ECLI:NL:RBGEL:2017:6929

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2017
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
C/05/283880 / KG ZA 15-252 / 357 / 812
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving bestuursdwang en verwijdering woonboot in Zaltbommel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, eigenaresse van een woonark, en de Gemeente Zaltbommel. De eiseres vorderde een verbod op handhaving door de gemeente, die haar had gelast de woonark te verwijderen op basis van een last onder bestuursdwang. De gemeente had eerder vastgesteld dat het gebruik van de ligplaats voor de woonboot in strijd was met het bestemmingsplan. De eiseres beschikte over een ligplaatsvergunning, maar deze was niet in overeenstemming met de huidige bestemmingsplannen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit zouden verhinderen. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de gemeente bij de uitvoering van bestuursdwang en de verantwoordelijkheid van de eiseres om tijdig alternatieve ligplaatsen te vinden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/283880 / KG ZA 15-252 / 357 / 812
Vonnis in kort geding van 27 mei 2015
in de zaak van
[eiseres],
[woonplaats]
eiseres,
advocaat mr. M.L.W. Weerts te ’s-Hertogenbosch,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZALTBOMMEL,
zetelend te Zaltbommel,
gedaagde,
advocaat mr. D. Nijman te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de op voorhand toegezonden producties 1 tot en met 13 van [eiseres]
- de op voorhand toegezonden producties 1 tot en met 6 van de Gemeente
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 27 mei 2015 vonnis gewezen. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, worden hieronder vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse en bewoonster van een woonark. Deze woonark ligt sinds 2004 aan de [adres] te [plaats] (gemeente Zaltbommel). De ligplaats huurt [eiseres] van [naam watersportvereniging] .
2.2.
[eiseres] beschikt over een ligplaatsvergunning die door de gemeente Zaltbommel in 2003 voor onbepaalde tijd is afgegeven.
2.3.
Tussen [eiseres] en [naam watersportvereniging] zijn verschillende gerechtelijke procedures gevoerd over de ligplaats aan de [adres] .
2.4.
Bij besluit van 27 mei 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel [eiseres] onder oplegging van een dwangsom gelast het bouwwerk (de afmeervoorziening) en de woonboot van de huidige ligplaats te verwijderen omdat het gebruik van de [adres] als ligplaats voor een woonboot in strijd was met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitendijks gebied”. De op de plankaart ingetekende ligplaats lag volgens het college elders.
2.5.
Tegen het besluit van 27 mei 2010 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt en vervolgens beroep en hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft bij uitspraak van 5 juni 2013 de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Voor zover van belang is in deze uitspraak het volgende overwogen:
(…)
6.1
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat handhavend optreden niet onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Dat de gemeentelijke planwetgever, zoals [eiseres] stelt, niet heeft bedoeld een ligplaats aan de oostzijde van de jachthaven te situeren, wat daar ook van zij, kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Dat op de plek waar thans ligplaats wordt ingenomen voorzieningen zijn aangebracht, maakt, mede gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving en de omstandigheid dat het geen geringe overtreding betreft, handhavend optreden niet onevenredig.
De stelling van [eiseres] dat zij, volgens haar door toedoen van het college, de ligplaatsvergunning voor haar woonboot niet vóór het van kracht worden van het huidige bestemmingsplan heeft ontvangen, levert geen bijzondere omstandigheid op. Dat het college bij besluit van 5 november 2003 ligplaatsvergunningen heeft verleend en [naam watersportvereniging] toestemming heeft gegeven voor het aanmeren van de woonboor ter plaatse, levert, anders dan [eiseres] aanvoert, evenmin een bijzondere omstandigheid op, reeds nu dit haar niet ontslaat van de plicht de voorschriften in andere relevante regelgeving in acht te nemen.
(…).
2.6.
