ECLI:NL:RBGEL:2018:1023

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
ARN 18_1032
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor Real Human Bodies tentoonstelling in Arnhem

Op 23 februari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een evenementenvergunning voor de Real Human Bodies tentoonstelling, die gepland stond van 23 tot en met 25 februari 2018 in Arnhem. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.L. van der Woude, had de vergunning aangevraagd, maar de burgemeester van de gemeente Montferland had deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat deze niet tijdig was ingediend. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 23 februari 2018 werd het standpunt van de gemeente herhaald dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat de tentoonstelling in strijd was met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de tentoonstelling geen evenement in de zin van de Algemene plaatselijke verordening (APV) was en dat er dus geen evenementenvergunning nodig was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, waardoor de tentoonstelling kon doorgaan. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing voorlopig van aard was en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1032

proces-verbaal van de voorzieningenrechter van 23 februari 2018

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. I.L. van der Woude)
en

de burgemeester van de gemeente Montferland, verweerder.

Procesverloop

In een e-mail van 16 februari 2018 heeft verzoekster een evenementenvergunning aangevraagd voor een Real Human Bodies tentoonstelling van vrijdag 23 tot en met
zondag 25 februari 2018 in [locatie] te [woonplaats] .
In e-mails van 19 en 22 februari 2018 hebben medewerkers van verweerders gemeente verzoekster meegedeeld dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2018. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Broekman en ing. E.G.H. Janssen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat de tentoonstelling van 23 tot en met 25 februari 2018 mag doorgaan;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1002;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het griffierecht van € 338 vergoedt.

Overwegingen

De toepasselijke wettelijke bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening Montferland 2016 (hierna: de APV) staan, voor zover niet onder 2 vermeld, in de bijlage bij deze uitspraak. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.
1. De voorzieningenrechter geeft voor deze beslissing de volgende motivering.
2. Ingevolge artikel 2:25, eerste lid, van de APV is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. In artikel 2:24, eerste lid, is een evenement omschreven als elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Ingevolge artikel 1:3, derde lid, kan de burgemeester een aanvraag voor een evenementenvergunning buiten behandeling stellen indien deze niet tijdig is ingediend.
3. In de e-mails van 19 en 22 februari 2018 is door gemeenteambtenaren aangegeven dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld omdat deze niet tijdig is ingediend. Ook is vermeld dat een eventuele toekomstige aanvraag voor een locatie in [woonplaats] of elders in de gemeente, die wel tijdig is ingediend, niet zal worden gehonoreerd. Het doel van het evenement, namelijk het tentoonstellen van ‘ real human bodies ’, is in strijd met de openbare orde. Verder staat in de e-mails dat een tentoonstelling op de aangevraagde locatie in strijd is met het bestemmingsplan en dat daartegen handhavend zal worden opgetreden.
4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vormen beide e-mails samen een besluit. De e-mails zijn een reactie op de aanvraag van verzoekster, waarin een standpunt wordt ingenomen over de toewijsbaarheid. Ter zitting is dit standpunt herhaald. Voor zover het de evenementenvergunning betreft, is dit een besluit namens de burgemeester en voor zover het handhavend optreden wegens strijd met het bestemmingsplan betreft, is dit een besluit namens het college van burgemeester en wethouders. Voor zover ter zitting namens verweerder is aangevoerd dat de e-mail van verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor elektronisch verkeer met de gemeente, gaat de voorzieningenrechter hier aan voorbij, gelet op het tijdstip van de behandeling van het verzoek en gezien het feit dat hierover in de e-mails niets staat vermeld.
5. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is een tentoonstelling geen evenement in de zin van de APV en is geen evenementenvergunning nodig. Het verbod van artikel 2:25, eerste lid, van de APV is dus niet van toepassing.
6. Namens het college van burgemeester en wethouders is in het besluit ook aangegeven dat de tentoonstelling strijd met het bestemmingsplan oplevert. Als de tentoonstelling in [locatie] wordt gehouden, zal handhavend worden opgetreden wegens strijd met het bestemmingsplan.
De voorzieningenrechter zal ook dit, ter zitting herhaalde, standpunt in de beoordeling betrekken omdat de aangevraagde voorziening anders zinledig zou zijn.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het houden van een tentoonstelling niet in strijd is met de horecabestemming van het café/zalencentrum. Het zalencentrum met horecabestemming blijft toegankelijk voor het publiek en het houden van een tentoonstelling in een van de zalen verschilt niet wezenlijk van de mogelijkheid om in het zalencentrum vergaderingen te houden, waarbij de horecabestemming wat die zaal betreft, evenmin voorop staat.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Van andere proceskosten is niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 23 februari 2018.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage. Wettelijk kader.

Artikel 1:2 Beslistermijn
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
2.In afwijking van het eerste lid beslist het bevoegde bestuursorgaan op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
3.Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.
4.In afwijking van het eerste lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en onder a of artikel 4:11.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
1.Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2.Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
3.Indien een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend minder dan twaalf weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning als bedoeld in artikel 2:25 nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Artikel 2:24 Begripsbepaling evenementen
1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a.bioscoopvoorstellingen;
b.markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
c.kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d.het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e.betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f.activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening.
2.Onder evenement wordt mede verstaan:
a.een herdenkingsplechtigheid;
b.een braderie;
c.een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;
d.een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
e.een klein evenement;
f.een snuffelmarkt.
3.Onder klein evenement wordt verstaan:
a.een straatfeest of buurtbarbecue op één dag indien het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen in een straat die niet staat vermeld op de lijst opgenomen in bijlage 2 (stratenlijst vergunningsplichtig straatfeest of buurtbarbecue);
b.evenementen in gebouwen op één dag;
c.wandel- en fietstochten;
d.toertochten zonder wedstrijdelement met schaatsen of voertuigen zoals (brom-)fiets, koetsen, skeelers, motoren of (vracht)auto’s;
e.optochten en/of sponsorlopen georganiseerd door scholen;
f.Slipjachten.
4.Onder klein evenement wordt niet verstaan:
Een dancefeest, houseparty of vergelijkbaar feest in de openlucht of in een niet daartoe bestemd en uitgerust gebouw, een vechtsportevenement of -gala, een motortreffen of vergelijkbaar feest van een motorclub en een race met één of meer motorvoertuigen.
Artikel 2:25 Vergunning voor een evenement of vergunningsvrij
1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2.Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a.het klein evenement plaats vindt op:
•een vrijdag, zaterdag of zondag of algemeen erkende Nederlandse feestdag, tussen 09.00 uur en 24.00 uur:
•een andere dag tussen 09.00 uur en 22.00 uur
b.gedurende het klein evenement het geluid maximaal 70 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning/bedrijf is, en geen geluidsapparaten in werking zijn en/of handelingen worden verricht op een zodanige wijze dat voor omwonenden of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt; en
c.het klein evenement in de vorm van een straatfeest of buurtbarbecue niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten, tenzij de openbare weg wordt afgesloten; en
d.slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 15 m2 per object;
e.er een organisator is, die fungeert als aanspreekpunt en die er voor zorgt dat eventuele aanwijzingen en/of bevelen van de politie, brandweer en/of medewerkers van de gemeente Montferland direct worden opgevolgd; en
f.de weg (gedeeltelijk) wordt afgesloten en hiervoor toestemming is verleend door het bevoegd gezag; en
g.geen schade wordt toegebracht aan de weg.
3.De burgemeester kan besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
4.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
5.Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.