5.2Gezien de onder 5.1 genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres terecht als belanghebbende bij het besluit van 2 november 2016 heeft aangemerkt. Zij volgt niet het in het verweerschrift ingenomen standpunt dat eiseres slechts een afgeleid belang heeft bij de herziening van de vergoeding. Vast staat dat de eerder uitbetaalde vergoeding is afgeboekt van de bankrekening van eiseres en niet van een rekening van [eiseres]. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank het rechtstreeks belang van verweerder bij het besluit tot terugvordering een gegeven. Dat besluit is hier onlosmakelijk verbonden met het besluit tot herziening van de eerder toegekende vergoeding. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres dan ook terecht ontvankelijk geacht.
6. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van hetzelfde rechtsbelang. De rechtszoekende was eerder bijgestaan in het kader van een echtscheidingsprocedure. Toevoeging [kenmerk] is vervolgens verleend voor een herroepingsprocedure. Het doel van de eerste procedure was het bereiken van de echtscheiding en het doel van de tweede procedure was het herstellen van de huwelijkse status.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Ook is er geen sprake van verschillende instanties.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) bepaalt dat het bestuur de toevoeging kan weigeren, indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.
Artikel 32 van de Wrb bepaalt dat een toevoeging uitsluitend geldt voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
9. Verweerder hanteert bij uitvoering hiervan beleid, neergelegd in de werkinstructies “Bereik” en “Bereik civielrechtelijke zaken”. Kort samengevat kijkt verweerder bij een tweede aanvraag naar de vraag of er sprake is van een afzonderlijk rechtsbelang of een aparte procedure bij een andere instantie.
10. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak 27 juli 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR3235) volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb, dat indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meer toevoegingen moeten worden verstrekt. Als sprake is van één rechtsbelang kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel van één procedure waarin sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb. 11. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat sprake is van procedures bij één instantie. In geschil is of er sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Eiseres heeft de beschikkingen waarmee beide procedures zijn geëindigd overlegd. Het betreffen hierbij de beschikking van 16 april 2015 en de beschikking van 16 februari 2016. Op pagina 2 van de beschikking van 16 februari 2016 staat dat het doel van de rechtszoekende, de cliënte van [eiseres], in die procedure was het bekrachtigen van de beschikking van 16 april 2015. Op pagina 3 van de beschikking van 16 februari 2016 staat onder punt 3.3 vervolgens dat de man, de ex-echtgenoot van de rechtszoekende, heeft toegelicht dat zijn stellingen omtrent het bedrog enkel zien op de echtscheiding. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang, namelijk de echtscheiding en de afwikkeling hiervan.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding