ECLI:NL:RBGEL:2017:660

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4454
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige onderzoeken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres, die eerder als coördinator werkzaam was, heeft zich op 15 mei 2014 ziek gemeld vanwege diverse klachten. Na een periode van ziekte heeft verweerder haar een WGA-uitkering toegekend, maar eiseres was het niet eens met de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 40,65% en heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij de besluitvorming onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht, met name op het gebied van de psychische klachten van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was niet aanwezig bij de hoorzitting en heeft eiseres niet zelf onderzocht, wat in strijd is met de onderzoeksplicht van verweerder. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met de psychische beperkingen van eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990 en moet het griffierecht van € 46 vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/4454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2017

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Lück),
en
[verweerder]te [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 12 mei 2016 (hierna: datum in geding) een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
Bij besluit van 30 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.M. Marquenie.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is werkzaam geweest als coördinator van een [bedrijf] voor 33,47 uur per week. Op 15 mei 2014 is zij voor dit werk uitgevallen vanwege pijnklachten, griepgevoelens, vermoeidheid en psoriasis. Na beëindiging van het dienstverband per 1 juni 2014 heeft verweerder eiseres ziekengeld ingevolge de Ziektewet toegekend. Na 104 weken van ongeschiktheid tot werken heeft verweerder een medisch/arbeidskundig onderzoek ingesteld, teneinde te beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Wet WIA. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de bestreden besluitvorming.
2. Verweerder heeft de toekenning van de uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding 40,65% arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
3. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts C.C.H. van Linschoten-Coumans van 22 februari 2016 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.K. van Essen van 29 juni 2016. De voor eiseres vastgestelde medische belastbaarheid is verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 maart 2016.
4. Eiseres bestrijdt de medische grondslag van het bestreden besluit en stelt hiertoe het volgende. Verweerders verzekeringsartsen hebben nagelaten de betekenis van diverse aanwijzingen voor psychische beperkingen nader te onderzoeken. Het is volgens eiseres procedureel onjuist dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (va b&b) niet aanwezig was bij de hoorzitting in bezwaar, en ook is het niet juist dat er geen informatie is opgevraagd bij de behandelend psycholoog. Eiseres gebruikt antidepressiva, werd behandeld door de psycholoog en is doorverwezen naar de psychiater. Er is geen volledig beeld geschetst van het klachtenpatroon en de psychische belastbaarheid van eiseres. Ter onderbouwing van haar beroepsgronden heeft eiseres een brief overgelegd van behandelend psychiater-psychotherapeut M.E. Yaktemur van 14 september 2016.
5. Gelet op de gronden van het beroep stelt de rechtbank vast dat partijen verdeeld zijn over de vraag of in de FML voldoende beperkingen zijn opgenomen in verband met de psychische klachten van eiseres.
6.1
De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar algemene stelling dat het procedureel onjuist is dat de va b&b niet aanwezig is geweest bij de hoorzitting. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (onder meer ECLI:NL:CRVB:2008:BC3306) volgt dat de enkele omstandigheid dat een zelfstandig medisch onderzoek door een bezwaarverzekeringsarts achterwege is gebleven er niet toe leidt dat reeds daarom sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming in bezwaar. Dit laat echter onverlet dat er situaties denkbaar kunnen zijn waarin een eigen onderzoek door de va b&b is aangewezen. De rechtbank zal beoordelen of een dergelijke situatie zich hier voor doet en overweegt als volgt.
6.2
Uit het rapport van Van Linschoten-Coumans leidt de rechtbank af dat zij niet aan psychisch onderzoek is toegekomen, omdat het praten over haar jeugd bij eiseres emotionele reacties opriep. Van Linschoten-Coumans schrijft in dit verband dat tijdens het spreekuur bleek dat mogelijk psychische problematiek ten grondslag ligt aan de ervaren beperkingen en dat eiseres zelf aan gaf weer contact met een psycholoog te zullen zoeken. Aan de psychische gesteldheid van eiseres wijdt Van Linschoten-Coumans geen overwegingen, maar in de FML van 22 februari 2016 wordt eiseres beperkt bevonden voor werk met veelvuldige deadlines/productiepieken (1.9.7).
6.3
Eiseres heeft op 4 maart 2016 een gesprek gehad met arbeidskundige J. Schuurman. Schuurman schrijft dat eiseres graag wil werken, maar dat het lichaam niet mee wil. Zij ervaart slaapproblemen, concentratieproblemen en is snel vermoeid. De accu is snel leeg, aldus eiseres. Zij vertelt dat zij is opgevoed op de wijze van “luister naar een ander, geen eigen mening geven”. Zij kan daardoor moeilijk nee zeggen en vertoont “please”gedrag, wat
een valkuil is om over haar grenzen heen te gaan. Schuurman heeft hierop overleg gepleegd met Van Linschoten-Coumans, omdat eiseres slechts beperkt is voor werk met veelvuldige deadlines/productiepieken, terwijl eiseres volgens Schuurman ook beschermd moet worden tegen zichzelf, zodat zij niet te snel over haar grenzen gaat.
