ECLI:NL:RBGEL:2017:6370

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5841
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 en de verplichtingen van het college

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank Gelderland heeft op 12 december 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres had aanvankelijk een indicatie voor huishoudelijke hulp, maar deze was stopgezet vanwege een ziekenhuisopname. Na haar herstel heeft zij een aanvraag gedaan voor 5 uur huishoudelijke hulp per week. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem heeft echter slechts 4 uur per week toegekend, wat eiseres niet accepteerde. Eiseres stelde dat haar medische en sociale situatie onvoldoende in aanmerking was genomen en dat zij recht had op 6 uur hulp per week.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de verplichting heeft om onderzoek te doen naar de behoeften van de cliënt, zoals vastgelegd in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet tijdig heeft gereageerd op de gespreksverslagen waarin haar behoefte aan 5 uur hulp was vastgelegd. Hierdoor kon het college er vanuit gaan dat eiseres met de toekenning van 5 uur per week had ingestemd. De rechtbank concludeerde dat het college terecht de maatwerkvoorziening voor 5 uur per week had toegekend en dat de overige beroepsgronden van eiseres ongegrond waren.

Echter, de rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend aan eiseres, aangezien de beslissing na het indienen van bezwaar was herzien. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de proceskostenvergoeding betrof, en gelastte dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/5841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2017

in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Imkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchemte Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de Wmo 2015) een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden (‘Ondersteuning thuis – schoon huis’) voor 4 uur per week over de periode vanaf 2 juli 2015 tot en met 1 juli 2017 toegekend.
Bij herzien besluit van 15 juni 2016 heeft verweerder aan eiseres een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden (‘Ondersteuning thuis – schoon huis’) voor 5 uur per week over de periode vanaf 20 juni 2016 tot en met 1 juli 2017 toegekend.
Bij besluit van 23 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het herziene besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door B.J. van der Klok en T.I. Gerritsen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres had aanvankelijk een indicatie voor huishoudelijke hulp. Vanwege een ziekenhuisopname vanaf eind 2014 tot 19 juni 2015 is deze indicatie stopgezet.
Op 2 juli 2015 heeft eiseres een gesprek gehad met de buurtcoach. In het gespreksverslag staat – voor zover van belang – het volgende.
(…)
Mw. wil haar PGB weer aanvragen. HH1 5 uur per week.
(…)
Op 12 augustus 2015 heeft eiseres een gesprek gevoerd met de buurtcoach en [naam] , teamleider Zorgplein. In het gespreksverslag staat – voor zover van belang – het volgende.
(…)
Lichamelijke gezondheid
Cliënt is bekend met posttraumatische dystrofie aan linkerhand en voeten. (…) Daarnaast is er sprake van overbelasting aan de rechterhand en ervaart ze pijnklachten in haar knieën.
(…)
Cliënt is bekend met hartritmestoornissen. (…)
Cliënt is bekend met COPD. (…)
Cliënt is bekend met het Guillain-Barré Syndroom. (…)
(…)
Mobiliteit
Cliënt is hedendaags beperkt in haar mobiliteit.
(…)
Zorg voor jezelf en voor het huishouden
Cliënt heeft indicatie voor zeven uur persoonlijke verzorging.
(…)
Cliënt wil graag vijf uur per week huishoudelijke ondersteuning ontvangen voor zowel de licht, als zwaar huishoudelijke taken. Cliënt legt uit (…) helemaal geen huishoudelijke taken te kunnen verrichten.
(…)
Conclusie
De WMO aanvraag wordt in behandeling genomen.
Op 26 augustus 2015 is een rapport (‘het keukentafel-gespreksverslag’) opgesteld door verweerder. In het rapport staat – voor zover van belang – het volgende.
(…)
Advies
Ondersteuning Thuis – Schoon huis
X Schoonmaken zware taken (keuken, badkamer en toilet).
PGB
(…)
Soort dienst Uren/dagdeel Met ingang van Tot en met (…)
Ondersteuning thuis- 4 uur per week 2 juli 2015 1 juli 2017
Schoon huis

