ECLI:NL:RBGEL:2017:999

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
C/05/312298/HA ZA 16-615
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over de geldigheid van een arbitraal beding in een geschil over een raamovereenkomst voor de levering van zonnepanelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een incident waarin de geldigheid van een arbitraal beding ter discussie staat. De eiseres, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Adana, Turkije, heeft in de hoofdzaak veroordeling van de gedaagde, ESTG B.V., gevorderd tot betaling van openstaande facturen en vertragingsschade. ESTG B.V. heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren om van het geschil kennis te nemen, omdat er een geldige arbitrageovereenkomst zou bestaan op basis van artikel 12 van de raamovereenkomst tussen partijen. De eiseres heeft echter betwist dat het arbitraal beding geldig is volgens Turks recht en heeft gesteld dat de in het beding genoemde arbitragecommissie niet bestaat.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het noodzakelijk is dat ESTG reageert op de stellingen van de eiseres. Daarom heeft de rechtbank besloten om re- en dupliek in het bevoegdheidsincident toe te staan. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 1 februari 2017 voor repliek, waarna de eiseres twee weken de tijd krijgt om te reageren. De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de bevoegdheid van de rechtbank in deze zaak.

Dit vonnis is uitgesproken op 18 januari 2017 door rechter J.M.J.M. Doon en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/312298 / HA ZA 16-615 / 766 / 1076
Vonnis in incident van 18 januari 2017
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
[eiser hoofdzaak/verweerster in incident],
gevestigd te Adana (Turkije),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Y. Ersoy te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESTG B.V.,
gevestigd te Arnhem en kantoorhoudende te Elst,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. V.M. Besters te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] en ESTG genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2016
  • de incidentele conclusie strekkende tot onbevoegdheid ex artikel 11 jo 1022 Rv, tevens houdende een voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 224 Rv
  • de akte wijziging eis/gronden, alsmede antwoordakte incidentele vordering.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Partijen hebben een raamovereenkomst gesloten voor de productie en levering van zonnepanelen door [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] aan ESTG. Artikel 12 van deze overeenkomst luidt als volgt:
12. RESOLUTION OF DISPUTES
Section 12.1 Governing Law.This Agreement shall be governed by and construed in accordance with the Laws of Republic of Turkey, without respect to its conflict of laws provisions.
Section 12.2 Arbitration.In the event of any dispute arising out of or relating to this Agreement, including the breach, termination or validity thereof, the Parties shall attempt in the first instance to resolve such dispute through friendly consultations (Mediation.) In the event such dispute is not resolved through consultations within thirty (30) days after the date such consultations were first requested in writing by a Party, the dispute shall be submitted to German International Economic and Trade Arbitration Commission and finally resolved by arbitration in accordance with its arbitration rules then in effect. The place of arbitration shall be München Germany and the language of the arbitration and submissions and proceeding shall be English. Each of the Parties irrevocably agrees that any arbitral award shall be final and binding.
Section 12.3 Provisional Remedies and Interim Relief.Each Party has the right to seek a preliminary injunction of other provisional relief from the appropiate court if in its sole judgement such action is necessary in aid of arbitration. Despite such action, the Parties will continue to participate in the procedures set forth herein.
Section 12.4 Legal Fees.In any arbitration or litigation to enforce the provisions of this Agreement, the prevailing Party in such action shall be entitled to the recovery of its reasonable attorneys’ fees and expenses, fees of the arbitrator, costs and expenses such as expert witness fees, as fixed by the arbitrator or court without necessity of noticed motion.”
2.2.
[eiser hoofdzaak/verweerster in incident] heeft in de hoofdzaak bij dagvaarding – kort samengevat – veroordeling van ESTG gevorderd tot betaling van de volgens [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] openstaande facturen ad € 553.446,90, een bedrag van € 69.082,93 aan contractuele vertragingsschade c.q. vertragingsboete en een bedrag van € 6.181,74 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.

3.De vordering in het incident

3.1.
ESTG vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen, met veroordeling van [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] in de daadwerkelijke proceskosten van dit incident, althans in de proceskosten van dit incident. Voorwaardelijk, namelijk voor het geval de rechtbank zich wel bevoegd acht, vordert ESTG veroordeling van [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] veroordeeld zou kunnen worden, zulks door middel van een bankgarantie en voor een bedrag van € 25.000,00, met veroordeling van [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] in de proceskosten in het voorwaardelijke incident.
3.2.
[eiser hoofdzaak/verweerster in incident] voert verweer, welk verweer resulteert in een wijziging van de eis in de hoofdzaak. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
ESTG legt aan het bevoegdheidsincident ten grondslag dat er gelet op het bepaalde in lid 2 van artikel 12 van de tussen partijen gesloten overeenkomst, op welk artikel [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] ook zelf een beroep doet, sprake is van een geldige arbitrageovereenkomst. Volgens ESTG dient de rechtbank zich dan ook ingevolge het bepaalde in artikel 1022 lid 1 Rv onbevoegd te verklaren om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
4.2.
[eiser hoofdzaak/verweerster in incident] stelt zich op het standpunt dat het betreffende arbitraal beding naar Turks recht, welk recht op de overeenkomst tussen partijen van toepassing is, ongeldig is. Volgens [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] is het beding bovendien niet uitvoerbaar, nu de in dat beding genoemde arbitragecommissie niet bestaat en niet bekend is in Duitsland.
4.3.
Alvorens te beslissen, acht de rechtbank het noodzakelijk dat ESTG op deze stellingen van [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] reageert. De rechtbank ziet daarom aanleiding tot het toestaan van
re- en dupliek in het bevoegdheidsincident. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex artikel 1022 Rv
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 1 februari 2017 voor repliek,
5.2.
bepaalt dat [eiser hoofdzaak/verweerster in incident] vervolgens twee weken de gelegenheid krijgt te reageren,
in het voorwaardelijke incident ex artikel 224 Rv en in de hoofdzaak
5.3.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2017.
Coll. MD