 2991 besmettingsonderzoek moet worden uitgevoerd.
Vanaf 23 mei 2013 is een asbestsanering uitgevoerd door [naam B.V. 1] waarbij onder meer de van asbest verdachte plafonds zijn verwijderd en afgevoerd.
Tijdlijn
  • 6 november 2012: aanvraag [naam stichting] voor een offerte van [naam 5] voor een MJOP en asbestinventarisatie;
  • In de periode van 6 tot en met 13 november 2012: [naam 4] neemt kennis van het gat in het plafond van het projectmagazijn;
  • 20 november 2012: [naam stichting] geeft opdracht aan [naam 5] tot het opstellen van een MJOP en een asbestinventarisatie;
  • 18 december 2012: in opdracht van [naam 5] voert [verdachte] een asbestinventarisatie type A uit;
  • 10 januari 2013: [verdachte] stuurt het asbestinventarisatierapport naar [naam 5] ;
  • 23 januari 2013: [naam 5] stuurt het asbestinventarisatierapport en het MJOP naar [naam 4] ;
  • 15 februari 2013: [naam 4] overweegt dat er drie ruimten zijn, waar hij wat mee moet doen;
  • 23 mei 2013: Begin asbestsanering door [naam B.V. 1] ;
  • 29 mei 2013: Inspectie door [naam 14] en vrijgave van de locaties magazijn keuken en projectmagazijn;
  • 3 juni 2013: Inspectie door [naam 14] en vrijgave van onder meer de locatie halletje en toilet [naam 3] ;
  • 12 juni 2013: [naam 7] , toezichthouder van de gemeente Lochem, gaat op controle op het adres [adres 2] ;
  • 13 juni 2013: [naam 8] , arbeidsinspecteur bij Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid controleert de ruimten en besluit tot afsluiting van het gebouw;
  • 17 juni 2013: NEN 2991 besmettingsonderzoek door [naam 9] (hierna te noemen: [naam 9] );
  • 4 juli 2013: Voorlopige maatregel Openbaar Ministerie. Politie sluit hoofdgebouw af;
  • 5 augustus 2013: Asbestinventarisatie type A door [naam 10] onderzoek en advies (hierna te noemen : [naam 10] ) met betrekking tot de Ford Transit, waarmee materiaal uit een magazijn is vervoerd;
  • 7 augustus 2013: Inventarisatie vermoedelijke asbestbronnen door [naam 11] (hierna te noemen: [naam 11] ) (rapport 30 augustus 2013);
  • 15 augustus 2013: Asbestinventarisatie type A door [naam 10] met betrekking tot een (woon)paviljoen op de [adres 2] ;
  • 21 augustus 2013: Asbestinventarisatie type A door [naam 10] met betrekking tot twee zeecontainers op het terrein, waarin goederen zijn opgeslagen;
  • 17 september 2013: Beoordeling door [naam B.V. 2] van eerder opgemaakte rapporten;
  • 17 oktober 2013: Besmettingsonderzoek door [naam 10] met betrekking tot de theorielokalen, sport, werkplaats en opslag;
  • 26 maart 2014: Asbestinventarisatierapport type A door [naam 10] met betrekking tot twee kruipruimten onder het gebouw [naam 2] .
Het feit waarvan [verdachte] wordt verdacht ligt in de periode vanaf de asbestinventarisatie (18 december 2012) tot aan het moment dat het rapport wordt doorgestuurd aan [naam 4] dan wel [naam stichting] (23 januari 2013).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit: het opzettelijk in de lucht brengen van asbest(vezels), terwijl daardoor gevaar voor de openbare gezondheid en levensgevaar voor personen te duchten was. [verdachte] heeft het feit samen met [naam stichting] en [naam 4] gepleegd. Voor wat betreft de ernstige asbestbesmetting in het projectmagazijn en het magazijn keuken heeft de officier van justitie verwezen naar het rapport van [verdachte] . Door het laten verrichten van werkzaamheden in deze met asbest besmette ruimten, waarbij onder andere door de ruimten wordt gelopen en materialen worden verplaatst, is sprake van een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat er asbestvezels in de lucht zijn gebracht, waardoor gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor personen te duchten is geweest. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat asbestvezels nagenoeg niets wegen en door het enkel verplaatsen van lucht zich al in diezelfde lucht verplaatsen. [verdachte] wist dat in voornoemde ruimten sprake was van een asbestbesmetting, maar heeft verzuimd om (adequate) maatregelen te treffen om verdere besmetting met asbestvezels te voorkomen. Ook heeft zij verzuimd de opdrachtgever terstond in kennis te stellen van de asbestbesmetting. Hierdoor hebben de jeugdigen en medewerkers van [naam stichting] , waaronder [naam 6] , in het projectmagazijn en magazijn keuken voornoemd gevaar gelopen.
