ECLI:NL:RBGEL:2018:1100

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
05/840884-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belediging en mishandeling van agenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en belediging van politieambtenaren. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het bijten van een aspirant-agent en het bedreigen van twee politieagenten tijdens een incident op 10 augustus 2017 in Doetinchem. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de agenten had mishandeld en hen had bedreigd met ernstige geweldsuitingen. De officier van justitie had een werkstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling voor haar alcoholmisbruik en psychische problematiek. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, een agent die tijdens het incident was mishandeld. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie. De uitspraak benadrukt het belang van het beschermen van politieambtenaren in de uitoefening van hun functie en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840884-17; 05/841179-17 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 13 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [aanslagnummer] ,
raadsman: mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 februari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/840884-17
1.
zij op of omstreeks 10 augustus 2017, in de gemeente Doetinchem, e
en ambtenaar, te weten de aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland,
genaamd [slachtoffer 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld, door haar (genoemde [slachtoffer 1] ) in de (linker)kuit, althans in het (linker)been, te bijten;
2.
zij op of omstreeks 10 augustus 2017, in de gemeente Doetinchem,
een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland),
en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland),
heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Kankerpolitie, ik neuk jullie allemaal kankerhard in jullie kont, ik maak jullie allemaal af" en/of "Kankerpolitie, ik snijd jou je kankerkeel door, als ik jou tegenkom op straat dan vermoord ik je, als ik je zie maak ik je kankerdood. Ik hoop dat je ouders kanker krijgen. Ik snijd me eigen polsen door en vervolgens die van jullie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
ten aanzien van parketnummer 05/841179-17
1.
zij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Doetinchem,
opzettelijk een of meerdere ambtenaren,
te weten [slachtoffer 3] (agent van politie Eenheid Oost-Nederland)
en/of [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Kankermongolen",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
zij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Doetinchem,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [slachtoffer 3] (agent van politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 4]
(hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige
oefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de toezicht van de openbare
orde door (met kracht) te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld
aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en/of
(meermaals) richting/tegen de politieambtenaren te schoppen en/of te slaan.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/840884-17 [1]
Feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 augustus 2017 om 00:48 uur ging aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) naar aanleiding van een melding over een meisje dat door het lint ging met haar collega hoofdagent van dezelfde eenheid [slachtoffer 2] (verder [slachtoffer 2] ) naar de Hofstraat in Doetinchem. Ze herkenden het meisje als [verdachte] (verder: verdachte) en waren bekend met haar psychische problematiek en opnames bij GGNet op de psychische afdeling. Gelet op haar staat en explosieve reacties hebben zij verdachte geboeid voor haar en hun veiligheid. Op het moment dat [slachtoffer 1] verdachte overeind hielp om haar naar de ambulance te brengen, voelde [slachtoffer 1] dat verdachte haar in haar linkerkuit beet. [2] Dit deed pijn. Onder haar linkerknie, aan de achterzijde van het been van [slachtoffer 1] zit een blauwe plek. [3]
Tijdens de wachtperiode in het dienstvoertuig riep verdachte tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] : “Kankerpolitie, ik neuk jullie allemaal kankerhard in jullie kont, ik maak jullie allemaal af”. Tijdens het wachten op de crisisdienst riep verdachte tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] : “Kankerpolitie, ik snijd jou je kankerkeel door, als ik jou tegenkom op straat dan vermoord ik je, als ik je zie maak ik je kankerdood. Ik snijd m’n eigen polsen door en vervolgens die van jullie”. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] door haar te bijten en tevens aan bedreiging met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging gesteld dat de woorden die verdachte heeft geuit uit pure frustratie zijn gedaan en dat dit voor de agenten duidelijk moet zijn geweest. Dit maakt dat er geen sprake is van een van een strafbare bedreiging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] en het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar in haar kuit te bijten (feit 1).
De rechtbank acht, gelet op het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank acht de geuite woorden door verdachte van dien aard en onder zodanige omstandigheden dat bij de verbalisanten in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat verdachte haar uitingen tot uitvoer zou brengen.
Ten aanzien van parketnummer 05/841179-17 [5]
Feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 oktober 2017 waren agent [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3] ) en hoofdagent [slachtoffer 4] (verder: [slachtoffer 4] ), beiden van Eenheid Oost-Nederland, belast met het toezicht op de openbare orde in Doetinchem.
Rond 04:15 uur zag [slachtoffer 4] de hem ambtshalve bekende [verdachte] (verder: verdachte). [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben verdachte vastgepakt om haar uit het horecagebied te verwijderen. Toen zij verdachte vastpakten trok zij zich los en probeerde zij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te slaan en te schoppen. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben verdachte, samen met twee collega’s, naar de grond gewerkt waar zij bleef schoppen. Verdachte riep tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] : “Kankermongolen”. Zij voelden zich daardoor beledigd. Er stonden zeker veertig personen in hun nabijheid die de belediging hoorden. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en aan wederspannigheid.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de belediging en de wederspannigheid wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is, gelet op voormeld proces-verbaal, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de belediging en de wederspannigheid wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer
05/840884-17 feit 1 en 2 en onder parketnummer 05/841179-17
feit 1 en 2tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840884-17
1.
zij op
of omstreeks10 augustus 2017, in de gemeente Doetinchem,
een ambtenaar, te weten de aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland
, genaamd[slachtoffer 1] , gedurende
en/of terzake vande rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld, door haar (genoemde [slachtoffer 1] ) in de
(linker
)kuit,
althans in het (linker)been, te bijten;
2.
zij op
of omstreeks10 augustus 2017, in de gemeente Doetinchem,
een persoon, genaamd[slachtoffer 1] (aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland),
en
/of een persoon, genaamd[slachtoffer 2] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland),
heeft bedreigd met verkrachting en
/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/ofmet enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "
Kankerpolitie,ik neuk jullie allemaal kankerhard in jullie kont, ik maak jullie allemaal af" en/of "
Kankerpolitie,ik snijd jou je kankerkeel door, als ik jou tegenkom op straat dan vermoord ik je, als ik je zie maak ik je kankerdood.
