ECLI:NL:RBGEL:2017:6603

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
C/05/328477/KG ZA 17-539
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een beleggingsverzekering met garantie van 4% rendement

In deze zaak heeft eiser, wonende te Haarlem, een kort geding aangespannen tegen Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. over de verlenging van zijn beleggingsverzekering. Eiser heeft in 1990 een beleggingsverzekering afgesloten bij Vie d’Or, die later is overgegaan naar Twenteleven en uiteindelijk naar Achmea. Eiser heeft in 2014 een nieuwe polis ontvangen, maar heeft geklaagd over onduidelijkheden en onjuistheden in de voorwaarden. In een brief van 18 februari 2016 heeft Achmea eiser een garantie gegeven dat hij er niet op achteruit zou gaan door de wijziging van zijn verzekering. Eiser vordert nu dat Achmea de verzekering per 1 december 2017 onder dezelfde voorwaarden, inclusief de garantie van 4% rendement, verlengt. Achmea betwist deze toezegging en stelt dat de garantie niet geldt bij verlenging van de verzekering.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de garantie van 4% rendement niet geldt voor de verlenging van de verzekering. De rechter heeft vastgesteld dat de brief van Achmea van 18 februari 2016 niet expliciet de mogelijkheid van verlenging onder dezelfde voorwaarden vermeldt. Eiser had moeten begrijpen dat Achmea niet de bedoeling had om de garantie van 4% ook na de expiratie van de verzekering te handhaven. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die zijn begroot op € 1.434,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/328477 / KG ZA 17-539
Vonnis in kort geding van 17 november 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te Haarlem,
eiser,
advocaat mr. D. Beljon te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer.
Partijen zullen hierna [eiser] en Achmea worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte houdende vermeerdering en wijziging eis
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Achmea.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 1 december 1990 heeft [eiser] een beleggingsverzekering met ingebouwde overlijdensrisicoverzekering afgesloten bij Levensverzekeringsmaatschappij Vie d’Or (hierna: Vie d’Or). Per 1 augustus 1994 is de verzekeringsportefeuille van Vie d’Or overgegaan naar Levensverzekeringsmaatschappij Twenteleven N.V. (hierna: Twenteleven). Van de levensverzekering van [eiser] bij Twenteleven, genaamd Twenteleven BeleggingsPlan en met polisnummer 806428/03, maken volgens het polisblad deel uit de Algemene Voorwaarden van Verzekering Twenteleven model 1-94, de Aanvullende Voorwaarden Twenteleven Beleggingsplan (code 115) en de Optie plusperiode TBP (code 117).
2.2.
Achmea is de rechtsopvolgster van Twenteleven.
2.3.
Bij brief van 5 september 2014 heeft [eiser] van Achmea een polisblad ontvangen met betrekking tot het Avéro Premie BeleggingsPlan met polisnummer 6-782393 (hierna: de verzekering). De verzekering is een voortzetting van het in 2.1 bedoelde Twenteleven BeleggingsPlan. Op de verzekering zijn de algemene voorwaarden model ALG11A en de productvoorwaarden model MBP13 van toepassing. Laatstgenoemde voorwaarden luiden onder meer als volgt:
[…]
De verzekering veranderen
Wilt u uw verzekering veranderen? Wat er mogelijk is, hangt onder andere af van:
[…]
Wat mag u misschien?
[…]

De einddatum opschuiven (verlengen).
[…]
De bijbehorende toelichting op de belangrijkste verschillen tussen het Twenteleven BeleggingsPlan en het Avéro Premie BeleggingsPlan luidt onder meer als volgt:
[…]
Einddatum verzekering
De einddatum van de beleggingsverzekering is de datum waarop uw verzekering de waarde beschikbaar stelt. Binnen de fiscale grenzen kunt u op de einddatum ook kiezen voor verlenging.
[…]
2.4.
Bij brief van 10 oktober 2014 heeft [eiser] bij Achmea geklaagd over de eenzijdige wijziging van zijn polis met nummer 806428 naar de polis met nummer 6-782393. Volgens de brief bevat de nieuwe polis diverse onduidelijkheden en onjuistheden en moeten de voorwaarden van de oude polis van toepassing blijven, voor zover die gunstiger zijn dan de nieuwe polis, de algemene voorwaarden en de productvoorwaarden.
2.5.
