ECLI:NL:RBGEL:2018:110

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
05/840330-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en vernieling in zorginstelling met gemeen gevaar voor goederen

Op 11 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995, die beschuldigd werd van brandstichting en vernieling in een zorginstelling te Wapenveld. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk in brand steken van een jas en het veroorzaken van gemeen gevaar voor goederen door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen. De feiten vonden plaats tussen 18 en 20 maart 2016. Tijdens de zitting op 28 december 2017 werd het bewijs besproken, waarbij de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte en een medeverdachte hebben verklaard dat zij samen de kamer van een medebewoonster hebben vernield en dat de verdachte met een aansteker en deodorant een steekvlam heeft gemaakt, waardoor de bontkraag van een jas in brand vloog. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen was, gezien de omstandigheden in de kleine kamer vol brandbare materialen. De verdachte werd schuldig bevonden aan drie feiten: opzettelijk brand stichten, poging tot brandstichting en opzettelijke vernieling van goederen. De rechtbank legde een jeugddetentie van zes weken op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd een taakstraf van dertig uur opgelegd en werd de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de privacy en veiligheid van de medebewoonster.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840330-16 en 05/840754-14 (tul)
Datum uitspraak : 11 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] .
Raadsman: mr. J.W.E. Luiten, advocaat te Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2016 tot en met 20 maart 2016 te Wapenveld, althans in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met gas uit een
(deodorant)spuitbus, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een (bontkraag van een) jas geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die jas en/of beddengoed en/ of een kussen en/of een matras, althans voor de zich in de omgeving van die jas bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 maart 2016 te Wapenveld, althans in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2016 tot en met 20 maart 2016 te Wapenveld, althans in de gemeente Heerde, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een vlam van een aansteker, althans vuur, heeft gehouden bij een spuitbus deodorant en/of vervolgens die spuitbus heeft ingedrukt, waardoor de inhoud van die spuitbus tot ontbranding is gekomen en/of een (steek)vlam is ontstaan in de richting van een matras, in elk geval met dat opzet open vuur in
aanraking heeft gebracht met gas uit een spuitbus deodorant, althans met een brandbare stof, waardoor gemeen gevaar voor goederen, te weten een slaapkamer en/of de daarin zich bevindende goederen, waaronder een jas, en/of een handdoek en/of een houten plank en/of een matras, te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 maart 2016 te Wapenveld, althans in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een matras, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan zorginstelling [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2016 tot en met 20 maart 2016 te Wapenveld, althans in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (aantal) mu(u)r(en) van een (slaap)kamer en/of een (hoofd)kussen en/of schoenen en/of kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 20 maart 2016 bleek dat de kamer van [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] in Wapenveld kort daarvoor overhoop was gehaald. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gemeen gevaar voor goederen is geweest, zodat verdachte van feit 1 primair en feit 2 primair moet worden vrijgesproken. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd.
Over feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat er al tekst op de muur stond, zodat de muur niet méér onbruikbaar is geworden dan hij al was. Dat er kleding is beschadigd, blijkt niet uit het dossier. En verder was het niet verdachte die shampoo in de schoenen heeft gespoten.
Beoordeling door de rechtbank
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte het bed in de kamer van [slachtoffer 1] rechtop heeft gezet en de matras op de grond heeft gegooid. Hij heeft daarna over de matras geplast. Ook is er shampoo over de matras en in de schoenen gegooid. [medeverdachte] heeft woorden op de muur van de kamer geschreven. Verder is hij met tandpasta over de kleren van [slachtoffer 1] heen geweest. Het was verdachte die een aansteker aanstak en met een deodorant-bus een grote steekvlam maakte. Het bont van de jas van [slachtoffer 1] vatte vlam, waarna [medeverdachte] het vuur heeft uitgetrapt. Daarna richtte verdachte met de deodorant-bus op de matras. [medeverdachte] zag een steekvlam in de richting van de matras, maar zag geen schade. Verdachte heeft daarna nogmaals met een steekvlam die uit de deodorant-bus kwam het bont in de fik gezet. [medeverdachte] heeft het vuur toen opnieuw uitgemaakt. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij het bont van de jas in de fik heeft gestoken. Hij heeft dat gedaan met een aansteker en deodorant. Omdat [medeverdachte] dat vroeg, heeft hij het nog een tweede keer gedaan. [4] Tegenover begeleider [naam 3] heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] zich ook heeft afgetrokken en zijn sperma over het hoofdkussen van [slachtoffer 1] heeft gespoten. [5]
Feit 1 en feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte driemaal een aansteker voor een deodorant-bus heeft gehouden en met de spuitbus heeft gespoten. Steeds is een steekvlam ontstaan. Door twee van die steekvlammen heeft de bontkraag van een jas vlam gevat. De derde steekvlam, in de richting van de matras, heeft niet tot brand geleid.
De rechtbank is van oordeel dat in alle drie de gevallen gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest en dat dit gevaar voorzienbaar was ten tijde van het veroorzaken van de steekvlammen door verdachte. Hierbij is van belang dat verdachte de spuitbus heeft gericht op de jas en de matras en dat steekvlammen zijn gemaakt in een relatief kleine kamer, waarin zich veel (brandbare) spullen bevonden. Daarmee was voorzienbaar dat wanneer (het bont van) de jas en de matras in brand zouden vliegen, dit ook gevaar zou opleveren voor andere goederen in de kamer. Ten aanzien van de bontkraag van de jas geldt dat sprake is van voltooide brandstichting. Dat verdachten dit vuur vervolgens snel weer uit hebben gemaakt, maakt niet dat op het moment van aansteken geen gevaar voor goederen te duchten was. Omdat de bontkraag onderdeel uitmaakt van de jas, is de rechtbank van oordeel dat niet naast het in brand steken van de bontkraag (van de jas) ook gemeen gevaar voor die jas te duchten was. Ten aanzien van de matras geldt dat sprake was van een poging tot brandstichting.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat ook feit 3 wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte en [medeverdachte] hebben verklaard spullen op de kamer van [slachtoffer 1] te hebben vernield en besmeurd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte] naar de kamer van [slachtoffer 1] is gegaan om ‘te klooien’, om een beetje rommel te maken en dingen stuk te maken. Ze hebben ook samen het bed rechtop gezet en spullen op de grond gegooid. [6] Naar het oordeel van de rechtbank was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Dit betekent dat verdachte in juridische zin ook verantwoordelijk is voor dingen waarvan verdachte zegt dat hij die zelf niet heeft gedaan, maar die [medeverdachte] wel heeft gedaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij in
of omstreeksde periode van 18 maart 2016 tot en met 20 maart 2016 te Wapenveld,
althans in de gemeente Heerde,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met gas uit een
(deodorant
)spuitbus
, althans met een brandbare stoften gevolge waarvan een
(bontkraag van een
)jas
geheel ofgedeeltelijk is verbrand
, in elk geval brand is ontstaan,en waarvan gemeen gevaar voor
die jas en/ofbeddengoed en
/ ofeen kussen en
/ofeen matras
, althans voor de zich in de omgeving van die jas bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,te duchten was;
2.
Primair
hij in
of omstreeksde periode van 18 maart 2016 tot en met 20 maart 2016 te Wapenveld,
althans in de gemeente Heerde,ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk brand te stichten, met dat opzet
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleeneen vlam van een aansteker
, althans vuur,heeft gehouden bij een spuitbus deodorant en
/ofvervolgens die spuitbus heeft ingedrukt, waardoor de inhoud van die spuitbus tot ontbranding is gekomen en
/ofeen
(steek
)vlam is ontstaan in de richting van een matras
, in elk geval met dat opzet open vuur in
aanraking heeft gebracht met gas uit een spuitbus deodorant, althans met een brandbare stof,waardoor gemeen gevaar voor goederen, te weten een slaapkamer en
/ofde daarin zich bevindende goederen, waaronder een jas en
/ofeen handdoek en
/ofeen houten plank
en/of een matras,te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 18 maart 2016 tot en met 20 maart 2016 te Wapenveld,
althans in de gemeente Heerde,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk
een (aantal)mu
(u)r
(en
)van een
(slaap
)kamer en
/ofeen
(hoofd
)kussen en
/ofschoenen en
/ofkleding,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft aangevoerd dat sprake was van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet omdat naar haar oordeel geen sprake is geweest van één ongeoorloofd wilsbesluit. De rechtbank overweegt dat het tot driemaal toe veroorzaken van een steekvlam iets anders is dan rommel maken. De rechtbank wijst ook op de verklaring van verdachte dat hij de bontkraag de eerste keer in de brand had gestoken omdat hij dat zelf wilde en dat hij dat nog een keer wilde doen omdat [medeverdachte] hem dat vroeg. Bovendien blijkt uit de verklaringen van de verdachten dat zij de kamer een keer hebben verlaten en daarna zijn terug gegaan om verder te gaan met de strafbare feiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen duchten is, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen duchten is;
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en de vordering na voorwaardelijke veroordeling (05/840754-14)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot negentig dagen jeugddetentie, waarvan zevenenveertig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
Verder heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte al een behoorlijke tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Zeker gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zou moeten worden volstaan met een straf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een verlenging van de proeftijd met een jaar in de zaak waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd meer recht zou doen aan de feiten en aan de situatie van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een groepsgenoot ernstig misdragen in de kamer van een medebewoonster van de instelling waar hij verbleef. De hele kamer is overhoop gehaald, er zijn beledigende teksten op de muur geschreven en er is urine op een matras en sperma op een kussen terecht gekomen. Dit alles is een forse inbreuk op de privacy en het gevoel van veiligheid van de bewoonster van de betreffende kamer. Maar daar is het niet bij gebleven. Verdachte heeft drie keer een steekvlam gemaakt, waardoor hij ook brand heeft gesticht en gevaar heeft veroorzaakt. De rechtbank wijst er hierbij op dat er een sok over de rookmelder was gehangen, zodat het alarm bij een mogelijke brand niet of in ieder geval minder snel zou zijn afgegaan. Wel is het zo dat de brandende bontkraag snel is gedoofd.
Op het strafblad van verdachte staan enkele veroordelingen, onder andere voor woninginbraken, vernielingen en openlijk geweld tegen goederen. Van het voorwaardelijk deel van de op 23 december 2014 door de rechtbank opgelegde straf, te weten zeventig uur taakstraf, heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd.
De reclassering en de William Schrikker Stichting hebben rapporten over verdachte opgesteld.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen omdat verdachte op het gebied van handelingsvaardigheden achterloopt in zijn ontwikkeling. Dit hangt samen met zijn intellectuele vermogens. Verdachte is zonder stut en steun van de hulpverlening niet in staat om zijn leven te organiseren. Hij denkt nauwelijks na voordat hij handelt en laat zich makkelijk meeslepen in sensationele situaties. Daarom is de kans op recidive ook hoog.
Sinds augustus 2017 verblijft verdachte bij JOJA-zorg in Coevorden. Hij heeft een klik met de begeleiding daar. Het is van belang dat deze begeleiding door blijft gaan. Van een gevangenisstraf leert verdachte niets en bovendien loopt het huidige traject dan vertraging op.
De rechtbank vindt dat verdachte straf verdient voor de feiten die hij heeft gepleegd. Gelet op de persoon van verdachte en zijn problemen, zoals de reclassering die heeft beschreven, zal de rechtbank het jeugdsanctierecht toepassen.
De rechtbank legt een jeugddetentie van zes weken op, met aftrek van de periode die verdachte in deze zaak al in voorlopige hechtenis gezeten. Dat betekent dat verdachte niet meer terug hoeft naar een justitiële jeugdinrichting. De rechtbank volstaat met deze straf, maar dat kan niet los worden gezien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en van de omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van verdachte in mei 2016 is geschorst en hij zich sindsdien heeft moeten houden aan schorsingsvoorwaarden. Over de vordering tenuitvoerlegging overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft in een proeftijd strafbare feiten gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit consequenties hebben voor verdachte. Maar de rechtbank vindt het ook van belang dat de begeleiding van verdachte en het traject waar hij nu in zit, blijven doorgaan. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verdachte nu dertig uur taakstraf moet uitvoeren. De overige veertig uur blijven staan en de rechtbank zal de proeftijd verlengen met één jaar. Aan de bijzondere voorwaarden die al aan het voorwaardelijk strafdeel waren gekoppeld, voegt de rechtbank toe dat verdachte moet verblijven bij JOJA-zorg. De rechtbank heeft verder begrepen dat verdachte een goede klik heeft met zijn begeleider van de William Schrikker Stichting en daarom zal de rechtbank deze organisatie opdragen het reclasseringstoezicht op verdachte te blijven uitvoeren. Van meer of andere hulpverlening/ behandeling ziet de rechtbank op dit moment de noodzaak niet.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.De in beslag genomen goederen

Onder verdachte zijn schoenen van het merk Nike in beslag genomen (nummer 2 van de beslaglijst). Deze schoenen kunnen terug naar verdachte. De overige in beslag genomen goederen kunnen terug naar de rechthebbende.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22b, 27, 45, 47, 57, 77c, 77i, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) weken;
 beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel
in minderingzal worden gebracht op de opgelegde jeugddetentie;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, Nike schoenen (nummer 2 op de beslaglijst) aan
verdachte;
 gelast de
teruggavevan de overige in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen aan de
rechthebbende;
 gelast de
tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 23 december 2014 (parketnummer 05/840754-14), te weten van een
taakstraf van 30 (dertig) uur;

verlengt de proeftijdvan het overige deel (te weten 40 uur) van de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 23 december 2014 (parketnummer 05/840754-14), als vermeld in het hierboven vermelde vonnis met een termijn van 1 jaar;
 bepaalt dat aan de
bijzondere voorwaardenvan het overige deel (40 uur) van de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 23 december 2014 (parketnummer 05/840754-14),
wordt toegevoegdde voorwaarde dat verdachte verblijft bij JOJA-zorg of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen, zulks ter beoordeling van de (jeugd)reclassering. Hij moet zich houden aan het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de (jeugd)reclassering opstelt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte dient mee te werken aan de door JOJA-zorg aangeboden dagbesteding, tenzij hij een passend alternatief heeft gevonden, dit ter beoordeling van de (jeugd)reclassering;
 geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting, afdeling Jeugdreclassering om aan verdachte bij de naleving van voormelde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.C. Henniphof (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2018.
mr. Van Apeldoorn en mr. Keijzer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016137377, gesloten op 23 maart 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , p. 67-68.
3.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , p. 71-72.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 86-87.
5.Proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , p. 67.
6.Verklaring van verdachte ter zitting van 28 december 2017.