ECLI:NL:RBGEL:2017:6880

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
5 januari 2018
Zaaknummer
C/05/294863/ HA ZA 15-713
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijswaardering en schending van een concurrentiebeding in een geschil tussen Douglas en gedaagden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 september 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Parfumerie Douglas Nederland B.V. (eiseres) en drie gedaagden, waaronder een concurrent. De zaak betreft een geschil over de schending van een concurrentiebeding en de bewijswaardering van de exploitatie van een schoonheidssalon. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A.H. van Ramele, heeft gesteld dat de exploitatie van de salon na de overname door Douglas in meer dan beperkte mate is verschoven van het aanbieden van schoonheidsbehandelingen naar de verkoop van parfumerieproducten. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar getuigenverklaringen van verschillende betrokkenen, waaronder de algemeen directeur en commercieel manager van Douglas, en gedaagden. De rechtbank concludeert dat de verkoop van producten aan klanten van de salon niet substantieel is veranderd ten opzichte van de situatie vóór de overname. De rechtbank oordeelt dat Douglas niet in het opgedragen bewijs is geslaagd en wijst de vorderingen van Douglas af. Tevens wordt Douglas als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op € 12.526,60.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/294863 / HA ZA 15-713
Vonnis van 6 september 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARFUMERIE DOUGLAS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. S.A.H. van Ramele te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te Leiden,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te Leiden,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te Pijnacker,
gedaagden,
advocaat mr. J.F. Langelaar te Leiden.
Partijen zullen hierna Douglas, [gedaagde sub 1] ., [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoemd worden. [gedaagde sub 1] ., [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] samen worden hierna [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juni 2016 (verder: het tussenvonnis)
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 november 2016
  • het proces-verbaal van tegengetuigenverhoor van 22 maart 2017
  • de conclusie na getuigenverhoor
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is Douglas opgedragen te bewijzen dat bij de vestiging van [naam vestiging] te Wassenaar (verder: [naam vestiging] Wassenaar) vanaf de opening op 16 januari 2015, of vanaf enig later moment, de exploitatie meer dan in beperkte mate is verschoven van het aanbieden van schoonheidsbehandelingen naar de verkoop van parfumerieproducten, dit in vergelijking met de exploitatie van de schoonheidssalon van [gedaagde partij] die vóór de totstandkoming van de koopovereenkomst op hetzelfde adres werd gedreven.
2.2.
Er zijn in totaal acht getuigen gehoord: [algemeen directeur Douglas] , algemeen directeur van Douglas (verder: [algemeen directeur Douglas] ), [commercieel manager Douglas] , commercieel manager in dienst van Douglas (verder: [commercieel manager Douglas] ), [adviseur] , zelfstandig adviseur (verder: [adviseur] ), [gedaagde sub 2] , tevens bestuurder van [gedaagde sub 1] ., [gedaagde sub 3] , tevens middellijk bestuurder van [gedaagde sub 1] ., [ondernemer] , ondernemer (verder: [ondernemer] ), [sourcer/inkoper] sourcer/inkoper (verder: [sourcer/inkoper] ) en [gastvrouw] , gastvrouw bij [naam vestiging] , in dienst van [gedaagde sub 1] (verder: [gastvrouw] ).
Daarnaast heeft Douglas als productie bij haar conclusie na enquête foto’s overgelegd van [naam vestiging] Wassenaar na 16 januari 2015 en van de schoonheidssalon van [gedaagde partij] die vóór de totstandkoming van de koopovereenkomst op hetzelfde adres werd gedreven.
2.3.
Ten aanzien van [algemeen directeur Douglas] overweegt de rechtbank dat hij ten tijde van het verhoor statutair bestuurder was van Douglas. Zijn verklaring dient daarom te gelden als een verklaring van een partijgetuige in de zin van artikel 164 lid 2 Rv. Ook [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn partijgetuigen. Nu de bewijslast van de in 2.1. genoemde bewijsopdracht echter rust op Douglas is ten aanzien van [algemeen directeur Douglas] van belang dat zijn verklaring omtrent de door Douglas te bewijzen feiten slechts bewijs in het voordeel van Douglas kan opleveren voor zover die verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.
2.4.