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Zaltbommel het bestemmingsplan “Buitengebied, Zaltbommel” vastgesteld. Daarin zijn alle ligplaatsen voor woonboten in het water waarin de woonark van [eiseres] ligt, komen te vervallen. [eiseres] heeft tegen dit bestemmingsplan rechtsmiddelen ingesteld. De Afdeling heeft in het beroep van [eiseres] , bij uitspraak van 17 september 2014, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
(…)
De raad heeft verder toegelicht dat hij het gebruik van de ligplaats niet alsnog als zodanig wil bestemmen. Hieraan heeft de raad ten grondslag gelegd dat de ligplaats niet past in het herinrichtingsplan voor recreatiepark “ [naam watersportvereniging] ”. Een ligplaats voor een woonboot met een woonfunctie acht de raad niet wenselijk in een gebied met een (water)recreatieve functie. Dit in tegenstelling tot de mogelijkheid om ter plaatse aanlegsteigers te realiseren, welke mogelijkheid het vorige plan volgens de raad ook reeds bood, nu het gebied het zwaartepunt vormt voor waterrecreatie in de gemeente. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk. (…)
Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid kunnen besluiten geen medewerking te verlenen aan het van [appellant sub 7] om de ligplaats voor haar woonboot op het adres [locatie 8] te Aalst alsnog als zodanig te bestemmen.
18.5
Voor zover [appellant sub 7] betoogt dat in het plan ten onrechte niet is voorzien in een nieuwe alternatieve ligplaats overweegt de Afdeling het volgende. [appellant sub 7] heeft als alternatieve locatie gewezen op de locatie aan de oostzijde van de havenmond, alwaar in het vorige plan een ligplaats was voorzien. De Afdeling stelt in dit verband voorop dat aan een geldend bestemmingsplan in het algemeen geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. De raad heeft toegelicht dat ook een ligplaats ten oosten van de havenmond niet past in de gewijzigde inrichting van (dag)recreatieterrein “ [naam watersportvereniging] ”. Een permanente woonfunctie acht de raad niet passend in een gebied met een (water)recreatieve functie. In dat verband acht de raad van belang dat de ligplaats via het recreatieterrein ontsloten zou moeten worden. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid kunnen besluiten geen ligplaats aan de oostzijde van de havenmond meer mogelijk te maken. Voor zover [appellant sub 7] heeft gewezen op de alternatieve [locatie A] , overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft gesteld dat reeds eerder is getracht aldaar een ligplaats voor een woonboot als zodanig te bestemmen, maar dat daartegen bezwaren bestonden. De raad ziet daarom geen mogelijkheden om een ligplaats voor de woonboot voor [appellant sub 7] op de [locatie A] mogelijk te maken. De Afdeling ziet in het aangevoerde thans geen aanleiding voor het oordeel dat dit standpunt onredelijk is. Het betoog faalt.
Met deze uitspraak is dit bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
2.7.
Sinds het besluit van 27 mei 2010 hebben tussen [eiseres] en de Gemeente diverse gesprekken plaatsgevonden over een eventuele alternatieve locatie voor de woonboot. Tot op heden is een alternatieve ligplaats binnen de gemeente Zaltbommel niet voorhanden.
2.8.
Op 22 mei 2014 heeft de Afdeling de begunstigingstermijn verlengd tot 14 oktober 2014.
2.9.
Bij besluit van 3 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders [eiseres] onder oplegging van een last onder bestuursdwang wederom gelast binnen twee weken na de verzenddatum van het besluit de afmeervoorziening en de woonboot van de ligplaats te verwijderen en verwijderd te houden.
2.10.
Op 21 april 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, afdeling Bestuursrecht, het besluit van 3 maart 2015 ten aanzien van de woonboot in stand gelaten. De last de afmeervoorziening te verwijderen heeft de voorzieningenrechter geschorst tot zes weken na de door het college te nemen beslissing op bezwaar.
2.11.
Bestuursrechtelijk lopen er voor zover bekend op dit moment nog twee trajecten: (i) de aanvraag van [eiseres] van 28 april 2015 om te mogen afmeren voorlopig aan de laad- en losplaats in [locatie A] om vervolgens een definitieve locatie te kunnen krijgen op de [locatie B] en (ii) een bezwaar tegen het hierboven genoemde besluit van 3 maart 2015 (bestuursdwang) van het college.
