5.4.Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder uit de aanvraag – gelet op a. de motivering ervan en b. de naar aanleiding daarvan gevoerde discussies over de kwaliteit van de door RoyalHaskoningDHV en Deltares geproduceerde rapporten – moeten begrijpen dat eiseres streeft naar de intrekking van de omgevingsvergunningen.
6. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder (ook) had moeten bezien of artikel 2.33 van de Wabo aanleiding geeft tot intrekking van de vergunningen. Nu verweerder dit niet heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Daarom zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De rechtbank onderzoekt vervolgens of zij het geschil definitief kan beslechten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
8. Op 28 oktober 2015 was RoyalHaskoningDHV, op initiatief van de [derde-partij], gestart met een onderzoek naar het injecteren, om te bezien of dit nog steeds de meest geschikte manier is om het productiewater te verwerken. Ten tijde van het het primaire besluit, waren de eerste resultaten van dit onderzoek nog niet beschikbaar. Desondanks heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Ter onderbouwing van dit besluit heeft verweerder onder meer verwezen naar het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak met betrekking tot de rechtmatigheid van de vergunningen.
9. Op 28 juni 2016 heeft RoyalHaskoningDHV het tussenrapport ‘Herafweging verwerking productiewater’ (hierna: tussenrapport) gepresenteerd. Deltares heeft het tussenrapport getoetst en het schriftelijke verslag erover op 3 augustus 2016 aan verweerder gestuurd. Deltares had kritiek op de onderbouwing van een aantal door RoyalHaskoningDHV getrokken conclusies. Die kritiek heeft verweerder echter niet op andere gedachten gebracht, zo blijkt uit het bestreden besluit.
10. Eiseres heeft de juistheid van de in het bestreden besluit gegeven motivering met inhoudelijke argumenten betwist. In dit kader heeft zij geklaagd over de kwaliteit van het tussenrapport.
11. Op 12 december 2016 heeft RoyalHaskoningDHV het eindrapport ‘Herafweging verwerking productiewater’ (hierna: eindrapport) gepresenteerd. Deltares heeft het eindrapport getoetst en het schriftelijke verslag erover op 3 februari 2017 aan verweerder gestuurd. Op 6 februari 2017 heeft ook de Commissie voor de milieueffect-rapportage (hierna: Commissie m.e.r.) een standpunt over het eindrapport ingenomen.
12. Verweerder heeft a. het eindrapport, b. het zojuist bedoelde verslag van 3 februari 2017 en c. het standpunt van de Commissie m.e.r. gebruikt ter ondersteuning van zijn opvatting dat het injecteren nog steeds de meest geschikte manier is om het productiewater te verwerken. Verweerder meent dat zuivering van het productiewater, zoals eiseres voorstaat, relatief veel risico’s op incidenten met zich brengt, veel energie vergt en veel geld kost.
13. Eiseres blijft van mening dat het beter is om het productiewater te zuiveren en vervolgens in zee te lozen. Daartoe voert zij onder meer aan dat de gevolgen van een incident bij ondergrondse opslag van het productiewater niet goed zijn te overzien. Eiseres klaagt over het ontbreken van gericht (vervolg)onderzoek naar de haalbaarheid van de zuivering van het productiewater.