ECLI:NL:RBGEL:2017:6852

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
C/05/329113 / KG ZA 17-563
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding betreffende ontruiming en eigendom woning na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen een vrouw en een man die eerder met elkaar getrouwd zijn geweest. Hun huwelijk eindigde op 20 november 2015, waarna zij afspraken maakten over de verdeling van hun gezamenlijke vermogen en de woning die zij samen bezitten. De man woont momenteel in de woning met hun zoon, diens vriendin, een neef van de vrouw en haar ouders. De vrouw vordert dat de man de woning binnen een maand ontruimt en dat hij een bedrag van € 22.000 aan haar betaalt. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen, omdat onduidelijk is tot wanneer de man de tijd heeft om de woning over te nemen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man ten minste tot 1 juli 2019 de tijd heeft om de woning in eigendom te verkrijgen, en dat de andere bewoners voorlopig in de woning mogen blijven, omdat er geen sprake is van onverantwoord gebruik. De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, maar dat de man niet verplicht kan worden om de woning eerder te ontruimen of het bedrag ineens te betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team familierecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/329113 / KG ZA 17-563
Vonnis in kort geding van 14 december 2017
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C.J.A. Snouckaert van Schauburg-Buchwaldt te Veenendaal,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Hoogsteen te Ede.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de brief van mr. Hoogsteen van 13 oktober 2017 met de producties 1 tot en met 5
  • de brief van mr. Hoogsteen van 7 december 2017 met productie 6
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Het huwelijk is op 20 november 2015 geëindigd door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Toen partijen gingen scheiden, hebben zij afspraken gemaakt over de verdeling van het gezamenlijke vermogen en de woning die zij in eigendom hebben. Dit is de woning aan [adres] (hierna: de woning). Partijen zijn samen eigenaar van de woning, ieder voor de onverdeelde helft, en hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening die bij de SNS Bank is aangegaan in verband met de aankoop van de woning.
2.3.
De afspraken tussen partijen zijn vastgelegd in een overeenkomst, een zogenaamd echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant). Het convenant is tot stand gekomen na bemiddeling als mediator van notaris mr. P.T.A. Benedek. Het convenant is in een notariële akte van 29 oktober 2015 vastgelegd.
2.4.
In het convenant is onder meer geregeld dat de woning economisch wordt toegedeeld aan de man. De man woont er ook. Partijen zijn ieder juridisch eigenaar gebleven. De man heeft een termijn gekregen om te proberen de woning volledig in eigendom te krijgen. Deze is in het convenant op bladzijde 3 zo omschreven:
Indien de comparante [de vrouw, voorzieningenrechter] niet uiterlijk op de rentevervaldag van de hypothecaire geldlening van de SNS Bank (verval datum in tweeduizend negentien) uit haar aansprakelijkheden zal zijn ontslagen, is de comparant [de man, voorzieningenrechter] verplicht (behoudens nadere schriftelijke overeenkomst) de woning te verkopen en alle schulden voor zijn rekening (zoals vermeld bij de toedeling) te nemen en als eigen schuld te voldoen onder algehele vrijwaring van de comparante.
2.5.
Op 7 september 2015 is een stuk ondertekend waarmee de rentevaste periode van de lening bij de SNS Bank vanaf 1 december 2015 is vastgelegd voor tien jaar, dus tot 1 december 2025.
2.6.
In artikel 3 lid 8 van het convenant is ook vastgelegd dat de man aan de vrouw € 40.000 moet betalen. Dit moet hij doen door iedere maand € 750 aan de vrouw te betalen vanaf 1 januari 2016. De man doet dit ook. Daardoor staat er nog € 22.000 open. Over de schuld hebben partijen het volgende afgesproken in artikel 3 lid 8 sub h en onder 1 van het convenant:
De schuldenaar [de man, voorzieningenrechter] verbindt zich verder tegenover de schuldeiser om, zolang schuldeiser [de vrouw, voorzieningenrechter] uit hoofde van deze geldlening enig bedrag van hem te vorderen heeft:
1. de thans aan schuldenaar toebehorende registergoederen en de eventueel nog door de schuldenaar te verkrijgen registergoederen zonder schriftelijke toestemming van de schuldeiser geheel noch ten dele te verkopen, te ruilen of op andere wijze te vervreemden, te verhuren, te verpachten of op enige andere wijze in gebruik te geven, alsmede met hypotheek of andere rechten te bezwaren.
2.7.
