Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Standpunten en overwegingen van de rechtbank
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekeringstelling heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde verkrachting heeft de raadsman daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de aangifte, daar waar wordt gesteld dat aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De verklaring van aangeefster vindt weliswaar enige steun in het meldkamergesprek, de getuigenverklaringen en het sporenonderzoek, maar de inhoud van die bewijsmiddelnen weerspreekt niet de lezing van verdachte dat er – zonder dwang – seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat de verklaring van aangeefster niet in de essentie van de tenlastelegging wordt gesteund, namelijk dat zij is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Het gegeven dat verdachte aanvankelijk heeft ontkend dat er seksuele handelingen hadden plaatsgevonden, maakt dit wat de rechtbank betreft niet anders. De verklaring die verdachte daarvoor heeft gegeven – hij was overdonderd door de plotselinge reactie van aangeefster en bevreesd voor de consequenties hiervan – is voorstelbaar. De rechtbank is daarom met de raadsman van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de verkrachting van aangeefster.
3.De beslissing
spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.