In deze zaak vordert de eiseres, een maatschap die een akkerbouwbedrijf exploiteert, een verklaring voor recht dat het Waterschap Rivierenland onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden door wateroverlast. De eiseres stelt dat na hevige regenval op 28 juli 2014 en 30 augustus 2015 het Waterschap de stuwen te vroeg heeft gestreken, waardoor water vanuit een hoger gelegen industriegebied in haar lager gelegen percelen is gestroomd. Dit heeft geleid tot aanzienlijke schade aan haar gewassen, die zijn gaan rotten. De rechtbank heeft deskundigenonderzoek gelast om te beoordelen of het Waterschap verwijtbaar heeft gehandeld in het waterbeheer.
De procedure begon met een tussenvonnis op 8 maart 2017, gevolgd door een comparitie op 16 mei 2017. De eiseres heeft diverse processtukken ingediend, waaronder producties en akten van uitlating. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres haar percelen in een gebied heeft dat onder water is komen te staan door de hevige neerslag, en dat het Waterschap verantwoordelijk is voor de waterstaatkundige verzorging in dat gebied.
De rechtbank heeft de feiten en het geschil in detail besproken, waarbij de eiseres haar vorderingen heeft onderbouwd met argumenten over de nalatigheid van het Waterschap. Het Waterschap heeft verweer gevoerd en betwist dat er fouten zijn gemaakt bij het beheer van de stuwen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een deskundige te benoemen om de situatie te onderzoeken en te adviseren over de vraag of het Waterschap onterecht heeft gehandeld. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd zullen worden.