[algemeen directeur Douglas] verklaart dat hij één keer, hij denkt in november 2015, samen met [naam collega ] [naar de rechtbank begrijpt een collega] en [naam 2] [getuige [commercieel manager Douglas] , de rechtbank] in Wassenaar is gaan kijken hoe de situatie was bij [naam vestiging] Wassenaar. Hij heeft toen gezien dat daar een makkelijke inloop was en dat er voor in de zaak “een winkeltje was gekomen”. [naam collega ] en [commercieel manager Douglas] zijn toen naar binnen gegaan en hebben daar spullen kunnen kopen, zonder dat ze enige behandeling hebben ondergaan. De zaak oogde heel open. Er was een etalage met ramen en een open deur die uitnodigde om naar binnen te gaan. [algemeen directeur Douglas] weet niet of de deur open stond of dicht was. Van buiten kon je goed naar binnen kijken. [algemeen directeur Douglas] kon zien, zo verklaart hij, dat de goederen uitgestald stonden. Hij is zelf niet de zaak in gegaan, maar weet wel dat de twee dames lichaamsverzorgingsproducten van Molton Brown hebben gekocht.
2.5.
[commercieel manager Douglas] verklaart dat zij één keer in november 2015, twee keer in mei 2016 en één keer in augustus 2016 in [naam vestiging] Wassenaar is geweest. De eerste keer werd ze geholpen door iemand die ze kende en die haar ook herkende vanuit de gesprekken die zij ten tijde van de overname van de winkel [parfumerie [naam bedrijf] , de rechtbank] door Douglas heeft gevoerd met het personeel. Zij verklaart dat ze die keer de zaak binnen kon komen, daar cosmetica-artikelen heeft kunnen uitproberen en kunnen kopen en dat ze ook is geadviseerd. De andere drie keer kwam ze daar met een opdracht vanuit haar werk om te kijken wat daar verkocht werd. Ze kende degene die haar hielp die keren niet. Zij wilde toen, zo verklaart ze, ook producten kopen, is toen ook geadviseerd, maar kon niks aankopen, omdat zij niet in het klantenbestand was opgenomen. De tweede keer in mei 2016 werd haar gezegd dat zij een behandeling in de schoonheidssalon kon ondergaan van dertig minuten, waarna zij in het bestand zou komen te staan en de producten wel kon kopen. Die behandeling was, aldus [commercieel manager Douglas] , gratis. Over de zaak verklaart [commercieel manager Douglas] dat je vanuit buiten een doorkijk had naar “de winkel”. Er was een etalage waardoor je de zaak in kon kijken. Rechts was een toonbank met kassa, links stonden cosmetica-artikelen, make up, geuren en huidverzorgingsproducten. In het midden stond een tafel met cadeausets. Zij zag geen verschil tussen de vier keren dat ze er was.
2.6.
[adviseur] verklaart dat hij één keer, op 5 november 2013, in de schoonheidssalon van [gedaagde partij] is geweest, op uitnodiging van de heer [gedaagde sub 2] [ [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 2] is de roepnaam van [gedaagde sub 2] , de rechtbank]. Zij kwamen binnen in een luxe ontvangstruimte met toegang tot de salons. [adviseur] verklaart over de ontvangstruimte dat het een receptie-achtige ruimte was, hij zich kan herinneren dat er sfeervitrines stonden, dat waren in zijn herinnering nissen waarin aangelichte producten stonden. Hij heeft niet gezien of er prijzen bij stonden. Hij weet zeker dat er geen “winkel” was, er waren geen vitrines van waaruit producten werden verkocht en er waren ook geen winkelende klanten. Hij was daar tijdens de openingstijden van andere winkels. [adviseur] verklaart niet meer te weten of er een toonbank of kassa was. Hij weet niet uit eigen waarneming of er ná het bezoek op 5 november 2013 en vóór de overname wijzigingen hebben plaatsgevonden in de salon. Hij verklaart voorts dat hij uit de gesprekken weet dat er producten die gerelateerd waren aan behandelingen werden verkocht aan de mensen die die behandelingen hadden ondergaan, maar dat hij niet weet of die producten alleen verkocht werden na een behandeling, of dat deze ook verkocht werden aan klanten die eerder een behandeling hadden ondergaan en later een dergelijk product zonder nieuwe behandeling wilden bijkopen.
2.7.