2.12.
Per e-mail van 22 mei 2015 heeft de heer [naam medewerker] van de Omgevingsdienst Rivierenland (hierna: de ODR) de advocaat van [eiseres] meegedeeld dat namens het college uitvoering zal worden gegeven aan de aan [eiseres] opgelegde last onder bestuursdwang. Vanaf woensdag 27 mei 2015 omstreeks 7:00 uur zou de woonark gereed worden gemaakt voor transport.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de Gemeente te verbieden handelingen te verrichten die enige wegsleepactie van de woonark en aanlegsteigers voorbereiden en de Gemeente te verbieden de woonark weg te slepen, althans te gebieden de woonark te laten liggen op de huidige locatie aan de [adres] te Zaltbommel, totdat er een alternatief geboden is,
2. de Gemeente te gebieden [eiseres] ongestoord toegang te blijven verschaffen tot haar woning en eigendommen,
3. aan voornoemde onder 1 en 2 gevraagde verboden/geboden, dan wel op te leggen verbod een dwangsom te koppelen van € 100.000,00 ineens en € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dat dat de Gemeente daarmee vanaf het moment van betekenen op de minuut met naleving van het verbod/gebod in gebreke blijft,
4. indien de primaire vordering terzake het verbod van wegslepen wordt afgewezen het wegslepen alleen toe te staan onder de voorwaarde dat
a. de Gemeente aangeeft welke onderneming de wegsleepwerkzaamheden voor haar rekening neemt;
b. bewezen is dat een en ander deugdelijk is verzekerd;
c. aan te geven op welke wijze de woonark wordt weggesleept en dit enkel op veilige wijze mag geschieden zonder schade toe te brengen aan de eigendommen van [eiseres] ;
d. aan te geven waar de woonark naar toe zal worden gebracht, en dit geen andere plaats mag zijn dan een ligplaats alwaar [eiseres] kan wonen en haar woonark daarmee vrij voor haar toegankelijk zal zijn;
e. onder stelling van een bankgarantie van € 750.000,00 in verband met de mogelijke schade, de reeds geleden schade en de nog te lijden schade
een en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per overtreding vanaf het moment van betekenen op de minuut;
en een en ander met veroordeling van de Gemeente, hoofdelijk, in de proceskosten.
3.2.
De Gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit in voldoende mate uit de stellingen van [eiseres] voort.
4.2.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan gevergd worden dit niet te doen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenwichtig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie daarvan behoort te worden afgezien. Op grond van artikel 5:29 Awb kan het bestuursorgaan, voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, zaken meevoeren en opslaan.
4.3.
De vordering van [eiseres] komt erop neer dat de Gemeente moet afzien van handhavend optreden zolang er voor [eiseres] geen alternatieve ligplaats is. In haar uitspraak van 5 juni 2013 heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat handhavend optreden niet onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen belangen. In de uitspraak van 17 september 2014 van de Afdeling, in het beroep van [eiseres] tegen het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied, Zaltbommel”, heeft de Afdeling onder meer overwogen dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen medewerking te verlenen aan het verzoek van [eiseres] om de ligplaats voor haar woonboot aan de [adres] te [plaats] alsnog als zodanig te bestemmen, dat de raad ook in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen ligplaats meer aan de oostzijde van de havenmond mogelijk te maken en dat het ook niet onredelijk is dat de raad geen mogelijkheden ziet om een ligplaats voor de woonboot van [eiseres] op de [locatie A] mogelijk te maken. Uit het voorgaande blijkt dat de Afdeling de omstandigheid dat geen alternatieve ligplaats voorhanden was, in haar besluitvorming heeft meegewogen. Er bestaat geen aanleiding hier nu anders over te oordelen. De gemeente is op grond van de bestuursrechtelijke uitspraken dan ook bevoegd om thans tot handhaving over te gaan.
4.4.
