ECLI:NL:RBGEL:2017:634

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 805
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vermindering van uitkering op basis van variabel inkomen volgens de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de vermindering van de uitkering op basis van variabel inkomen. Eiseres, die als abonneewerver werkte, ontving een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) na uitval door ziekte. Verweerder had het inkomen van eiseres over februari 2015, waarin zij een bonus ontving, in mindering gebracht op haar uitkering. Eiseres was van mening dat dit onterecht was, omdat het variabele deel van haar inkomen niet altijd werd ontvangen en zij vond het onjuist dat 70% van de bonus op haar uitkering werd ingehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het inkomen van eiseres over de periode in geding niet werd betwist, maar dat alleen de vermindering van het variabele inkomensdeel werd bestreden. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het volledige inkomen in mindering had gebracht, inclusief de bonus, en dat de wet- en regelgeving geen ruimte biedt voor een variabele WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de grief van eiseres, dat haar uitkering te laag was vastgesteld, buiten de grenzen van het geding viel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op het dwingendrechtelijke karakter van de wetgeving, die geen ruimte biedt voor een lagere berekening van het inkomen in geval van een kennelijk onredelijke uitkomst.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2017

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiseres,

en
[verweerder]te [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het inkomen van eiseres over de maand februari 2015 (hierna: periode in geding) op de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in mindering gebracht en het in verband hiermee teveel betaalde bedrag aan uitkering tot een bedrag van € 431,52 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 29 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2017. Eiseres is op haar verzoek en met instemming van verweerder, ter zitting gehoord door middel van een Skype-verbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Prins.

Overwegingen

1. Eiseres heeft gewerkt als abonneewerver bij [Bedrijf A] B.V. voor 18,83 uur per week. Voor dit werk is zij op 23 november 2009 uitgevallen vanwege fysieke klachten. Met ingang van 21 november 2011 is haar een uitkering ingevolge de Wet WIA toegekend. Bij deze toekenning is vastgesteld dat eiseres haar eigen werk verricht tegen 50% loonwaarde. Verweerder betaalt de uitkering op voorschotbasis en brengt achteraf het door eiseres gegenereerde inkomen op de uitkering in mindering. Verweerder heeft vastgesteld dat eiseres over de maand februari 2015 een (veel) hoger inkomen heeft genoten dan in de overige maanden, hetgeen de aanleiding is geweest voor het bestreden besluit.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de vaststelling dat eiseres in de periode in geding aan inkomen (SV-loon) heeft ontvangen een bedrag van € 1.558,65. Van dit bedrag, vermeerderd met de reservering vakantiegeld, heeft verweerder 70% op de uitkering in mindering gebracht.
3. Eiseres is van mening dat verweerder ten onrechte een deel van het inkomen in mindering heeft gebracht op haar uitkering en stelt hiertoe het volgende. Het inkomen van eiseres bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel wordt iedere maand uitbetaald en het variabele deel wordt (afhankelijk van de geleverde prestatie) meestal in de maand februari betaald. Vanwege haar ziekte heeft eiseres het variabele deel niet ieder jaar ontvangen, maar in februari 2015, dankzij de gestegen omzet, weer wel. Eiseres vindt het niet juist dat zij van dit extra bedrag aan inkomsten 70% moet inleveren. Volgens eiseres heeft verweerder haar uitkering alleen berekend aan de hand van het vaste loondeel en wordt er zodoende ten onrechte geen uitkering betaald voor het variabele deel.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het volledige inkomen over de periode in geding terecht op de uitkering in mindering is gebracht. De hoogte van de WGA-loonaanvullingsuitkering is bepaald aan de hand van artikel 61 van de Wet WIA. De uitkering bedraagt in overeenstemming met de wettelijke regel 70% van het maandloon minus het inkomen per kalendermaand. Rekening houdend met artikel 4:1 derde lid van het Algemeen Inkomensbesluit socialezekerheidswetten wordt het SV-loon in aanmerking genomen waarvan de werkgever opgave heeft gedaan. Deze loongegevens haalt verweerder uit de polisadministratie waarin de loonopgaven van de werkgever aan de Belastingdienst zijn opgenomen. Volgens verweerder is het in het kader van deze procedure niet mogelijk om te beoordelen of de uitkering indertijd bij de toekenning juist is vastgesteld, aangezien door eiseres geen rechtsmiddel is aangewend tegen de toekenningsbeslissing.
5.1
De rechtbank stelt vast dat de hoogte van het door eiseres gehanteerde inkomen over de periode in geding door eiseres niet wordt bestreden. De rechtbank begrijpt uit de beroepsgronden dat slechts het in mindering brengen van het variabele inkomensdeel (volgens de loonstrook over de maand februari 2015 een bonus van € 689,29) op de uitkering door eiseres wordt bestreden.
5.2
De rechtbank overweegt als volgt.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht het gehele inkomen over de periode in geding op de uitkering in mindering kunnen brengen. In hetgeen eiseres naar voren brengt ziet de rechtbank geen aanleiding de door verweerder gehanteerde werkwijze voor onjuist te houden. De enkele omstandigheid dat er sprake is van een variabel inkomensdeel maakt niet dat dit om die reden is uitgezonderd van het inkomen als bedoeld in het Algemeen Inkomensbesluit sociale zekerheidswetten.
5.4
Het inkomen van eiseres is door verweerder in mindering gebracht op het maandloon. De rechtbank wijst op artikel 13, vierde lid onder a van de Wet WIA. Hierin is bepaald dat onder maandloon wordt verstaan 21,75 maal het dagloon. De grief van eiseres dat haar uitkering indertijd te laag is vastgesteld komt aldus feitelijk neer op een bestrijding van het bij de toekenning van de uitkering per 21 november 2011 vastgestelde dagloon. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat met een beoordeling van het dagloon buiten de grenzen van het geding zou worden getreden.
5.5
Ter zitting heeft eiseres haar standpunt nader toegelicht en er voor gepleit dat de uitkering ingevolge de Wet WIA variabel zou moeten zijn indien er sprake is van variabel loon. Eiseres voelt zich door de wijze waarop verweerder thans haar variabele loon in mindering heeft gebracht op haar uitkering, benadeeld. In vergelijking tot een volledige gezonde collega ontvangt zij al 50% minder variabel loon, en van deze bonus wordt ook nog eens 70% op haar uitkering in mindering gebracht. Aldus resteert er volgens eiseres slechts een bonus van 35%. Terwijl zij 50% arbeidsongeschikt is.
Hoewel invoelbaar voorziet de wet- en regelgeving niet in een variabele WIA-uitkering. Evenmin biedt de wet- en regelgeving, gezien het dwingendrechtelijke karakter, ruimte om een lager bedrag aan inkomen in aanmerking te nemen indien er sprake zou zijn van een kennelijk onredelijke uitkomst. Dit leidt er toe dat het beroep niet slaagt.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in tegenwoordigheid van J. de Graaf, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 7 februari 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.