Nadere correspondentie tussen partijen hierover heeft geleid tot een brief van Achmea aan [eiser] van 18 februari 2016, die onder meer als volgt luidt:
Wij hebben een aantal malen contact gehad over uw verzekering met polisnummer 60782393. U heeft een klacht ingediend over de wijziging van uw verzekering. U wilt de garantie dat u er niet op achteruit gaat. Graag geef ik u in deze brief die garantie. […]
Garantie
Vanwege de aanpassing van uw verzekering bent u bezorgd over de gewijzigde polis en voorwaarden, waaronder uw garantie. U belegt in het garantiefonds. De wijziging van uw verzekering heeft niets veranderd aan uw rechten en onze plichten. Ook tussentijdse en / of gedeeltelijke opname uit het garantiefonds blijven mogelijk en vinden plaats tegen het garantierendement indien dit hoger is dan de onderliggende waarde. Dit in tegenstelling tot wat uw laatste polisblad vermeldt. Bij het aanpassen van uw verzekering hebben wij er voor gezorgd dat u er niet op achteruit gaat. Dit garanderen wij u. Ik raad u aan deze brief met de garantie die ik u hierin doe, te bewaren bij uw verzekeringspapieren. Als in de toekomst blijkt, dat er toch sprake is van een verslechtering op enig onderdeel, dan zullen wij op basis van deze brief tot correctie overgaan. Als zich daarbij interpretatieverschillen voordoen, betrekken wij uw e-mailverkeer aan ons daarbij. De inhoud van deze brief overruled zonodig de inhoud van de algemene polisvoorwaarden, de bijzondere polisvoorwaarden, de polis en/of polisbladen. […]
Achmea mixfonds zeer defensief
Achter het garantiefonds zat het Avéro Achmea Euro Obligatiefonds. Dit is gewijzigd op 1 april 2015. Het fonds achter het garantiefonds is nu het Achmea mixfonds zeer defensief. U bent hierover op 15 april 2015 geïnformeerd. Ook dit verandert niets aan uw garantie. De opgebouwde waarde van de beleggingen in het Avéro Achmea Euro Obligatiefonds zijn overgeboekt naar het Achmea mixfonds zeer defensief.
De beleggingswaarde is € 328.111,74 per 21 april 2015. Uw garantiewaarde bedraagt € 310.777,45 per 21 april 2015. De garantie van 4% samengestelde intrest gecorrigeerd met de daadwerkelijk verrekende beheerkosten blijft dus van toepassing ongeacht de ontwikkeling van de beleggingswaarde in het Achmea mixfonds zeer defensief.
Het is mogelijk te switchen uit het garantiefonds. Het is niet mogelijk daarna weer terug te switchen naar het garantiefonds. Dit fonds bieden we namelijk al geruime tijd niet meer aan als beleggingsmogelijkheid. In andere woorden een keuze om uit het garantiefonds te gaan is definitief. Wij hebben u in onze brief van 19 november 2010 hierover geïnformeerd. Het Achmea mixfonds zeer defensief blijft gedurende de gehele verzekeringsduur voor u beschikbaar voor stortingen of switches.
[…]
Een verlenging kunt u op elk moment aanvragen via een schriftelijk verzoek met handtekening en een kopie van uw legitimatie uiterlijk voor einddatum van uw verzekering. Wij verlengen dan uw verzekering tot uiterlijk 80-jarige leeftijd.
[…]
2.6.
Bij brief van 24 maart 2017 heeft [eiser] Achmea verzocht om verlenging van de verzekering.
2.7.
Bij e-mail van 31 mei 2017 heeft Achmea aan [eiser] onder meer meegedeeld dat hij bij verlenging van de verzekering moet kiezen voor één van de Achmea mixfondsen en dat hij bij verlenging geen recht meer heeft op de garantie van 4%. [eiser] heeft hiertegen vergeefs bezwaar gemaakt.
2.8.
Bij brief van 14 september 2017 heeft SRK Rechtsbijstand namens [eiser] aan Achmea meegedeeld dat hij de verzekering wil verlengen met behoud van het huidige fonds, te weten het Achmea mixfonds zeer defensief met een garantie van 4% samengestelde intrest. Volgens de brief is dit mogelijk en overeengekomen, gelet op de afspraken die in de brief van Achmea van 18 februari 2016 zijn vastgelegd. SRK Rechtsbijstand heeft Achmea verzocht de overeenkomst en de gemaakte afspraken na te komen.
2.9.
Bij e-mail van 26 september 2017 heeft Achmea als volgt gereageerd:
[…]
De Garantie geldt niet voor het Achmea mixfonds zeer defensief
Het garantiefonds volgt de koers, kosten en het rendement van het Achmea mixfonds zeer defensief. Het Achmea mixfonds zeer defensief is dus niet het Garantiefonds. Het Achmea mixfonds zeer defensief zelf kent geen garantie. Het Garantiefonds is niet meer beschikbaar. Wij kunnen het Garantiefonds dan ook niet meer aanbieden bij een verlenging. Dit hebben we ook niet toegezegd. Het Achmea mixfonds zeer defensief is wel beschikbaar.