[gedaagde sub 2] verklaart dat hij zowel vóór als na 16 januari 2015 twee keer per week in [naam vestiging] Wassenaar kwam. Daar wordt alleen personen verkocht die als klant bij de schoonheidssalon staan geregistreerd. Dat gaat, aldus [gedaagde sub 2] , om huidverzorgingsproducten. Er staan ook giftsets te koop, als die gerelateerd zijn aan de behandeling. Zij verkopen alleen producten die te maken hebben met de behandeling. Dat gebeurt óf door de schoonheidsspecialisten óf door degene die daar als gastvrouw optreedt, [gastvrouw] . Er worden ook spullen verkocht aan klanten van de schoonheidssalon die op die dag geen behandeling hebben ondergaan. [gedaagde sub 2] verklaart dat [naam vestiging] Wassenaar ook lichaamsbehandelingen aanbiedt. De klanten kunnen na zo een behandeling gebruik maken van een badkamer. Er zijn twee badkamers in het pand, waar zij gebruik kunnen maken van de producten van Molton Brown. Die kunnen ze vervolgens ook kopen. De ruimte is, aldus [gedaagde sub 2] , een multifunctionele ruimte, net als voorheen. Allereerst worden daar mensen ontvangen die een behandeling ondergaan in de salons. Ten tweede komen er mensen die een afspraak hebben voor ‘injectables’ of daar een afspraak voor willen maken. En verder komen er klanten van Wever Facial Plastics die voor de nazorg komen. Die behandeling gebeurt niet bij [naam vestiging] Wassenaar, maar de nazorg wel. Daarnaast is het de plek waar producten verkocht worden. Dat is, aldus [gedaagde sub 2] , niet veranderd. Wat wel veranderd is, is de presentatie van de producten. Dit, zo verklaart [gedaagde sub 2] , omdat het om andere merken gaat die een andere presentatie hebben. Er worden ook producten aangeboden in de vorm van geuren, waaronder parfum, van een ander merk dan de producten die bij een schoonheidsbehandeling worden gebruikt. In het verleden werd ook al parfum verkocht. Er wordt volgens [gedaagde sub 2] zeker make up verkocht. [naam vestiging] Wassenaar verkoopt make up producten, omdat zij, aldus [gedaagde sub 2] , klanten na een behandeling niet weg kunnen sturen zonder make up. Dat deden zij voorheen ook. Toen bood de salon meerdere merken aan, nu maar één. Over de door Douglas als productie 3 tot en met 5 ingebrachte blogs en een site van [naam vestiging] , waarin gesproken wordt over [naam vestiging] en de verassende combinatie tussen salon en winkel, verklaart [gedaagde sub 2] dat hij in geen van die publicaties de hand heeft gehad en dat ze buiten zijn verantwoording zijn gemaakt. Als hem wordt voorgehouden dat de heer [algemeen directeur Douglas] en de commercieel manager van Douglas hebben verklaard dat zij producten konden kopen in de vestiging zonder dat zij een schoonheidsbehandeling hadden ondergaan, verklaart hij dat [gastvrouw] hem destijds heeft verteld dat zij de medewerkers van Douglas had herkend, omdat zij daar zeer recent nog mee om de tafel had gezeten om te kijken of zij bij Douglas zou willen werken; het was een vriendschappelijk contact met wederzijdse herkenning. Toen de medewerkster van Douglas zei dat ze wat producten, waaronder thee, wilde proberen, heeft de gastvrouw gezegd: “natuurlijk”, zo verklaart [gedaagde sub 2] . Dat nog een andere keer zoiets gebeurd zou zijn, is hem niet bekend. [gedaagde sub 2] verklaart voorts dat hij niet weet of er nagellak wordt verkocht. Als dat zo is, gebeurt dat omdat mensen lipstick kopen en dan nagellak willen van dezelfde kleur. [naam vestiging] Wassenaar gebruikt geen nagellak bij de behandeling. Geurkaarsen worden gebrand in het pand om een bepaalde sfeer te creëren. Thee wordt geschonken aan de klanten. Die producten verkopen zij ook aan klanten. Het parfum is, zo verklaart [gedaagde sub 2] , wel gerelateerd aan de behandeling. Na afloop van een behandeling krijgen klanten parfum aangeboden. Dat is standaard na iedere schoonheidsbehandeling en hoort bij de beleving.
2.8.
