ECLI:NL:RBGEL:2018:1111

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1973 - einduitspraak
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van vergoeding voor rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de herziening en terugvordering van een eerder toegekende vergoeding voor rechtsbijstand. Eiseres, een rechtsbijstandverlener, had op basis van een toevoeging een vergoeding aangevraagd, maar deze werd door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand geweigerd en teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergoeding ten onrechte was verleend, omdat deze onder het bereik viel van een eerder verleende toevoeging. Eiseres stelde dat zij een rechtstreeks belang had bij het besluit van de verweerder, maar de rechtbank oordeelde dat het financiële belang van eiseres slechts een afgeleid belang was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er sprake was van hetzelfde rechtsbelang in de procedures die aan de eerdere toevoeging waren verbonden. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de Wet op de rechtsbijstand, en eerdere jurisprudentie in haar overwegingen betrokken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D.G. Geerdink),
en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2016 heeft verweerder de op basis van de toevoeging met kenmerk [kenmerk] gevraagde vergoeding alsnog geweigerd en de eerder toegekende vergoeding teruggevorderd.
Bij besluit van 15 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De gemachtigde heeft namens eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2017. Partijen zijn niet verschenen. Op 1 september 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en partijen om nadere inlichtingen gevraagd. Eiseres heeft bij brieven van 4 en 21 september 2017 nadere inlichtingen verstrekt. Verweerder heeft bij brief van 12 september 2017 gereageerd. Nadat geen van de partijen binnen de daarvoor gegeven termijn heeft verklaard alsnog op een zitting gehoord te willen worden, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 2 november 2015 aan N. Akhtar een toevoeging verleend met kenmerk [kenmerk], waarbij [eiseres] (hierna: [eiseres]) als rechtsbijstandverlener is toegevoegd. Op 22 februari 2016 is op aanvraag een vergoeding toegekend van € 1.370,08. Op 24 augustus 2016 heeft verweerder in het kader van de zogenoemde High Trust een steekproefcontrole bij eiseres uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan is op 2 november 2016 geconcludeerd dat de toevoeging met kenmerk [kenmerk] ten onrechte is verleend, omdat deze onder het bereik valt van een eerder verleende toevoeging met kenmerk [kenmerk]. Verweerder heeft alsnog de vergoeding van de eerstgenoemde toevoeging geweigerd en de eerder uitbetaalde vergoeding teruggevorderd.
[eiseres] heeft hiertegen, “voor zover mogelijk” mede namens eiseres, bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is ongegrond verklaard.
Vervolgens heeft de gemachtigde namens eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
[eiseres] was op dat moment niet meer werkzaam bij eiseres.
2. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat hij ten onrechte het bezwaar van eiseres inhoudelijk heeft behandeld, omdat eiseres geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit van 2 november 2016. Alleen [eiseres] heeft een rechtstreeks belang bij het alsnog weigeren van de vergoeding. Het financiële belang dat eiseres daarbij heeft op grond van de met [eiseres] gesloten arbeidsovereenkomst is slechts een afgeleid belang. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij wel degelijk een rechtstreeks belang heeft bij het besluit van 2 november 2016.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder een belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
5.1
Tussen partijen is op 10 oktober 2010 een convenant High Trust gesloten. In dit convenant is onder punt 5i. overeengekomen dat verweerder zich het recht voorbehoudt om de vergoeding te herzien of op nihil te stellen en een uitbetaalde vergoeding terug te vorderen, al dan niet door verrekening met het kantoor. Daarbij is vermeld dat indien een advocaat het kantoor verlaat, eventuele verrekening van toevoegingen/vaststellingen met hem persoonlijk plaatsvindt. De terugvordering van de vergoeding is in dit geval geëffectueerd door een verrekening in de rekening-courantverhouding van partijen. Op 31 oktober 2016 is het terug te vorderen bedrag in de rekening-courant geboekt. Op 1 december 2016, dus voordat het bestreden besluit is genomen, is [eiseres] bij eiseres uit dienst getreden.
5.2
Gezien de onder 5.1 genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres terecht als belanghebbende bij het besluit van 2 november 2016 heeft aangemerkt. Zij volgt niet het in het verweerschrift ingenomen standpunt dat eiseres slechts een afgeleid belang heeft bij de herziening van de vergoeding. Vast staat dat de eerder uitbetaalde vergoeding is afgeboekt van de bankrekening van eiseres en niet van een rekening van [eiseres]. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank het rechtstreeks belang van verweerder bij het besluit tot terugvordering een gegeven. Dat besluit is hier onlosmakelijk verbonden met het besluit tot herziening van de eerder toegekende vergoeding. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres dan ook terecht ontvankelijk geacht.
6. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van hetzelfde rechtsbelang. De rechtszoekende was eerder bijgestaan in het kader van een echtscheidingsprocedure. Toevoeging [kenmerk] is vervolgens verleend voor een herroepingsprocedure. Het doel van de eerste procedure was het bereiken van de echtscheiding en het doel van de tweede procedure was het herstellen van de huwelijkse status.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Ook is er geen sprake van verschillende instanties.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) bepaalt dat het bestuur de toevoeging kan weigeren, indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.
Artikel 32 van de Wrb bepaalt dat een toevoeging uitsluitend geldt voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
9. Verweerder hanteert bij uitvoering hiervan beleid, neergelegd in de werkinstructies “Bereik” en “Bereik civielrechtelijke zaken”. Kort samengevat kijkt verweerder bij een tweede aanvraag naar de vraag of er sprake is van een afzonderlijk rechtsbelang of een aparte procedure bij een andere instantie.
10. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak 27 juli 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR3235) volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb, dat indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meer toevoegingen moeten worden verstrekt. Als sprake is van één rechtsbelang kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel van één procedure waarin sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb.
11. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat sprake is van procedures bij één instantie. In geschil is of er sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Eiseres heeft de beschikkingen waarmee beide procedures zijn geëindigd overlegd. Het betreffen hierbij de beschikking van 16 april 2015 en de beschikking van 16 februari 2016. Op pagina 2 van de beschikking van 16 februari 2016 staat dat het doel van de rechtszoekende, de cliënte van [eiseres], in die procedure was het bekrachtigen van de beschikking van 16 april 2015. Op pagina 3 van de beschikking van 16 februari 2016 staat onder punt 3.3 vervolgens dat de man, de ex-echtgenoot van de rechtszoekende, heeft toegelicht dat zijn stellingen omtrent het bedrog enkel zien op de echtscheiding. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang, namelijk de echtscheiding en de afwikkeling hiervan.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. I. Nikkels, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.