Bij de man in huis woont de zoon van partijen, [naam] . De vriendin van [de zoon van partijen] , [naam] , is bij de zoon gaan wonen. Ook woont een neef van de vrouw, [naam] , bij de man. Tenslotte wonen ook de ouders van de vrouw in de woning.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert, samengevat, om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. De man te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen en vervolgens ontruimd te houden voor zover dit betreft alle andere personen dan de man zelf en [de zoon van partijen] , dus specifiek [de vriendin van de zoon] , [de neef van de vrouw] en de ouders van de vrouw, althans dat de voorzieningenrechter een beslissing neemt die hij redelijk vindt, tenzij de man binnen één week na betekening van dit vonnis overgaat tot betaling van het nog verschuldigde bedrag van € 22.000 en aantoont dat hij binnen één maand kan en zal overgaan tot ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, althans een beslissing te nemen die de voorzieningenrechter redelijk vindt;
II. de vrouw te machtigen om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen ter zake de ontruiming, indien de man niet aan het onder I. gevorderde voldoet;
III. de man te veroordelen om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 1.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan het onder I. gevorderde voldoet, met een maximum van € 100.000;
IV. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van € 22.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag;
V. de man te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij vindt dat de vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen en de vrouw moet worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De vrouw moet een spoedeisend belang hebben bij haar vorderingen. Als zij dat niet heeft, worden haar vorderingen niet inhoudelijk behandeld in deze spoedprocedure. De man heeft betwist dat de vrouw een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang blijkt uit de stelling van de vrouw dat de man de woning verhuurt zonder haar toestemming en zonder toestemming van de bank. De vrouw is bang dat de bank daarom de woning gedwongen zal willen verkopen. Als partijen een lagere prijs krijgen voor de woning dan de hoogte van de lening, kan de bank de schuld die overblijft ook op de vrouw verhalen. Op grond van deze stelling neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en zal hij het geschil inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Partijen hebben met elkaar een afspraak gemaakt over wanneer de man uiterlijk de woning in zijn geheel in eigendom moet verkrijgen. Lukt hem dat niet, dan moet de woning worden verkocht. De vrouw zegt dat de man uiterlijk tot 1 juli 2019 heeft omdat dit in het convenant staat. De man zegt dat hij tot 1 december 2025 heeft omdat de rentevaste periode van de lening bij de SNS Bank tot die datum loopt.
4.3.
De voorzieningenrechter kan in deze procedure niet vaststellen wie op dit punt gelijk heeft. Het door de vrouw genoemde jaar 2019 staat in het convenant. Dat het 1 juli 2019 is, staat er niet in. Er staat ook dat de man de tijd heeft tot de vervaldatum van de rentevaste periode. Die is nu 1 december 2025. De man zegt dat hij en de vrouw daar samen voor gekozen hebben en dat zij dat daarom bij de bank hebben geregeld. De vrouw zegt dat haar handtekening moet zijn vervalst om dit voor elkaar te krijgen. Dat kan nu niet worden uitgezocht omdat dit een spoedprocedure is, maar in ieder geval staat vast dat de afspraak met de bank een rentevaste periode tot 1 december 2025 is. De bank zegt namelijk dat deze afspraak hoe dan ook geldig is en partijen gaan daar daarom van uit.
4.4.
De voorzieningenrechter weet dus niet of partijen (dus ook de vrouw) er bewust voor hebben gekozen om de rentevaste periode eind 2015 nog met tien jaar te verlengen. Dat zou belangrijk kunnen zijn om te bepalen wat partijen nu hebben willen afspreken in het convenant. Ook verder kan in deze procedure niet worden uitgezocht of partijen in het convenant nu bedoeld hebben dat de man tot 2019 heeft om de woning helemaal in eigendom te krijgen of tot het einde van de rentevaste periode en dus tot 1 december 2025. Daarvoor moeten misschien getuigen worden gehoord om te bepalen wat er besproken is toen het convenant tot stand kwam. Ook zijn daarvoor misschien meer stukken nodig. Daarop kan nu niet worden gewacht.
4.5.
Wel kan nu al worden vastgesteld dat de man tenminste tot 1 juli 2019 de tijd heeft. De vrouw heeft er eigenlijk spijt van dat ze de man die tijd heeft gegeven omdat zij denkt dat het de man helemaal niet gaat lukken om genoeg geld te lenen om de woning helemaal te kopen. Ze heeft het echter wel zo met de man afgesproken en die afspraak staat ook nog steeds omdat het convenant niet is ontbonden. Er is dus geen reden om de man nu te veroordelen om binnen één maand duidelijkheid te geven over de vraag of hij de woning kan overnemen omdat hij op grond van de afspraak met de vrouw langer de tijd heeft.
4.6.