[gedaagde sub 3] verklaart dat hij 5 à 6 keer per jaar in [naam vestiging] Wassenaar komt. Dat was ook voor 16 januari 2015 al het geval. [naam vestiging] Wassenaar verkoopt producten die gebruikt worden bij de behandeling in de salon of die met die behandeling te maken hebben. Dat deden zij voorheen ook al. Er worden ook producten verkocht die je als badkamerproducten kunt beschrijven, zoals douchegel en bodylotion. Dat is van een bepaald merk dat is geselecteerd opdat het niet een merk is dat bij Douglas wordt verkocht. In de vestiging staan sfeermakers als geurkaarsen en geurstokjes. Die kunnen als de klanten dat wensen ook gekocht worden. De klanten gaan in principe nooit zonder make up de straat op, althans met zoveel make up als zij wensen. Ze krijgen een geurtje op en worden opgemaakt. Het uiterlijk van de vestiging is, aldus [gedaagde sub 3] , wel veranderd, maar in wezen niet. Er stonden al een toonbank, een kassa en verkoopgoederen. In die ruimte worden klanten ontvangen, vinden intakegesprekken plaats, ook voor de chirurg die in hetzelfde pand werkzaam is, en wordt uitleg gegeven over welke behandelingen er in de salon plaatsvinden. Daarnaast worden er na een behandeling de behandeling en de producten die de klant na die behandeling willen kopen afgerekend. [gedaagde sub 3] verklaart dat willekeurige passanten geen producten kunnen kopen, alleen mensen die als salonklant geregistreerd staan. Zij kunnen ook herhaalproducten kopen. Er is niets veranderd in de situatie na januari 2015 ten opzichte van de situatie daarvoor. De ingang is niet gewijzigd. Het is wel zo dat de ingang die vroeger niet zo vaak gebruikt werd nu vaker gebruikt wordt. Dat heeft, zo verklaard [gedaagde sub 3] , te maken met een drukkere bezetting van de vestiging, wat komt doordat het aantal behandelingen is toegenomen met de invoering van het concept van [naam vestiging] . Dat betreft behandeling met specifieke producten die worden gebruikt bij de behandeling en daarna ook kunnen worden gebruikt om het effect van de behandeling voort te zetten. Er is na de verbouwing niet meer glas in het pand gekomen. Er was altijd al een glazen pui. In de straat waaraan de ingangen liggen loopt winkelend publiek. De vestiging ligt helemaal achterin een winkelstraat. Kühn weet niet of de mensen die komen voor een nacontrole voor ‘injectables’ ook producten kunnen kopen en ook niet of zij geregistreerd worden als klant van de schoonheidssalon. Hij weet niet hoeveel merken parfum er worden verkocht, of er nagellak wordt verkocht en heeft geen idee over de invulling van de verkoop; daar bemoei hij zich niet mee.
2.9.
[ondernemer] verklaart dat hij mede-frachisegever is van het concept [naam vestiging] en dat hij denkt eens in de twee weken in de vestiging [naam vestiging] Wassenaar te komen. Vóór januari 2015 kwam hij daar niet. Hij is ook leverancier van de spullen. Hij weet dat in de vestiging in Wassenaar met name huidproducten worden verkocht en daarnaast aanverwante producten, voor zover hij weet met name aan klanten uit de salon. Hij weet dat, omdat dat de opzet is en een beperking die ze niet hebben in andere vestigingen van [naam vestiging] . Hij is, zo verklaart hij, als franchisegever met handen en voeten aan die beperking gebonden. Bij de aanverwante producten gaat het om make up van het merk By Terry, er is een klein assortiment Molton Brown bad & body en er is een klein assortiment geuren. Daarnaast is er een top 10 van andere producten die zij in de andere winkels van [naam vestiging] aanbieden. [naam vestiging] Wassenaar heeft een veel kleiner oppervlak dan de andere vestigingen. Ze kunnen daar, aldus [ondernemer] , dus niet hetzelfde presenteren. Het gaat om een salon met bijverkoop en het heeft daarom de focus op huidverzorging. Om toch een gevoel te geven van wat in de andere winkels wordt verkocht hebben zij een uitstalling van wisselende highlights uit de andere vestigingen. Het gaat dan af en toe om geuren en bijvoorbeeld ook om een merk dat ze in een andere winkel introduceren en dat niet in het assortiment in Wassenaar zal worden opgenomen. [ondernemer] verklaart aan te nemen dat die top 10 producten verkocht wordt aan dezelfde klanten als de andere producten. Of die producten ook gebruikt worden bij de behandeling in de salons zal per product, zo denk hij, verschillen. Hij weet dat [naam vestiging] in al haar vestigingen klanten na een behandeling ook parfumeert, of dat er een shimmer wordt toegepast na de behandeling om de klant te fatsoeneren. Hij weet niet of als er een geur tijdelijk in de top 10 staat deze ook wordt gebruikt in de vestiging in Wassenaar na de behandeling. [naam vestiging] stalt, aldus [ondernemer] , die top 10 van producten uit om klanten toch het [naam vestiging] gevoel te geven, ook al gaat het om een kleinere vestiging met bijverkoop.
