Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[Eiser 1] ,
[Eiser 2],
[Eiser 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 maart 2017,
- het proces-verbaal van comparitie van 18 april 2017.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van een huurder die failliet is gegaan. Eisers, broers en gezamenlijk eigenaar van een pand, hebben een winkelruimte verhuurd aan een rechtspersoon waarvan de gedaagde de bestuurder is. De huurder is in oktober 2013 failliet verklaard, terwijl de borgstelling door een derde partij, Overhaghe Beheer BV, nog niet was afgegeven. Eisers vorderen een verklaring voor recht dat de gedaagde als bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld en eisen schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet persoonlijk aansprakelijk is, omdat er onvoldoende bewijs is dat hij een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank wijst de vordering van eisers af, omdat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het niet verkrijgen van de garantstelling en de gedaagde niet kan worden verweten dat hij hen in de veronderstelling heeft gelaten dat de garantie zou worden afgegeven. De rechtbank concludeert dat de eisers de gevolgen van het faillissement voor een groot deel aan zichzelf te wijten hebben en dat er geen onrechtmatige daad van de gedaagde is aangetoond. De vordering wordt afgewezen en eisers worden veroordeeld in de proceskosten.