Naar aanleiding van het overleg met Schuurman heeft Van Linschoten-Coumans op 4 maart 2016 een gewijzigde FML vastgesteld, waarin eiseres aanvullend beperkt wordt bevonden op de onderdelen 1.9.6 (aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen) en 2.9 (samenwerken). Van Linschoten-Coumans heeft geen nieuw rapport opgemaakt.
6.4
Op 29 juni 2016 heeft va b&b J.K. van Essen een rapport uitgebracht. Van Essen is niet bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft eiseres evenmin zelf onderzocht.
6.5
De rechtbank is van oordeel dat Van Essen zich in dit specifieke geval, gelet op hetgeen hiervoor onder 6.1 tot en met 6.4 is overwogen, op basis van een eigen onderzoek een oordeel had dienen te vormen. Zulks was te meer aangewezen, nu eiseres op arbeidsdeskundige Schuurman kennelijk een andere indruk maakte dan op verzekeringsarts Van Linschoten-Coumans.
Nu de va b&b eiseres niet zelf heeft gesproken dan wel heeft onderzocht terwijl hier wel aanleiding toe bestond, betekent dit dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht en dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3.2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en aldus voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank zal evenwel beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
7.1
De rechtbank ziet in hetgeen door eiseres naar voren is gebracht geen aanleiding eiseres te volgen in haar stelling dat de door verweerder vastgestelde beperkingen onjuist dan wel onvolledig zijn. Omdat eiseres de door verweerder vastgestelde fysieke beperkingen in beroep niet bestrijdt heeft de rechtbank zich beperkt tot een oordeel over de door verweerder vastgestelde psychische beperkingen. De rechtbank overweegt als volgt.
7.2
In beroep heeft verweerder een brief overgelegd van behandelend psychiater-psychotherapeut M.E. Yaktemur van 14 september 2016. Uit deze informatie blijkt dat Yaktemur bij eiseres een ongedifferentieerde somatoforme stoornis heeft gediagnosticeerd, bij cluster C-trekken in de persoonlijkheid. Volgens de medisch adviseur van eiseres, verzekeringsarts/medisch adviseur G.J. van Wettum, levert deze informatie geen argumenten op voor het bestaan van psychische beperkingen, maar zijn deze beperkingen echter ook niet volledig uit te sluiten. Door een psychiater wordt volgens Van Wettum namelijk niet doorgevraagd op bepaalde punten (zoals concentratie, geheugen en het omgaan met conflicten), omdat die niet relevant zijn voor de behandeling. Verweerders verzekeringsartsen hebben hier ten onrechte geen onderzoek naar gedaan.
7.3
Van Essen schrijft in zijn rapport van 29 juni 2016 dat voor het stellen van beperkingen ten aanzien van vasthouden van de aandacht en verdelen van de aandacht er sprake dient te zijn van een ernstige stoornis (bijvoorbeeld een manie, een psychose, een ernstige depressie of schade in de hersenen). Deze uitleg van Van Essen komt de rechtbank niet onjuist voor en is bovendien in overeenstemming met verweerders Basisinformatie CBBS. Wat er ook zij van de stelling van Van Wettum dat een psychiater niet doorvraagt
op bepaalde punten, het zou getuigen van een diskwalificatie van psychiater Yaktemur indien er van uit wordt gegaan dat deze ernstige ziektebeelden, zoals door Van Essen genoemd, niet
zou onderkennen. De rechtbank ziet hiervoor geen enkele aanwijzing. Van Essen schrijft in zijn rapport van 29 juni 2016 eveneens dat er geen aanleiding is om eiseres beperkt te achten op de onderdelen herinneren en het hanteren van conflicten, omdat uit de anamnese niet blijkt dat eiseres problemen ondervindt op het terrein van het sociaal functioneren. De rechtbank acht deze motivering voldoende adequaat.
8. Hetgeen hiervoor onder 7.1 tot en met 7.3 is overwogen leidt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres op de datum in geding daarom in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 4 maart 2016.
9. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in het rapport van arbeidsdeskundige J. Schuurman van 4 maart 2016. Eiseres wordt in staat geacht de volgende functies te verrichten: leerplicht ambtenaar (sbc-code 763071), parkeercontroleur (sbc-code 342022) en keukenverkoper (sbc-code 517061).
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het aanvullend arbeidskundig onderzoek van Schuurman van 18 mei 2016 voldoende gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Nu eiseres daar niets tegenover heeft gesteld, heeft de rechtbank geen reden om aan de conclusies van de arbeidsdeskundige te twijfelen.
11. Onder verwijzing naar het onder 6.5 van deze uitspraak gegeven oordeel is het beroep gegrond. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
12. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, wordt verweerder veroordeelt in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep tot een bedrag van € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 495 per punt). Tevens zal verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht dienen te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven; -veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990;
-gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van J. de Graaf, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 9 februari 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.