Ik hoop dat je ouders kanker krijgen.Ik snijd m’n eigen polsen door en vervolgens die van jullie"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking..
Ten aanzien van parketnummer 05/841179-17
1.
zij op
of omstreeks8 oktober 2017 te Doetinchem,
opzettelijk
een of meerdereambtenaren, te weten [slachtoffer 3] (agent van politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 4] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland),
gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Kankermongolen"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
zij op
of omstreeks8 oktober 2017 te Doetinchem, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
een of meerdereambtenaren, [slachtoffer 3] (agent van politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 4] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten de toezicht van de openbare orde, door
(met kracht)te rukken en
/ofte trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en
/of (meermaals
)richting
/tegende politieambtenaren te schoppen en
/ofte slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/840884-17
Feit 1
“mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening”
Feit 2:
“bedreiging met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”
Ten aanzien van parketnummer 05/841179-17
Feit 1
“eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd”
Feit 2
“wederspannigheid”

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/840884-17 feit 1 en 2 en parketnummer 05/841179-17 feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden meldplicht en ambulante behandeling. De officier van justitie neemt de conclusie van de psycholoog, dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, niet over.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De verdediging heeft verzocht het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 16 januari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Nederland, gedateerd 19 februari 2018;
- een Pro Justitia rapport van H. Scharft, GZ-psycholoog, gedateerd 25 november 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging, belediging van politieambtenaren en aan wederspannigheid. Dit zijn vervelende feiten omdat met het plegen van deze feiten een inbreuk wordt gemaakt op het gezag van deze personen en het respect dat zij verdienen.
Verdachte is vaker met politie in aanraking geweest voor feiten met betrekking tot de openbare orde.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een beperking in het intellectueel functioneren en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in alcoholgebruik, matig van ernst, en een posttraumatische stress-stoornis. Het overmatige alcoholmisbruik is onderdeel van haar problematiek en is een inadequate oplossing voor tekortschietende copingsvaardigheden. Verdachte weet niet hoe zij met hoogoplopende emoties moet omgaan en kiest daarom vaak voor het verdoven daarvan in de vorm van overmatig alcoholgebruik. De stoornissen brengen een hoog recidiverisico met zich mee. Een goede begeleiding leidt tot meer stabiliteit en verlaagt de recidivekans. Het advies is daarom om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de door haar gepleegde feiten.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de deskundige en maakt die tot de hare.
In het reclasseringsadvies wordt geadviseerd tot het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf met een meldplicht en een ambulante behandeling bij Iriszorg.
Hoewel verdachte er gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis blijk van heeft gegeven het moeilijk te vinden zich te houden aan de aanwijzingen van de verslavingszorg, heeft zij ter terechtzitting aangegeven dat zij bereid is zich ook aan die specifieke voorwaarde te houden. Zij is zich ervan bewust dat dit betekent dat zij zich naast de reeds bestaande begeleiding door Content Zorg, zal moeten laten begeleiden door de verslavingszorg. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zich door Iriszorg laat begeleiden omdat dit kan leiden tot meer inzicht in de onderliggende oorzaken van het alcoholgebruik. Het aanpakken van die oorzaken kan ertoe leiden dat verdachte niet meer afhankelijk is van alcohol om haar problemen te vergeten.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij Iriszorg. De rechtbank legt hiervoor, conform de eis van de officier van justitie, een proeftijd van 3 jaren op.
De rechtbank legt een lagere werkstraf op dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uit gaat van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/840884-17 feit 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,- .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de vordering van [slachtoffer 1] toegewezen kan worden met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat verdachte onder bewind staat en dat daarom de vordering niet zonder haar bewindvoerder kan worden ingesteld. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering gematigd moet worden en meer subsidiair niet-ontvankelijk verklaard moet worden gelet op de lage draagkracht van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het feit dat verdachte onder bewind staat, het indienen van een vordering zonder de bewindvoerder niet in de weg staat. Op grond van artikel 51 f, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering zijn ten aanzien van de verdachte de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.
Ten aanzien van het draagkrachtverweer overweegt de rechtbank als volgt. Onder omstandigheden kan het gebrek aan draagkracht reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarvan kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wat betreft haar draagkracht niet in een zodanig uitzonderlijke situatie verkeert dat moet worden afgezien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte – niet aannemelijk is geworden dat zij in de toekomst niet in staat zou zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank zal het verweer dan ook verwerpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 05/840884-17 feit 1 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 250,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 augustus 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 180, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) urenmet bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
 bepaalt, dat deze werkstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haar medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis, zal melden bij de Reclassering Nederland te Zutphen, Houtwal 16, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Iriszorg op de tijden en plaatsen als door of namens Iriszorg aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor het alcoholmisbruik en onderliggende psychische problematiek zoals PTSS, emotieregulatie en aanleren van copingsvaardigheden;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet reeds geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis inzake 05/840884-17;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/840884-17 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 250,-(tweehonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Zuil (voorzitter),
mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. C.H.M. Pastoors, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Badji en L.J.M. Visser, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
13 maart 2018.
mr. Zuil en Visser zijn buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017371538, gesloten op 10 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 3 en proces-verbaal van bevindingen, p. 5
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 3-4.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002017465532, gesloten op 8 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3