a) De eisende partij is bestuurder van een Turkse onderneming. De onderneming is gevestigd in Antalya, