ECLI:NL:RBGEL:2017:896

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
5568267
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een auto in kort geding na echtscheiding

In deze zaak heeft de eisende partij, na een echtscheiding, een kort geding aangespannen tegen drie gedaagden, waaronder haar ex-echtgenoot, met als doel de afgifte van een Chrysler Pacifica. De eisende partij stelt dat zij de eigenaresse van de auto is, terwijl de gedaagden, waaronder een besloten vennootschap, de vordering betwisten. De procedure begon met een dagvaarding op 14 december 2016, gevolgd door zittingen op 4 januari en 2 februari 2017. Tijdens deze zittingen zijn alle partijen verschenen en zijn er verschillende stukken overgelegd ter onderbouwing van hun standpunten. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij voor een deel toegewezen, met name de vordering tot afgifte van de auto aan de eisende partij, en heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij in gebreke blijven. De vordering tot wijziging van de tenaamstelling van de auto is afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbreekt. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd voor de gedaagde partij die niet in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 15 februari 2017.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5568267 \ VV EXPL 16-242 \ 474 / 450
uitspraak van 15 februari 2017
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde [naam gemachtigde]
tegen
1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde mr. C.J.P. Liefting
2.
[gedaagde partij sub 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. C.J.P. Liefting
mededeling toevoeging aangevraagd
3.
[gedaagde partij sub 3]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. C.J.P. Liefting
Partijen worden hierna genoemd [eisende partij] , [gedaagde sub 1] , [gedaagde partij sub 2] en [gedaagde partij sub 3] .

1.De procedure

1.1
Bij inleidende dagvaarding d.d. 14 december 2016 heeft [eisende partij] de gedaagden [gedaagde sub 1] , [gedaagde partij sub 2] en [gedaagde partij sub 3] in kort geding gedagvaard voor de zitting van 4 januari 2017.
1.2
Op deze zitting zijn alle partijen verschenen, [eisende partij] , bijgestaan door haar gemachtigde, [gedaagde partij sub 3] in persoon (mede namens [gedaagde sub 1] ) en [gedaagde partij sub 2] in persoon. Op verzoek van [gedaagde partij sub 3] en met instemming van de gemachtigde van [eisende partij] heeft de kantonrechter besloten de behandeling voort te zetten op een in overleg met partijen nader te bepalen datum.
Voortzetting van de behandeling heeft plaatsgevonden op van 2 februari 2017.
Andermaal zijn alle partijen verschenen, [eisende partij] , bijgestaan door haar gemachtigde en gedaagden, bijgestaan door hun gemachtigde.
1.3
Verwezen wordt naar de aantekeningen van de zittingen d.d. 4 januari 2017 en 2 februari 2017, waaraan gehecht de volgende stukken:
a. de brief d.d. 28 december 2016 van [naam gemachtigde] met bijlagen;
b. de akte vermeerdering van eis van [eisende partij] d.d. 3 januari 2017;
c. het (schriftelijk) antwoord van mr. Liefting d.d. 16 december 2016 (namens [gedaagde partij sub 2] );
d. de pleitnotities van beide gemachtigden overgelegd ter zitting d.d. 2 februari 2017.
1.4
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1
Na vermeerdering van eis vordert [eisende partij] (samengevat) op de gronden als uiteengezet in de dagvaarding en toegelicht ter zitting:
1. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres af te (doen) geven de auto merk Chrysler, type Pacifica, met identificatienummer 2C4GM68485R480654 en kenteken [kenteken] , onder gelijktijdige afgifte van alle autosleutels;
2. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis al die (rechts)handelingen te verrichten of te doen verrichten die nodig zijn om in het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer eiseres te doen registreren als houder van het kenteken [kenteken] dat is toegekend aan de auto van het merk Chrysler, type Pacifica, met het identificatienummer 2C4GM68485R480654;
3. te bepalen dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom zullen verbeuren van € 1.000, - voor iedere dag dat zij in gebreke zullen zijn om aan de hoofdveroordelingen geformuleerd onder 1 en 2 te voldoen;
4. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, met begroting van het salaris voor de gemachtigde van eiseres op € 8.317,96, inclusief btw, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
2.2
Gedaagden hebben de vorderingen betwist en concluderen tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten.
2.3
Teneinde herhaling te vermijden, verwijst de kantonrechter naar de uitvoerige processtukken en de daarbij in het geding gebrachte producties. Voor de beoordeling van het geschil is slechts een aantal vaststaande feiten relevant. De kantonrechter zal zich dan ook tot deze, hierna te noemen feiten beperken.
a. [eisende partij] was met [gedaagde partij sub 3] gehuwd op basis van huwelijkse voorwaarden. Het huwelijk is op 28 mei 2015 ontbonden door echtscheiding.
[gedaagde partij sub 3] had in 2008 in de Verenigde Staten van Amerika een tweetal auto’s gekocht van het merk Chrysler, waaronder de auto in geschil, een witte Chrysler, type Pacifica, kenteken [kenteken] . Nadat deze Chrysler was ingevoerd in Nederland heeft het kenteken van de auto aanvankelijk op naam van een van de vennootschappen van [gedaagde partij sub 3] gestaan. Op 30 januari 2012 werd de tenaamstelling gewijzigd. Het kenteken werd op naam van [eisende partij] gesteld (productie 2 dagvaarding).
[eisende partij] had in 2014 het plan de auto te verkopen. (Onder randnummer 4.6 van de dagvaarding stelt [eisende partij] dat als gevolg van de echtscheiding de kosten van de auto voor haar te hoog waren.)
Er vindt overleg plaats tussen [eisende partij] en [gedaagde partij sub 3] . Besloten werd dat de auto verkocht zou worden door het garagebedrijf [naam garagebedrijf] te Veenendaal. Het bleek dat de auto niet verkocht kon worden voor de vraagprijs. Op of omstreeks 9 april 2014 vindt er communicatie plaats tussen [eisende partij] en [gedaagde partij sub 3] via whatsapp, geciteerd onder randnummer 4.7 van de dagvaarding.
[eisende partij] bericht [gedaagde partij sub 3] :
“Dus niet dat jij m van ons afneemt dan hebben kinderen en ik probleem.”
“hij staat in veenendaal.”
waarop [gedaagde partij sub 3] als volgt reageert:
[gedaagde partij sub 3]:
“Zet op mijn naam en ik geef je verklaring dat ie van jou is !! Geef jou papieren en betaal wegenbelasting en verzekering”
[eisende partij]:
“echt?”
[gedaagde partij sub 3]:
“Komt goed!! As week regelen!! Ik geef je verklaring voordat we er naar toe gaan”
[eisende partij] haalt de auto op bij eerdergenoemd garagebedrijf in Veenendaal. Er wordt door beide partijen ( [eisende partij] en [gedaagde partij sub 3] ) een verklaring getekend ( productie 6 bij dagvaarding). De verklaring luidt:
“Afspraak:
Chrysler [voornaam eisende partij] komt op [voornaam gedaagde sub 3] naam.
Auto blijft van [voornaam eisende partij] .
Auto word gekeurd en [voornaam eisende partij] krijgt auto en papieren (terug)
[voornaam gedaagde sub 3] betaald belasting en verzekering
Woensdag 15-4-2015”
Nadat de auto APK gekeurd was, heeft [eisende partij] de auto in Veenendaal opgehaald. Op 24 april 2015 is het kenteken van de auto op naam van [gedaagde sub 1] B.V. gesteld.
Op 17 september 2016 had [eisende partij] de auto geparkeerd in Rotterdam, in de nabijheid van de woning van haar moeder. Bij terugkomst bleek de auto ontvreemd te zijn. [eisende partij] heeft bij de politie aangifte van diefstal gedaan.
Begin november 2016 neemt [gedaagde partij sub 3] contact op met de politie. Op 7 november 2016 constateert de politie dat de auto in de garage van [gedaagde partij sub 3] staat (bestoft). [gedaagde partij sub 3] had naar zijn zeggen de auto elders aangetroffen en naar zijn garage overgebracht.
i. De politie neemt de auto in beslag. [eisende partij] heeft een klaagschrift ingediend. Zij heeft het O.M. verzocht het strafvorderlijk beslag op te heffen en de auto aan haar af te geven. De officier van justitie heeft besloten de auto aan [gedaagde partij sub 3] af te geven. Het verzoek van [eisende partij] is afgewezen.
[gedaagde partij sub 2] is een relatie van [gedaagde partij sub 3] . Met instemming van [gedaagde partij sub 3] heeft zij de auto enige tijd gebruikt.
2.4
Kernvraag in het onderhavige geschil is of [eisende partij] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaresse is van de auto. Uitvoerig onderbouwd en toegelicht stelt [eisende partij] dat zij de eigendom heeft verkregen. Verwezen wordt naar de hiervoor geciteerde whatsappberichten en de door beide partijen getekende verklaring d.d. 14 april 2015. Ter onderbouwing van de grondslag van haar vordering heeft [eisende partij] het nodige aangevoerd. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
2.5
[gedaagde partij sub 3] heeft, ook namens [gedaagde sub 1] , formele verweren gevoerd en de grondslag van de vordering betwist. Aangevoerd wordt dat hij/ [gedaagde sub 1] eigenaar is van de auto. De nadruk wordt gelegd op de tenaamstelling van de auto. Betwist wordt dat hij de auto heeft gestolen. Van diefstal kan volgens [gedaagde partij sub 3] geen sprake zijn; hij is immers al eigenaar van de auto.
2.6
Ook [gedaagde partij sub 2] betwist de vorderingen van [eisende partij] . In haar schriftelijk antwoord d.d. 16 december 2016 wordt aangevoerd dat zij in overleg met [gedaagde partij sub 3] het kenteken van de auto weer op naam van [gedaagde sub 1] heeft laten stellen en dat zij de auto niet meer gebruikt. Zij heeft de auto aan [gedaagde partij sub 3] teruggegeven.
2.7.
De vorderingen voor zover gericht tegen [gedaagde partij sub 2] worden alle afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen. Voor zover de gemachtigde van [gedaagde partij sub 2] bedoeld heeft een reconventionele vordering in te stellen met betrekking tot de kostenveroordeling, heeft te gelden dat ten aanzien daarvan een vordering in reconventie niet hoeft te worden ingesteld.
De vorderingen van [eisende partij] , omschreven onder 1 van de eis, worden toegewezen voor zover gericht tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde partij sub 3] . Ook de gevorderde dwangsom wordt toegewezen in voege als hierna te melden.
De vordering onder 2 wordt afgewezen.
[gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde partij sub 3] worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, conform het liquidatietarief proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Motivering
De vordering ten aanzien van [gedaagde partij sub 2]
De vorderingen van [eisende partij] voor zover gericht tegen [gedaagde partij sub 2] wijst de kantonrechter af. Onweersproken heeft [gedaagde partij sub 2] in haar schriftelijk antwoord d.d. 16 december 2016 aangevoerd dat de tenaamstelling van het kentekenbewijs van de auto is gewijzigd en weer op naam van [gedaagde sub 1] is gesteld. [gedaagde partij sub 2] heeft ook – onweersproken – ter zitting aangevoerd dat zij de auto aan [gedaagde partij sub 3] / [gedaagde sub 1] heeft teruggegeven.
Er is aanleiding de proceskosten te compenseren. [eisende partij] heeft [gedaagde partij sub 2] niet zonder reden in rechte betrokken. [gedaagde partij sub 2] heeft immers te elfder ure besloten het kenteken van de auto weer op naam van [gedaagde sub 1] te stellen (een dag voor het uitbrengen van de dagvaarding) en heeft [gedaagde partij sub 3] / [gedaagde sub 1] dat eerst na het uitbrengen van de dagvaarding meegedeeld.
De vorderingen ten aanzien van [gedaagde partij sub 3] [gedaagde sub 1]
De formele verweren van [gedaagde partij sub 3] / [gedaagde sub 1] treffen geen doel. De onderhavige vorderingen zijn noch declaratoir noch constitutief van aard en lenen zich dan ook voor beoordeling in kort geding.
