Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 juni 2017 en de daarin genoemde processtukken
- de brief van 6 november 2017 van [eiseres] met producties 11 tot en met 13
- de brieven van 7, 13 en 15 november van [gedaagde] met producties 32 tot en met 49
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 21 november 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ontvanger/Roelofsen(HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758) volgt dat binnen de categorie ‘benadeling’ in ieder geval twee typen gevallen kunnen worden onderscheiden waarin een bestuurder naast de vennootschap aansprakelijk kan worden gesteld, te weten gevallen waarin hij namens de vennootschap heeft gehandeld en gevallen waarin hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Voor de eerste categorie gevallen, waarin de bestuurder namens de vennootschap heeft gehandeld, geldt de in onder meer het
Beklamel-arrest (HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521) ontwikkelde maatstaf dat persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. Voor de tweede categorie kan het bijvoorbeeld gaan om frustratie van betaling en verhaal of indien door de bestuurder bewust een toestand wordt bewerkstelligd die betaling van een schuld verhindert.
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)