[ondernemer] verklaart dat [naam vestiging] is begonnen vanuit een salon en dat ze hebben ingezien dat een salon ook verkoop nodig heeft. Ze zijn steeds meer het personeel gaan opleiden om ook producten te gaan verkopen. De vestiging in Wassenaar wijkt daar iets van af. Dat is een salon met bijverkoop. Ook daar proberen zij wel zoveel mogelijk producten bij te verkopen. In de andere vestigingen in Amsterdam, Leiden en Den Haag ligt ook de nadruk op behandeling en huidverzorging, maar daar proberen zij veel meer een totaalpakket aan te bieden. In Wassenaar is dat vanwege de beperking en de kleinere ruimte niet mogelijk en concentreert [naam vestiging] zich daarom weer op haar kernproduct, behandeling en huid. [ondernemer] denkt dat in de vestiging in Wassenaar van de verkoop van producten de verkoop van huidproducten 80% deel uitmaakt en dat je, als je daar make up bij optelt minimaal op 90% komt. Hij denkt dat de rest van de verkoop zal bestaan uit zaken als de bad & body van Molton Brown en andere wellness-producten en geuren en daarnaast verkopen ze ook een aantal niet verwante producten zoals juweelboxjes en dergelijke. Hij is niet de enige leverancier en weet niet precies wat de percentages zijn. In [naam vestiging] Wassenaar worden volgens hem drie huidverzorgingsmerken verkocht: Perricone, Natura Bissé en Institut Esthederm. Die drie merken worden ook gebruikt bij de behandeling. De merken By Terry & Molton Brown bieden, aldus [ondernemer] , ook producten aan die je als huidverzorging zou kunnen definiëren. Die worden volgens hem niet bij de behandeling gebruikt. Bij bijvoorbeeld een Perricone-behandeling kan het zijn dat bijvoorbeeld massageolie of hand- en voetencrème van een ander merk wordt gebruikt. De onderhandelingen over het in franchise geven van [naam vestiging] in Wassenaar zijn een half jaar voor de opening begonnen, denkt [ondernemer] . Hij is toen ook op locatie geweest. Hij kan zich niet herinneren dat hij het bedrijf heeft gezien zoals het voorheen was. Zij hebben geen constructieve verbouwing gedaan, alleen decoratief. Destijds zijn aan [ondernemer] , zo verklaart hij, de beperkingen verteld dat er geen merken mochten worden verkocht die ook bij Douglas Wassenaar worden verkocht en voorts dat het een salon was met bijverkoop.
2.10.
[sourcer/inkoper] verklaart dat zij van 2011 tot 2015 werkzaam is geweest op het hoofdkantoor van parfumerie [naam bedrijf] in Leiden en dat zij daar operationeel manager was. Zij kwam ook in de vestiging van [naam bedrijf] in Wassenaar, tot die vestiging werd overgenomen door Douglas. Zij kwam niet in de schoonheidssalon in Wassenaar: niet voordat het [naam vestiging] heette en ook niet daarna. Zij had als operationeel manager destijds wel inzage in de inkoopcijfers van de schoonheidssalon in Wassenaar. Dat was totdat het een franchise werd van [naam vestiging] . Daarna werden er merken verkocht die zij niet voerden bij [naam bedrijf] .
Zij weet dat in die tijd in de salon producten werden gebruikt van de merken Sisley en Carnebo, misschien ook nog wel andere merken, en die werden daar ook verkocht. Het ging dan om huidverzorging en make up-producten. Ook geuren werden daar in de salons verkocht. Ze verkochten van de merken Sisley en Carnebo het hele assortiment van de lijn. [sourcer/inkoper] denkt, zo verklaart ze, ook de geuren. Zij weet dit alleen uit de cijfers, zij gaf alleen ondersteuning aan de parfumeriewinkels, niet aan de salons. [sourcer/inkoper] verklaart dat ze niet weet aan wie de spullen werden verkocht, ze kwam niet in die winkels. Ze weet uit de cijfers wel dat er spullen werden verkocht en dat er niet alleen maar spullen werden verbruikt, maar weet niet wat de omzet was. Dat is te lang geleden. Zij verklaart dat ze zelf een keer behandeld is in de salon in Wassenaar. Toen is haar na afloop geadviseerd over het gebruik van producten en die zijn haar ook aangeboden. Dat was nog toen het een salon van [naam bedrijf] was. Na de behandeling in de salon kwam ze in een ruimte waar je ook ontvangen werd, waar je een kopje koffie kreeg. Daarin stonden de producten uitgestald die haar werden geadviseerd na de behandeling. Het was, aldus [sourcer/inkoper] , niet de beleving die ze in een parfumeriewinkel heeft. Er stond een kastje met producten. Er stond een make up-meubel, een meubel waar je opgemaakt kon worden of jezelf kon opmaken en waarin de make up-producten stonden. [sourcer/inkoper] kan niet meer vertellen hoeveel producten er uitgestald stonden.