Die reden is er ook niet vanwege het feit dat [de vriendin van de zoon] , [de neef van de vrouw] en de ouders van de vrouw in de woning wonen. Daarmee overtreedt de man een afspraak die partijen hebben gemaakt over het bedrag dat de man nog aan de vrouw moet betalen. De man mag de woning immers niet zonder toestemming van de vrouw aan anderen in gebruik geven voordat hij het bedrag helemaal heeft afbetaald. Dat heeft hij wel gedaan. De man zegt wel dat het ook de bedoeling van de vrouw was dat [de neef van de vrouw] en haar ouders in de woning konden blijven wonen. Maar door de echtscheiding is er veel veranderd en de vraag is of de man niet toestemming van de vrouw van na die tijd moet hebben. De overtreding van die afspraak leidt er in ieder geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet toe dat de man veel sneller dan afgesproken de woning moet overnemen omdat het gaat om een afspraak over het te betalen bedrag en niet over het overnemen van de woning.
4.7.
[de vriendin van de zoon] , [de neef van de vrouw] en de ouders van de vrouw hoeven van de voorzieningenrechter nu ook niet uit de woning. Zolang de man de kosten van de geldlening netjes betaalt en het inwonen van deze mensen niet tot schade of hinder leidt, mag het voorlopig zo doorgaan. Van schade of hinder blijkt nu niets. Ook blijkt niet dat de SNS Bank actie wil ondernemen omdat de man de woning aan anderen in gebruik heeft gegeven. In de voorwaarden die horen bij de geldlening tussen partijen en de bank staat dat verhuren niet mag. De man zegt dat de SNS Bank de situatie zoals die nu is geen probleem vindt, omdat [de neef van de vrouw] en [de vriendin van de zoon] niet huren maar kostgeld betalen en de huurovereenkomst die de ouders van de vrouw en de man hadden zou zijn opgezegd.
4.8.
Op dit punt vindt de voorzieningenrechter het ook belangrijk dat het gaat om gebruik van de woning door familie van de man (en de vrouw). Het is dus niet zo dat de man het huis zomaar verhuurt aan mensen die hij niet goed kent. Dat is belangrijk omdat de man wel verplicht is ervoor te zorgen dat er geen huurders in de woning wonen als die moet worden verkocht. Dat is misschien al halverwege 2019, als de vrouw op dat punt gelijk krijgt. Om [de neef van de vrouw] , [de vriendin van de zoon] en de ouders van de vrouw nu te verplichten om uit de woning te gaan, vindt de voorzieningenrechter vanwege de hiervoor genoemde argumenten onredelijk.
4.9.
De voorzieningenrechter vindt ook niet dat de overtreding van de afspraak betekent dat de man nu al het bedrag van € 22.000 ineens moet betalen in plaats van € 750 per maand zoals afgesproken. Dat staat namelijk niet in het convenant als straf op overtreding van die afspraak. De vrouw heeft in de dagvaarding nog geschreven dat de man wel een boete van € 20.000 moet betalen vanwege de overtreding op grond van artikel 6 op pagina 5 van het convenant. Op de zitting heeft haar advocaat gezegd dat die boete niet in deze procedure wordt gevorderd, zodat de voorzieningenrechter daarover niet hoeft te oordelen.
4.10.
De vorderingen van de vrouw worden afgewezen. De voorzieningenrechter vindt het wel belangrijk om te vermelden dat hij begrip heeft voor de zorgen van de vrouw. Vooralsnog kan zij tot juli 2019 (en misschien zelfs wel 2025) niets doen met de woning terwijl de man er woont, de woning gebruikt zoals hij dat wil en de vrouw aansprakelijk is voor de schuld aan de SNS Bank. Zij kan daardoor zelf geen nieuwe lening sluiten. De voorzieningenrechter is er ook nog niet van overtuigd dat de man in de komende jaren voldoende geld kan lenen en sparen om de woning over te nemen. Maar nu in deze procedure wordt geoordeeld dat de termijn van de man uit het convenant nog niet is verlopen en de man verantwoord gebruik van de woning maakt en de kosten daarvan betaalt, is er op dit moment geen reden hem te veroordelen zoals de vrouw heeft gevorderd.
Proceskosten
4.11.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om één van partijen in de kosten te veroordelen. Deze procedure houdt verband met het huwelijk dat tussen partijen heeft bestaan. Dan wordt normaal gesproken bepaald dat iedere partij zijn of haar eigen kosten moet dragen. De voorzieningenrechter vindt niet dat één van partijen zich in deze procedure zo onredelijk heeft gedragen dat een kostenveroordeling moet worden uitgesproken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten zo dat iedere partijen zijn of haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
14 december 2017.