In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een deurwaarder werkzaam bij de Belastingdienst. De deurwaarder, verzoekster, werd verweten dat zij in de periode van januari 2016 tot april 2017 onterecht dag-, lunch- en dinervergoedingen had gedeclareerd, haar werktijd in het SAP-systeem onjuist had geregistreerd en haar dienstauto voor privédoeleinden had gebruikt. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster voldoende spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien zij sinds 17 november 2017 geen inkomsten meer had en in een financiële noodsituatie verkeerde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Dit werd onderbouwd door de constatering dat zij in totaal 234 keer ten onrechte een dagvergoeding had gedeclareerd, 240 keer een lunchvergoeding en 13 keer een dinervergoeding. Daarnaast had zij 14.883 km met de dienstauto voor privédoeleinden gereden en minimaal 330,50 uren te veel in SAP geboekt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim, vooral gezien het feit dat verzoekster eerder was aangesproken op vergelijkbaar gedrag.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid die aan ambtenaren van de Belastingdienst worden gesteld, vooral wanneer zij buiten het zicht van hun leidinggevende werken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.