2.11.
[gastvrouw] verklaart dat ze sinds een jaar of twee gastvrouw is bij [naam vestiging] Wassenaar. Tot twee jaar geleden was ze werkzaam bij de vestiging van [naam bedrijf] in Wassenaar. Eerst als verkoopster en uiteindelijk ook als bedrijfsleidster. Ze werkte daar al een jaar of 30. Sinds 2011 werkte ze daarnaast 2 dagen per week bij [naam bedrijf gedaagde] . Ze assisteerde daar de arts en daarnaast werkte ze voor de salons en fungeerde daar ook al als gastvrouw. Ze had daar, zo verklaart ze, dezelfde taken als nu bij [naam vestiging] : het maken van afspraken, het opnemen van de telefoon, het doen van intakegesprekken en het aansturen van de salons. Als er na een behandeling een medewerker van een salon naar beneden kwam met een klant en er al een nieuwe klant stond te wachten en de salonmedewerker dus geen tijd had, verkocht ze ook producten aan de klant. De salonmedewerker had al een lijstje gemaakt met producten die aan de klant verkocht moesten worden. Dat is een soort advieskaart die al boven in de salon was ingevuld. Daarin is niets veranderd. Naast de spullen die op de advieskaart staan kunnen de mensen ook andere producten kopen, zoals een slaapmaskertje of een portemonneetje. Mensen met een lichaamsbehandeling kunnen daarna gebruik maken van de badkamer en kunnen als ze wilden ook de daar gebruikte badproducten kopen. Er is in dat opzicht niet veel veranderd ten opzichte van de tijd voordat het [naam vestiging] werd. Ze hebben nu wel andere merken en daardoor ziet het er nu anders uit. Ze hadden destijds twee grote make up-meubelen, nu een. Ze verkochten destijds vier merken huidverzorging waarvan er twee met daaraan gerelateerde make up en geurproducten. Nu verkopen ze nog steeds vier merken huidverzorging en één make up-merk. [gastvrouw] verklaart voorts dat ze destijds ook geurproducten verkochten, net als nu. Er staan misschien nu iets meer merken parfum, maar ze verkopen nu niet meer parfum dan vroeger. Vroeger verkochten zij Sisley, La Prairie, La Mer en Carnebo wat nu Sensai is en nu de merken Dr. Perricone, By Terry, Pixie en Natura Bissé. Ze verkopen, zo verklaart [gastvrouw] alleen aan klanten van de salon. Mensen komen daar echt binnen voor de salon. Dat was vroeger ook zo. Het zijn nu ook vrij onbekende merken. Vroeger hadden zij hele bekende merken. Er komen ook mensen die klant zijn die iets kopen, omdat hun voorraad op is. Ze neemt aan dat dat vroeger ook zo was maar kan dat niet met zekerheid zeggen, omdat ze er toen maar twee dagen werkte. De uitstraling van de winkel is wel veranderd, zo verklaart [gastvrouw] , omdat ze een nieuw logo hebben en ze destijds presentatiemeubels hadden van andere merken dan nu. De ingang is niet wezenlijk veranderd, de toegangsdeuren zijn hetzelfde. Er is niet meer veranderd dan de kleur, de raambestikkering, een rekje met bloemen en het logo. Er staat ook een rekje met producten aan de binnenkant voor de deur, maar dat was vroeger ook al. [gastvrouw] verklaart dat ze vroeger de eerder genoemde spullen, zoals een portemonneetje of een gezichtsmaskertje niet verkochten. Die zijn ze gaan verkopen om “de winkel” leuk aan te kleden. Ze hebben misschien drie van ieder aanwezig. Het aandeel in de verkoop van dergelijke producten is misschien 1%, in ieder geval, zo verklaart [gastvrouw] , héél weinig. Als [gastvrouw] wordt voorgehouden dat zij kort daarvoor in haar verklaring het woord “winkel” gebruikte en aan haar wordt gevraagd of zij het “een winkel” noemt, verklaart ze dat het geen winkel is, maar een ontvangstruimte. Er stond een tafel en stoelen en er was een aanrecht met een koffiezetapparaat. Het was tevens de wachtruimte voor de cliënten en de ruimte om af te rekenen. De geurtjes zijn, aldus [gastvrouw] , gerelateerd aan de behandeling. Zij parfumeren alle klanten en de geuren staan ook op de badkamers. [gastvrouw] verklaart dat zij de enige gastvrouw is. Er is geen verkoopster in dienst bij deze vestiging. De schoonheidsspecialistes verkopen wel spullen. Zij staan ook wel eens beneden als er voor hen geen klant is. Er komen ook mensen binnen voor injectables. Die komen voor de arts, die kopen geen spullen. De spreekruimte is ook een andere ruimte. Er lopen wel eens mensen binnen voor een koffietje. Zij verkoopt aan hen geen spullen.