Rapport

Op 12 augustus 2015 heeft er bij cliënt een huisbezoek plaatsgevonden. (…) Naar aanleiding van dit huisbezoek is de situatie van cliënt uitgebreid in kaart gebracht.
(…)
Motivering van de maatwerkvoorziening
De maatwerkvoorziening (…) sluit aan bij de zorgbehoefte van cliënt, aangezien zij ondersteuning behoeft bij het verrichten van de huishoudelijke taken. Er is extra tijd geïndiceerd voor zowel de licht huishoudelijke taken, als de wasverzorging.
(…)
Waaruit bestaat de ondersteuning?
Bij het vaststellen van de indicatie voor ondersteuning thuis – schoon huis wordt de nadruk gelegd op de zware huishoudelijke taken en is hygiëne het uitgangspunt. Onder zware taken verstaan wij onder andere het schoonmaken van de badkamer, keuken en sanitair. De vastgestelde tijd voor ondersteuning thuis – schoon huis is 2 uur.
Wij kunnen in geval van bijzondere omstandigheden (…) echter besluiten extra tijd in te zetten. In uw geval is hier sprake van.
Extra tijd
Naast de zware huishoudelijke taken is er bij u ook gekeken naar de lichte huishoudelijke taken en de wasverzorging. (…) Er is dus extra tijd geïndiceerd, zodat u tevens wordt voorzien van ondersteuning bij de licht huishoudelijke taken en de wasverzorging.
(…)
Op 27 augustus 2015 is het primaire besluit afgegeven.
In haar (aanvullend) bezwaarschrift van 29 december 2015 heeft eiseres onder meer verzocht om toekenning van 6 uur per week voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb).
Bij herzien besluit van 21 juni 2016 heeft verweerder aan eiseres een nieuwe maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden (‘Ondersteuning thuis – schoon huis’) voor 5 uur per week over de periode vanaf 20 juni 2016 tot en met 1 juli 2017 (periode in geding) toegekend. Er is extra tijd (2 keer 30 minuten) toegekend vanwege de aandoening aan de luchtwegen (COPD).
Eiseres heeft haar bezwaar gehandhaafd, en in haar aanvullend bezwaarschrift van 21 juni 2016 wederom verzocht om toekenning van 6 uur hulp bij het huishouden.
Op 3 mei 2017 heeft verweerder voor de periode van 2 juli 2017 tot en met 1 juli 2019 een nieuwe maatwerkvoorziening ‘Ondersteuning thuis – schoon huis aan eiseres toegekend, en wel voor 5 uren per week. Na bezwaar heeft verweerder een indicatie van 5,5 uur per week toegekend.
Indicatie
2. In geschil is of verweerder aan eiseres terecht de maatwerkvoorziening ‘Ondersteuning thuis – schoon huis’ voor 5 uren per week heeft toegekend.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte een maatwerk-voorziening van 5 uur per week heeft toegekend en geen 6 uur zoals zij heeft aangevraagd, onder meer vanwege de verslechtering van haar gezondheid en de ernst van haar longproblematiek.
Voorts is, volgens eiseres, onvoldoende gekeken naar haar woonsituatie. Haar woning bestaat uit twee woonlagen. Verweerder heeft dat niet onderkend, aldus eiseres, nu verweerder slechts spreekt over een ‘seniorenwoning’ zonder zich rekenschap te hebben gegeven van indeling, oppervlakte en de wijze van gebruik van de woning.
Bovendien heeft verweerder, volgens eiseres, onvoldoende rekening gehouden met haar medische en sociale situatie. Zo is er wel rekening gehouden met haar COPD, maar niet met haar ernstige beperkingen in hand en armen. Verweerder heeft evenmin rekening gehouden met het feit dat eiseres geen boodschappen kan doen. Voor deze beperkingen had volgens de toepasselijke indicatiewijzer (van het CIZ, versie 1.0, december 2006) ook extra tijd geïndiceerd moeten worden.
Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of eiseres door deze maatwerkvoorziening voldoende (toereikend) is gecompenseerd. De bestreden beslissing is dan ook in strijd met artikel 2.3.2 juncto artikel 2.3.5 van de Wmo 2015, zo stelt eiseres.
4. Verweerder voert – kort gezegd – aan dat eiseres in het gesprek van 12 augustus 2015 heeft verzocht om een indicatie ‘Ondersteuning thuis – schoon huis’ voor 5 uren per week en dat deze indicatie (bij herzien besluit) ook is toegekend, waarbij (met behulp van de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden van de MOzaak, uitgave januari 2011) rekening is gehouden met de medische en sociale situatie van eiseres en haar woonsituatie.
5. Kader Wmo/lokale regelgeving
Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 verstaat onder het begrip ‘maatwerkvoorziening’ (een) op de behoeften van, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.
Artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college onderzoek doet naar:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn.
Artikel 2.3.2, zevende lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger het college de gegevens en bescheiden verschaft die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat, indien de cliënt dit wenst, het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