Meneer [eiser] kan de verzekering verlengen
Bij verlenging van uw verzekering moet meneer [eiser] kiezen voor één van de Achmea mixfondsen. Bij een verlenging heeft meneer [eiser] geen recht meer op de garantie van 4%. Wij moeten een verzoek tot verlenging van de verzekering ontvangen vóór 1 december 2017. Na deze datum is verlenging niet meer mogelijk.
[…]

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering en wijziging van eis, samengevat:
primair
Achmea te bevelen de tussen Achmea en [eiser] geldende afspraken te erkennen zoals verwoord in de brief van 18 februari 2016, meer specifiek de door haar toegezegde verlenging van de verzekering in de huidige vorm, inclusief de garantie van 4% samengestelde interest gecorrigeerd met daadwerkelijk verrekende beheerkosten;
Achmea te bevelen alle verplichtingen voorvloeiende uit het hiervoor gaande na te komen en dit uiterlijk op 27 november 2017 voor 12 uur ’s middags aan [eiser] te bevestigen dan wel binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,00 dan wel een door de voorzieningenrechter vast te stellen dwangsom, per dag dat Achmea aan het gegeven bevel niet voldoet;
subsidiair
Achmea te bevelen de huidige verzekering niet per 1 december 2017 te laten eindigen en/of uit te keren (verbod);
Achmea te bevelen de huidige verzekering van [eiser] onder gelijke voorwaarden te verlengen per 1 december 2017, in ieder geval totdat een in kracht van gewijsde gegane executoriale titel wordt behaald in eerste aanleg of in hoger beroep (gebod);
meer subsidiair
zodanige maatregelen te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie passend acht;
in alle gevallen
Achmea te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag, samengevat, dat partijen rechtsgeldig een mogelijkheid van verlenging zijn overeengekomen van de verzekering van [eiser] , bestaande uit een beleggingsverzekering in een garantiefonds met de garantie van 4% samengestelde intrest gecorrigeerd met de daadwerkelijk verrekende beheerkosten. [eiser] beroept zich in dit kader op de brief van Achmea van 18 februari 2016 (zie 2.5). De vordering strekt tot erkenning van de tussen partijen geldende overeenkomst en de afspraken van 18 februari 2016 en tot nakoming door Achmea van haar verplichtingen die voortvloeien uit de verzekering en de gemaakte afspraken.
3.3.
Achmea voert verweer.
3.4.
De voorzieningenrechter gaat in het navolgende nader in op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] blijkt voldoende uit zijn stellingen.
4.2.
Het geschil draait om de vraag of de beleggingsverzekering van [eiser] bij Achmea na 1 december 2017 kan worden verlengd in de huidige vorm, dus inclusief de garantie van 4% samengestelde intrest gecorrigeerd met de daadwerkelijk verrekende beheerkosten. Volgens [eiser] heeft Achmea dit toegezegd in haar brief van 18 februari 2016. Achmea weerspreekt echter dat zij de mogelijkheid van verlenging onder handhaving van de garantie van 4% heeft toegezegd. Daarmee zijn dus vragen van uitleg van de brief van Achmea van 18 februari 2016 aan de orde. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling, maar daarbij komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex). Dit laatste blijft beslissend, ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen (HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:BY8101). Met inachtneming hiervan overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.3.
Aanvankelijk was [eiser] verzekerd bij Twenteleven, in de vorm van het Twenteleven BeleggingsPlan met einddatum 1 december 2017. In de bijbehorende voorwaarden is geen mogelijkheid tot verlenging van de verzekering opgenomen. Op 5 september 2014 is deze verzekering overgegaan naar Achmea. In de productvoorwaarden van Achmea staat, onder het kopje “Wat mag u misschien?”, wél de mogelijkheid tot verlenging vermeld. In het bijbehorende stuk “Uw persoonlijke toelichting” wordt de einddatum van de verzekering – 1 december 2017 – genoemd en staat ook vermeld dat binnen de fiscale grenzen kan worden gekozen voor verlenging van de verzekering. Daarbij staat niet vermeld dat het daarbij zou gaan om verlenging onder dezelfde voorwaarden.
4.4.