[gastvrouw] verklaart dat ze ooit heeft meegemaakt dat iemand die geen klant was bij de schoonheidssalon spullen wilde kopen. Dat waren medewerkers van Douglas. Zij kende hen. Ze vroegen of ze een doosje thee mochten kopen en een tube handcrème. [gastvrouw] dacht, zo verklaart ze, “het zijn collega’s, dus ik mag hun dat toch wel verkopen”. Er komen nooit zomaar mensen binnen om iets te kopen. Het zijn ook onbekende merken. Het zijn echte salonmerken. Ze probeert wel mensen te werven voor een behandeling in de salon en hoopt dat ze erna spullen kopen. Dat is juist het idee. Er zijn ook geurkaarsen te koop van het merk Molton Brown. Er is geen nagellak te koop. De eerste twee a drie maanden, althans helemaal in de beginfase, hadden zij een uitgebreider assortiment van het merk By Terry. Ze hebben het assortiment toen ingeperkt vanwege te weinig verkoop. Sindsdien verkopen zij geen nagellak meer. Ze verkopen ook cadeausets, maar alleen van het merk Molton Brown en soms van de huidverzorgingsmerken. Molton Brown brengt twee keer per jaar een combiverpakking uit met doucheproducten, bodylotion of handcrème. Ze hebben in de salon een uitstalling met een top 10. Daarop worden wisselende dingen uitgestald. [gastvrouw] verklaart dat zij, samen met Raoul dan wel Heidi van [naam vestiging] bepaalt welke producten daarop komen te staan. Ze zijn beperkt in de mogelijkheden, omdat hun aanbod maar beperkt is. Het komt ook wel voor, een enkele keer, dat er iets op komt te staan wat normaal niet in het assortiment van [naam vestiging] Wassenaar zit, bijvoorbeeld een nieuwe geur. Er komen geen producten op te staan die niet gerelateerd zijn aan de behandelingen in de salon. Alles wat zij verkopen wordt gebruikt in de salon. Alle geuren die ze verkopen worden ook gebruikt voor het parfumeren van mensen na een behandeling. [naam vestiging] Wassenaar heeft twee of drie vaste merken. Heel soms is er een ander merk, maar dan wordt dat merk ook gebruikt voor het parfumeren van mensen. Er komen meer klanten dan vroeger. Er zijn twee schoonheidsspecialistes bijgekomen. [naam vestiging] Wassenaar groeit, omdat [naam vestiging] , zo verklaart [gastvrouw] , een ijzersterk salonconcept heeft.
2.12.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van [commercieel manager Douglas] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , , [ondernemer] en [gastvrouw] blijkt dat [naam vestiging] Wassenaar alleen producten verkoopt aan mensen die een behandeling in de schoonheidssalon hebben ondergaan en die (daarom) in het klantenbestand staan. Weliswaar verklaren [algemeen directeur Douglas] , [commercieel manager Douglas] en [gastvrouw] dat [commercieel manager Douglas] in november 2015 bij [naam vestiging] Wassenaar producten heeft kunnen kopen zonder dat zij een behandeling heeft ondergaan of in het klantenbestand stond, uit de verklaring van [commercieel manager Douglas] en [gastvrouw] volgt echter dat dit om een uitzonderlijke situatie ging: [commercieel manager Douglas] en [gastvrouw] kenden elkaar uit de gesprekken rond de overname van parfumerie [naam bedrijf] door Douglas en dit was de reden voor [gastvrouw] om aan [commercieel manager Douglas] , als manager bij Douglas, de gevraagde producten te verkopen. [commercieel manager Douglas] heeft verklaard dat het voor haar de volgende keren, toen zij de medewerker van [naam vestiging] Wassenaar niet kende, niet mogelijk was om producten te kopen zonder een behandeling te ondergaan. De rechtbank overweegt dat de verkoop dus aan een belangrijke beperking is gebonden en dat er in dat opzicht dus niet is gebleken van enige verschuiving van nadruk op behandeling naar nadruk op verkoop.
