In deze zaak heeft eiser, wonende te Haarlem, een kort geding aangespannen tegen Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. over de verlenging van zijn beleggingsverzekering. Eiser heeft in 1990 een beleggingsverzekering afgesloten bij Vie d’Or, die later is overgegaan naar Twenteleven en uiteindelijk naar Achmea. Eiser heeft in 2014 een nieuwe polis ontvangen, maar heeft geklaagd over onduidelijkheden en onjuistheden in de voorwaarden. In een brief van 18 februari 2016 heeft Achmea eiser een garantie gegeven dat hij er niet op achteruit zou gaan door de wijziging van zijn verzekering. Eiser vordert nu dat Achmea de verzekering per 1 december 2017 onder dezelfde voorwaarden, inclusief de garantie van 4% rendement, verlengt. Achmea betwist deze toezegging en stelt dat de garantie niet geldt bij verlenging van de verzekering.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de garantie van 4% rendement niet geldt voor de verlenging van de verzekering. De rechter heeft vastgesteld dat de brief van Achmea van 18 februari 2016 niet expliciet de mogelijkheid van verlenging onder dezelfde voorwaarden vermeldt. Eiser had moeten begrijpen dat Achmea niet de bedoeling had om de garantie van 4% ook na de expiratie van de verzekering te handhaven. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die zijn begroot op € 1.434,00.