De klacht van [eiser] in zijn brief van 10 oktober 2014 aan Achmea komt er in de kern op neer dat hij met de nieuwe polisvoorwaarden slechter af is dan met de voorwaarden in de oude polis. De kwestie van de verlenging van de verzekering komt in die brief niet aan de orde. Wat betreft de mogelijkheid van verlenging was ook geen sprake van een verslechtering, omdat de voorwaarden van de oude polis geen enkele mogelijkheid tot verlenging boden. Van meet af aan was sprake van een polis met een vaste looptijd die op 1 december 2017 zou verlopen. In de discussie tussen partijen speelde de verlenging dan ook geen rol. De discussie had alleen betrekking op de garantie van 4%. Nadere correspondentie tussen partijen over deze kwestie heeft geleid tot de brief van Achmea van 18 februari 2016. In de aanhef van die brief wordt aan [eiser] gegarandeerd dat hij er onder de nieuwe verzekering niet op achteruit gaat. [eiser] stelt zich nu op het standpunt dat Achmea hem met die brief heeft toegezegd dat hij zijn beleggingsverzekering na 1 december 2017 kan verlengen in de huidige vorm, dus inclusief de garantie van 4% samengestelde intrest gecorrigeerd met de daadwerkelijk verrekende beheerkosten. Achmea weerspreekt dat zij de mogelijkheid van verlenging onder handhaving van de garantie van 4% heeft toegezegd.
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wordt aan [eiser] in de brief van Achmea van 18 februari 2016 in essentie toegezegd dat, hoewel andere polisvoorwaarden gelden dan voorheen en het garantiefonds als beleggingsmogelijkheid niet meer bestaat, [eiser] er door het aanpassen van zijn verzekering niet op achteruit zal gaan. Daarom is de garantie van 4% rendement gegeven. Het ligt voor de hand dat Achmea hiermee heeft bedoeld dat deze garantie geldt voor de duur van de looptijd van de verzekering. Indien de garantie zou worden opgevat als een garantie die (ook) geldt na verlenging van de verzekering, zou dat immers betekenen dat [eiser] er beter van zou worden. Dit terwijl Achmea in haar brief alleen schrijft dat zij met de garantie wil voorkomen dat [eiser] er door de wijziging van zijn verzekering op achteruit zal gaan. Tegen deze achtergrond heeft [eiser] de mededeling in de brief over de garantie niet zonder meer zo kunnen begrijpen als hij zegt te hebben gedaan. De brief noemt ook niet met zoveel woorden de mogelijkheid van verlenging “onder dezelfde voorwaarden”. Dat Achmea deze toezegging wel zou hebben willen doen, is voorshands geoordeeld onaannemelijk. Tussen partijen is immers niet in geschil dat het fonds nog nauwelijks rendement maakt. Het ligt dan niet voor de hand dat Achmea in 2016, toen duidelijk was dat een garantie van 4% rendement niet meer realistisch was, de bereidheid zou hebben uitgesproken ook na expiratie van de verzekering nog tot in lengte van jaren er geld op toe te willen leggen om aan [eiser] de 4% samengestelde intrest te kunnen doen toekomen. [eiser] moest, gelet op de voorafgaande discussie, begrijpen dat Achmea niet de bedoeling had bij verlenging van de verzekering ook de garantie van 4% te geven. Het had op de weg van [eiser] gelegen zich ervan te vergewissen of Achmea dat wel beoogde.
4.6.
De conclusie luidt dat er in dit kort geding voorshands van moet worden uitgegaan dat [eiser] geen aanspraak heeft op verlenging van de verzekering onder handhaving van de garantie van 4%. Dit leidt tot afwijzing van alle vorderingen van [eiser] . Een belangenafweging maakt dit niet anders. Afwijzing van de vordering impliceert dat de verzekering op 1 december 2017 eindigt, omdat [eiser] die niet zonder 4% rendementgarantie wenst voort te zetten. Mocht [eiser] in een bodemprocedure gelijk krijgen, dan zal ongetwijfeld een gecompliceerd debat volgen over eventuele schade. Dat is op zichzelf niet van voldoende gewicht om een voorziening te treffen die op voortzetting onder dezelfde voorwaarden neerkomt. Ook in dat geval ontstaat overigens een complexe afrekening, indien [eiser] in een bodemprocedure ongelijk krijgt.
4.7.
[eiser] kan desgewenst een bodemprocedure voeren tegen Achmea, teneinde verder uitgezocht te krijgen – aan de hand van de tussen partijen gevoerde gesprekken en/of correspondentie – of de brief van Achmea van 18 februari 2016 toch moet worden uitgelegd zoals hij meent. Dit kort geding leent zich daarvoor niet.
4.8.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 1.434,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2017.
Coll.: JC