2.13.
Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit geen van de verklaringen dat een substantieel deel van de producten die aan die klanten uit het klantenbestand werden verkocht géén relatie had met de behandelingen in [naam vestiging] Wassenaar ( [gastvrouw] noemt 1%, althans “héél weinig”). Daarbij komt dat niet gebleken is dat het dan steeds ging om “parfumerie-producten”. Genoemde worden immers ook, onder andere, armbandjes en portemonneetjes. Uit de verklaringen volgt wel dat die relatie tussen de te koop aangeboden producten en behandeling ruim werd gezien: ook parfum en make up die na een behandeling bij klanten werd aangebracht, badproducten die klanten na een lichaamsbehandeling in de badkamer van de salon konden gebruiken en zelfs geurkaarsen, die in het pand werden gebruikt “om een bepaalde sfeer te creëren”, werden verkocht. Anderzijds, [gastvrouw] verklaart dat er in dat opzicht met betrekking tot de badproducten, parfum of make up niet veel is veranderd ten opzichte van de situatie van vóór januari 2015, toen dat volgens haar ook gebeurde, terwijl ook [sourcer/inkoper] verklaart zich te herinneren dat er vóór januari 2015 al parfum werd verkocht. Dat er in dat opzicht qua volume, althans percentage, een wezenlijke verschuiving heeft plaatsgevonden, volgt niet uit de verklaringen.
2.14.
Voorts verklaren de getuigen verschillend over (wijzigingen in) de inrichting van de zaak en de presentatie van de producten. Een eenduidig beeld komt daaruit niet naar voren, waarbij voorts niet steeds duidelijk is of die eventuele wijziging niet al vóór het moment van overname door Douglas van [naam bedrijf] en vóór de tekening van de overeenkomst daartoe, heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van de door Douglas bij haar conclusie na enquête als productie 12 en 13 overgelegde foto’s, overweegt de rechtbank dat de foto van productie 12, die volgens Douglas de situatie van vóór 2015 weergeeft, maar een beperkt beeld van de zaak geeft, nu daarop daarvan slechts één zijde te zien is. [gedaagde partij] stelt voorts dat de foto is gemaakt in 2011, waarna de situatie, aldus [gedaagde partij] , tot januari 2015 al wezenlijk was veranderd Die foto zegt, aldus [gedaagde partij] , dus niets over veranderingen in de relevante periode, sinds de overname van [naam bedrijf] door Douglas. Nu Douglas geen nadere datering van die foto heeft gegeven kan deze stelling van [gedaagde partij] niet worden weerlegd.
Wat daar ook van zij, de rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de inrichting van [naam vestiging] Wassenaar dusdanig is veranderd dat reeds daaruit zou volgen dat de exploitatie van [naam vestiging] in meer dan in beperkte mate is verschoven van het aanbieden van schoonheidsbehandelingen naar de verkoop van parfumerieproducten in vergelijking met de exploitatie van de schoonheidssalon van [gedaagde partij] die vóór de totstandkoming van de koopovereenkomst op hetzelfde adres werd gedreven.
2.15.
Gelet op vorenstaande en nu ook overigens niet is gebleken dat sinds de totstandkoming van de koopovereenkomst sprake is van een substantiële verschuiving van het aanbieden van schoonheidsbehandelingen naar de verkoop van parfumerieproducten, komt de rechtbank tot het oordeel dat Douglas niet in het opgedragen bewijs is geslaagd. Gelet op hetgeen is overwogen in het tussenvonnis leidt dit ertoe dat niet gebleken is van handelen in strijd met de koopovereenkomst en dat de vorderingen van Douglas zullen worden afgewezen.
2.16.
Douglas zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op:
- griffierecht 1.909,00
- getuigenkosten 297,60
- salaris advocaat
10.320,00(4,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 12.526,60

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Douglas in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot op heden begroot op € 12.526,60,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017.