De vordering van [eisende partij] omschreven onder 1 van de eis, voor zover gericht tegen [gedaagde partij sub 3] en [gedaagde sub 1] , wordt toegewezen. Ook de gevorderde dwangsom wordt toegewezen, met dien verstande dat aanleiding bestaat de dwangsommen te matigen en het totaal daarvan te maximeren.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eisende partij] vooralsnog in voldoende mate haar eigendomsaanspraken en daarmee het gebruiksrecht van de auto aannemelijk gemaakt op basis van de met [gedaagde partij sub 3] / [gedaagde sub 1] gemaakte afspraken. Verwezen wordt naar de hiervoor in rechtsoverweging 2.3 geciteerde whatsappberichten en de verklaring van 14 april 2015. De enkele omstandigheid dat [gedaagde partij sub 3] in de betrokken periode in moeilijke persoonlijke omstandigheden verkeerde, zoals door hem ter zitting nader is toegelicht, staat dit voorlopige oordeel niet in de weg, temeer niet nu aan dit verweer geen rechtens relevante conclusie is verbonden. Waarom [eisende partij] [gedaagde partij sub 3] niet zou mogen houden aan de gemaakte afspraken wordt door hem niet met juridische argumenten onderbouwd.
Het feitelijke verweer van [gedaagde partij sub 3] , de enkele betwisting dat hij zich de auto heeft toegeëigend, staat toewijzing van de vordering van [eisende partij] niet in de weg, nog
daargelaten dat het verweer niet aannemelijk is. De politie trof de auto in kwestie in de garage van [gedaagde partij sub 3] aan. De auto was bestoft en moet daar volgends de politie al enige weken hebben gestaan. Het heeft er dan ook alle schijn van dat [gedaagde partij sub 3] in weerwil van de met [eisende partij] gemaakte afspraak de auto, die geparkeerd stond in Rotterdam, tot zich heeft genomen en in zijn garage heeft geplaatst.
De vordering van [eisende partij] omschreven onder 2 van de eis wijst de kantonrechter af. Op basis van de gemaakte afspraken, zoals uiteengezet in de eerdergenoemde whatsappberichten en de verklaring van 14 april 2015, zijn partijen overeengekomen dat het kentekenbewijs op naam van [gedaagde sub 1] bleef staan en dat [gedaagde sub 1] / lees: [gedaagde partij sub 3] de motorrijtuigenbelasting en de verzekering zou betalen (ten behoeve van [eisende partij] ).
Naar het oordeel van de kantonrechter ontbreekt het spoedeisend belang bij wijziging van de tenaamstelling, zoals gevorderd door [eisende partij] . Het ligt in de rede dat partijen met betrekking tot de auto nadere afspraken maken, waartoe tijdens de zitting van 2 februari 2017 enkele stappen zijn gezet.
De kantonrechter zal [gedaagde partij sub 3] en [gedaagde sub 1] als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde procespartij veroordelen in de proceskosten, te berekenen conform het tarief geliquideerde proceskosten. Voor een hogere proceskostenveroordeling bestaat geen grond. Hoezeer [eisende partij] terecht vele kanttekeningen plaatst bij de handelwijze van [gedaagde partij sub 3] gaat het te ver om deze handelwijze in de zin van het verdrag van Istanbul te kwalificeren. Dat geldt vooralsnog ook voor de kwalificatie “onrechtmatig handelen” van [gedaagde partij sub 3] / [gedaagde sub 1] dan wel misbruik van recht.

3.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
ten aanzien van [gedaagde partij sub 2]
3.1
wijst de vorderingen af;
3.2
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
ten aanzien van [gedaagde sub 1] B.V./ [gedaagde partij sub 3]
3.3
veroordeelt [gedaagde sub 1] B.V. en [voorletters gedaagdse sub 3] . [gedaagde partij sub 3] , hoofdelijk, des dat de een aan deze veroordeling voldaan hebbende de ander daarvan zal zijn bevrijd, om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eisende partij] af te (doen) geven de auto van het merk Chrysler, type Pacifica met het identificatienummer 2C4GM68485R480654 en kenteken
[kenteken] onder gelijktijdige afgifte van alle sleutels die toegang tot enige ruimte van de auto geven en waarmee de motor van de auto gestart kan worden;
3.4
veroordeelt [gedaagde sub 1] B.V. en [voorletters gedaagdse sub 3] [gedaagde partij sub 3] , hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag die zij in gebreke zullen zijn om aan de veroordeling onder 3.1 te voldoen, tot een maximum van € 15.000,00;
3.5
veroordeelt [gedaagde sub 1] B.V. en [voorletters gedaagdse sub 3] [gedaagde partij sub 3] , hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisende partij] begroot op € 102,37 explootkosten, € 223,00 griffierecht en € 600,00 salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2017