De officier van justitie heeft geëist dat [verdachte] wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 50.000,-, waarvan € 15.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat in het projectmagazijn sprake was van asbest tijdens de inventarisatie. In het rapport van [verdachte] , dat een inventarisatie betrof, stond weliswaar dat in die ruimte vermoedelijk sprake was van een aanwezigheid van asbest(vezels), maar of en in hoeverre daarvan sprake was moest juist blijken uit nader onderzoek (NEN 2991). Om die reden heeft [verdachte] het uitvoeren van nader onderzoek aanbevolen. Tijdens de inventarisatie was voorts (nog) niet gebleken dat in een van de ruimten sprake was van een ernstige besmetting. Het benoemen van een saneringsurgentie is daartoe onvoldoende. Dat op het kleefmonster in het magazijn keuken sprake was van veel asbest (++) wil nog niet zeggen dat de (gehele) ruimte ernstig besmet was. Het dossier bevat geen bewijs dat in de tenlastegelegde periode in de ruimten zodanig veel asbest aanwezig was dat daardoor een gezondheidsgevaar te duchten was. Verder is niet gebleken dat [verdachte] asbest(vezels) in de lucht heeft gebracht, laat staan dat [verdachte] dat opzettelijk heeft gedaan of dat haar dat verweten kan worden. Voorts betwist [verdachte] dat zij geen adequate maatregelen heeft getroffen. Heerze heeft immers de deuren laten sluiten met de instructie deze niet meer te openen tot nadat de uitslag van het onderzoek gereed zou zijn en de opdrachtgever daarover zou zijn geïnformeerd. Niet is gebleken dat door het (gestelde) niet nemen van maatregelen een gevaarlijke stof in de lucht is terechtgekomen. Het causaal verband ontbreekt dus.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het rapport van [verdachte] kan worden afgeleid dat er ten aanzien van het projectmagazijn en het magazijn keuken een redelijk vermoeden van asbestbesmetting was. Om te kunnen vaststellen of er daadwerkelijk sprake was van een asbestbesmetting en voor zover dat het geval was, in welke mate, diende een NEN 2991 besmettingsonderzoek te worden uitgevoerd. Uit voormelde tijdlijn komt naar voren dat dit onderzoek niet in de periode van 18 december 2012 tot en met 23 januari 2013, de ten laste gelegde periode, heeft plaatsgevonden. Pas op 17 juni 2013 heeft [naam 9] een NEN 2991 besmettingsonderzoek uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet hierop tot het moment waarop de sanering is aangevangen, te weten 23 mei 2013, slechts sprake van een redelijk vermoeden van een asbestbesmetting in het projectmagazijn en het magazijn keuken. De vraag of er daadwerkelijk sprake was van een asbestbesmetting is in de ten laste gelegde periode niet beantwoord.