Artikel 2.3.8, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6.
Het derde lid bepaalt dat de cliënt verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Bij een (vervolg-)aanvraag rust op verweerder de verplichting om het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo 2015 uit te voeren. Dit onderzoek dient als grondslag voor de aanvraag voor een maatwerkvoorziening bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid van de Wmo 2015. Bij het onderzoek heeft de cliënt de gelegenheid zijn behoeften en voorkeuren kenbaar te maken. Daaronder valt naar het oordeel van de rechtbank ook de beoogde omvang van de te verstrekken maatwerkvoorziening, i.c. de huishoudelijke hulp. Immers, verweerder zal niet meer hulp hoeven te verstrekken dan door de cliënt wordt gewenst.
In de gespreksverslagen van 2 juli 2015 en 12 augustus 2015 en het rapport van het ‘keukentafel-gesprek’ van 26 augustus 2015 heeft verweerder, op basis van het in het kader van het onderzoek gevoerde gesprekken met eiseres, vastgelegd wat volgens hem de behoefte van eiseres aan huishoudelijke hulp is, te weten 5 uur. Eiseres heeft de gespreksverslagen en het rapport vervolgens ontvangen en heeft dan ook kennis kunnen nemen van het volgens verweerder door eiseres aantal gewenste uren (5) en het aantal voorgestelde uren (4). De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van de verslaglegging te twijfelen.
Onder die omstandigheden gaat de rechtbank er vanuit dat eiseres te kennen heeft gegeven dat zij 5 uren per week huishoudelijke hulp nodig had. De rechtbank overweegt dat verweerder er daarom vanuit mocht gaan dat eiseres een maatwerkvoorziening in de vorm van 5 uren huishoudelijke hulp per week had aangevraagd. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat het op de weg van eiseres had gelegen om zodra zij kennis had genomen van de schriftelijke weergave van het onderzoek de aanvraag aan te vullen door verweerder te laten weten dat zij behoefte had aan 6 uur huishoudelijke hulp per week. Eiseres heeft dat nagelaten. Dat klemt des te meer nu eiseres het gespreksverslag van 2 juli 2015 voor akkoord heeft ondertekend en daarbij geen voorbehoud heeft gemaakt voor wat betreft het aantal in dat verslag opgenomen uren (5).
Voor zover eiseres tijdens het gesprek op 12 augustus 2015 zou hebben aangegeven dat zij een bij haar situatie passend aantal uren wilde, zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting nog naar voren heeft gebracht, heeft verweerder in het licht van de eerdere mededeling van eiseres tijdens het gesprek op 2 juli 2015 daaruit, naar het oordeel van de rechtbank, niet hoeven begrijpen dat eiseres behoefte had aan 6 uur. Van eiseres had mogen worden verwacht dat zij in dat gesprek dan expliciet zou vermelden dat haar behoefte, anders dan zij in het gesprek op 2 juli 2015 heeft laten weten, groter was dan 5 uur per week. Dat heeft eiseres evenwel niet gedaan. Dat eiseres in bezwaar alsnog heeft aangegeven 6 uren huishoudelijke hulp nodig te hebben brengt niet mee dat verweerder dit hangende bezwaar had moeten beoordelen. Uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat de bezwaarprocedure er niet toe strekt de aanvraag te wijzigen of aan te passen.
Kortom, verweerder heeft aan eiseres (bij het herziene besluit) dat aantal uren toegekend, dat zij ook heeft verzocht. Dat aan eiseres nadien 5½ uur per week is toegekend, doet hieraan niet af.
De beroepsgrond is dan ook ongegrond.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden, met uitzondering van de beroepsgrond ten aanzien van de proceskosten in bezwaar, geen nadere bespreking meer.
Proceskosten
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in bezwaar ten onrechte geen proceskosten vergoed aan eiseres. De situatie dat een beslissing nadat bezwaar is ingesteld, wordt herzien valt op één lijn te stellen met de situatie dat, na gegrondverklaring van het bezwaar, een beslissing op bezwaar wordt genomen. Verweerder had eiseres dan ook proceskosten moeten toekennen.
In zoverre is het beroep gegrond.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarbij heeft verzuimd een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toe te kennen en laat het besluit voor het overige in stand;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 46,00 aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.485,00
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. K.V. van Weert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 december 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.