Nu [eiseres] ermee bekend was dat haar huidige ligplaats in strijd is met zowel het oude als het huidige bestemmingsplan en zij er ook mee bekend is dat de Gemeente geen alternatieve ligplaatsen voorhanden heeft, had zij zelf tijdig moeten zorgdragen voor het verwijderen van de woonark van de ligplaats. [eiseres] heeft aangevoerd dat het vinden van een ligplaats voor haar woonark geen eenvoudige opgave is daar in het gehele land geen vrije ligplaats beschikbaar zou zijn. Dit is echter een omstandigheid die voor rekening en risico van [eiseres] komt. Dat op korte termijn alsnog een andere ligplaats in de gemeente Zaltbommel beschikbaar zal komen - [eiseres] heeft in dit verband de [locatie B] genoemd - kan voorts niet worden aangenomen. Die ligplaats is thans bezet door een ander schip en er zal handhavend optreden van de Gemeente voor nodig zijn om die plek vrij te krijgen, hetgeen in theorie nog jaren zal kunnen duren. Voor toewijzing van de primaire vordering van [eiseres] , strekkende tot het verbieden van het wegslepen van de woonark totdat een alternatieve locatie voorhanden is, bestaat dan ook geen grond.
4.5.
De gemeente is voorts gerechtigd [eiseres] de toegang tot de woonark te ontzeggen zolang dat voor het meevoeren, het opslaan en het in bewaring houden van de woonark noodzakelijk is. Ingevolge artikel 5:29 lid 4 Awb mag de gemeente de woonark in bewaring houden totdat [eiseres] de kosten van de Gemeente als bedoeld in artikel 5:25 Awb heeft voldaan. De vordering de Gemeente te gebieden [eiseres] ongestoord toegang te blijven verschaffen tot haar woning (woonark) en eigendommen zal daarom worden afgewezen.
4.6.
Met haar subsidiaire vordering beoogt [eiseres] voorwaarden te stellen aan de uitvoering van de last onder bestuursdwang. Voorop staat de Gemeente een ruime beleidsvrijheid heeft bij uitvoering van een last onder bestuursdwang. Wanneer al op voorhand voorzienbaar zou zijn dat de handelwijze van de gemeente tot onnodige schade zou leiden van een zodanige omvang dat geoordeeld zou moeten worden dat zij in redelijkheid niet op deze wijze uitvoering kan geven aan de bestuursdwang, zou er wellicht reden kunnen zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening door de burgerlijke rechter. Daarvan is evenwel niet gebleken. Ter zitting is door de Gemeente uiteengezet dat de woonark eerst losgekoppeld zal worden van de aanlegvoorziening, waarbij de nodige voorzorgsmaatregelen zullen worden genomen en dat daarna de woonark in zijn geheel door een gespecialiseerd bedrijf met twee slepers (en een drijvend ponton voor noodsituaties) versleept zal worden naar een opslagplaats. [eiseres] heeft verder nog aangevoerd dat zij zeker wil zijn dat de verzekeringen in orde zijn en dat de vaarweg vrij is, omdat zij bij versleping geen garantie heeft van de bouwer op de betonnen bak. Het gegeven dat de Gemeente ruime beleidsvrijheid heeft, brengt ook mee dat de Gemeente hierin vrij is. Als [eiseres] dit anders had gewild, dan had ze zelf voor versleping van de woonark moeten zorgen. Voorts heeft De Gemeente ter zitting toegelicht dat zij verzekerd is tegen eventuele schade aan de woonark tijdens het transport en de opslag. Dat de woonark aanzienlijk minder waard zal worden - zoals ook de Rabobank die een hypotheekrecht op deze woonark heeft, heeft vastgesteld - is een direct gevolg van het handhavend optreden dat nodig is geworden doordat [eiseres] zelf geen gevolg heeft gegeven aan de aanzeggingen van de Gemeente. Er is dan ook geen grond om voorshands aan te nemen dat het verslepen van de woonark tot onnodige schade zal leiden. Voor toewijzing van de subsidiaire vorderingen bestaat dan ook geen aanleiding.
4.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.429,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2015. De feiten en de motivering zijn afzonderlijk vastgelegd op 11 juni 2015.
Coll. MBR