[verdachte] heeft een visuele inspectie gedaan. Van het plafond van de toiletgroepen gymzaal is een monster genomen (M9) dat asbesthoudend bleek te zijn. Het plafond in het projectmagazijn kwam visueel overeen met het plafond van de toiletgroepen gymzaal. De kennelijk gangbare manier van werken is, dat in een dergelijke situatie van een visueel gelijkend plafond geen nieuw monster behoeft te worden genomen, zoals door de officier van justitie is betoogd. Dat moge zo zijn, het betreft nog altijd een asbestinventarisatie waarmee vermoedens van asbesthoudend materiaal worden aangetoond. Daarmee is nog niet vastgesteld dat het plafond in het projectmagazijn ook daadwerkelijk asbesthoudend was. Het dossier bevat zelfs aanwijzingen om te veronderstellen dat er géén daadwerkelijke asbestbesmetting in het projectmagazijn was. Voor de deur naar het projectmagazijn zijn twee kleefmonsters genomen (K3 en K4). Daarop is geen asbest aangetroffen. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat er geen sprake was van een asbestbesmetting in het projectmagazijn. Ondersteunend hiervoor is ook het door [naam 10] uitgebrachte inventarisatierapport van 5 augustus 2013. Uit dit rapport blijkt dat [naam 10] een asbestinventarisatieonderzoek type A heeft gedaan met betrekking tot de Ford Transit waarmee materiaal is vervoerd dat in een magazijn heeft gelegen waar asbest is aangetroffen. De zes kleefmonsters die in de auto zijn genomen bevatten geen asbest. De rechtbank merkt naar aanleiding van dit rapport op dat getuige [getuige] heeft verklaard dat in het projectmagazijn oud materiaal lag, zoals tenten, rugzakken, bestek, lompen, helmen en schoeisel en dat met de Ford bestelbus van [naam stichting] goederen naar de Kringloopwinkel zijn gebracht. [naam 10] heeft op 21 augustus 2013 een asbestinventarisatierapport uitgebracht betreffende twee zeecontainers op het terrein van [naam stichting] , waarin goederen waren opgeslagen. Visueel is in de zeecontainers geen asbest aangetroffen en op zes daar genomen kleefmonsters is evenmin asbest aangetoond. Daaruit heeft [naam 10] de conclusie getrokken dat er geen sprake was van een asbestbesmetting van de opgeslagen goederen.
[naam 12] (hierna te noemen: [naam 12] ) heeft als meekijkdeskundige een uitgebreid dossieronderzoek uitgevoerd. De resultaten van de kleefmonsters genomen voor de deur van het projectmagazijn, naar de rechtbank begrijpt de kleefmonsters K3 en K4, en de resultaten van de onderzoeken door [naam 10] met betrekking tot de auto en de goederen in de zeecontainers roepen volgens [naam 12] de vraag op of er in het projectmagazijn, voorafgaand aan de sanering daadwerkelijk sprake is geweest van een bewerking van asbesthoudend materiaal. [naam 12] concludeert ten aanzien van het projectmagazijn dat het onwaarschijnlijk is dat er voorafgaand aan de sanering sprake is geweest van aanzienlijke concentraties asbestvezels in de lucht in de directe nabijheid van deze inboedel/inventaris.
De rechtbank plaatst bij de bevindingen en conclusies van [naam 12] de kanttekening dat niet is gebleken dat in de zeecontainers goederen lagen uit het projectmagazijn. Over de goederen uit het projectmagazijn is verklaard dat deze naar de kringloop zijn gebracht en dat de goederen die de kringloop niet wilde hebben in de vuilcontainer zijn gedaan.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat zij gelet op de overige bevindingen en conclusies niet kan vaststellen dat in het projectmagazijn asbest in de lucht is gebracht en verspreid in de ten laste gelegde periode. Datzelfde geldt voor het magazijn keuken. Ook voor die ruimte is immers geen NEN 2991 onderzoek uitgevoerd. Dat uit het Analyse certificaat van [naam 13] naar voren komt dat het in het magazijn keuken genomen kleefmonster veel asbest (++) bevatte, doet daar niet aan af, omdat door het ontbreken van een NEN onderzoek een besmetting van de rest van die ruimte niet is vastgesteld. Daardoor kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat in die ruimte sprake was van een ‘ernstige besmetting’, zoals ten laste is gelegd.
Nu er geen ernstige besmetting in beide ruimten is vastgesteld, kan evenmin worden bewezen dat [verdachte] heeft nagelaten [naam stichting] te informeren over de aanwezigheid van een of meer asbestbesmetting(en). Ook kan niet worden bewezen dat door dit nalaten van [verdachte] asbest in de lucht is gebracht. Voor medeplegen van de tenlastegelegde feiten met [naam stichting] en [naam 4] ziet de rechtbank geen enkele aanwijzing in het dossier.
Daarom dient [verdachte] te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.

3.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff en mr. T. de Munnik, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2017.