ECLI:NL:RBGEL:2017:5650

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3251
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag en kindgebonden budget na inschrijving islamitisch huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de terugvordering van zorgtoeslag en kindgebonden budget. Eiseres, die in 2011 als vluchteling vanuit Somalië naar Nederland kwam, had een islamitisch huwelijk met [betrokkene] dat op 5 december 2016 werd ingeschreven in de Basisregistratie Personen (Brp). Eiseres ontving over 2016 toeslagen op basis van haar status als alleenstaande ouder, maar na de inschrijving van het huwelijk werd [betrokkene] als haar toeslagpartner aangemerkt, wat leidde tot een lagere toeslag en een terugvordering van in totaal € 3.511.

Eiseres voerde aan dat [betrokkene] ten onrechte als haar toeslagpartner werd beschouwd, omdat zij nauwelijks met hem in Nederland had samengewoond en de inschrijving van het huwelijk enkel een formaliteit was voor de naturalisatie van haar kinderen. De rechtbank oordeelde echter dat de inschrijving van het huwelijk op 6 december 2016 betekende dat eiseres een echtgenoot had, en dat dit voor het gehele jaar 2016 van toepassing was. Het verzoek tot echtscheiding was pas op 12 januari 2017 ingediend, wat geen invloed had op de situatie in 2016.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/3251

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer

van 18 oktober 2017

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Roossien),
en

[verweerder], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2017 (het eerste besluit) heeft verweerder het voorschot zorgtoeslag over 2016 vastgesteld op € 771 en het voorschot kindgebonden budget over 2016 vastgesteld op € 2.252. Bij brieven van 7 februari 2017 heeft verweerder eiseres laten weten dat zij een bedrag van respectievelijk € 227 en € 3.284 dient terug te betalen.
Bij besluit van 13 mei 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.E. van Huisstede.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond

Overwegingen

1. Eiseres is in 2011 vanuit Somalië als vluchteling naar Nederland gekomen. In Somalië had zij een islamitisch huwelijk met [betrokkene]. Toen eiseres in Nederland arriveerde in 2011 heeft zij slechts een korte periode met hem samengewoond. Eiseres woont sinds 20 augustus 2012 alleen met haar kinderen in [woonplaats] en ontvangt een uitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. In verband met haar aanvraag om naturalisatie van haar kinderen heeft zij begrepen dat nodig was dat haar islamitisch huwelijk werd erkend en ingeschreven in de Basisregistratie personen (Brp). Dit is gebeurd op 5 december 2016. Vanaf 6 december 2016 stond eisers ingeschreven als gehuwd. Zo spoedig mogelijk daarna heeft zij een echtscheiding aangevraagd. Het verzoekschrift tot echtscheiding is op 12 januari 2017 ingediend.
2. Eiseres heeft over 2016 toeslagen ontvangen berekend naar haar situatie als alleenstaande. Door de inschrijving van het huwelijk op 6 december 2016 heeft verweerder [betrokkene] voor heel 2016 als haar toeslagpartner beschouwd. Dit had tot gevolg dat verweerder de toeslagen van eiseres lager heeft vastgesteld.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat [betrokkene] ten onrechte als haar toeslagpartner wordt aangemerkt. Zij heeft immers nauwelijks met hem in Nederland samengewoond en de erkenning van het islamitisch huwelijks was enkel een noodzakelijke formaliteit voor de naturalisatie van haar kinderen. Bovendien is de echtscheiding is direct daarna aangevraagd.
4. Voor het bepalen van recht op toeslag moet een echtgenoot als toeslagpartner worden aangemerkt, tenzij er een verzoek tot echtscheiding is ingediend en de echtgenoot niet op hetzelfde woonadres staat ingeschreven in de Brp. Dit staat in de artikelen 1 en 3 van de Algemene wet inkomens afhankelijke regelingen en artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder [betrokkene] terecht heeft aangemerkt als de toeslagpartner van eiseres. Door de inschrijving van het islamitisch huwelijk op 6 december 2016 in het Brp stond immers vast dat eiseres een echtgenoot had. Deze vaststelling geldt voor heel 2016. Het verzoek tot echtscheiding is eerst op 12 januari 2017 ingediend en dit heeft pas gevolgen voor 2017.
Hoewel de gevolgen van deze regelgeving in dit specifieke geval voor eiseres heel nadelig zijn (zij moet een bedrag van € 3511 terugbetalen) bieden noch de wet, de wetgeschiedenis of jurisprudentie aanknopingspunten om anders te beslissen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S. van Nijen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 18 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.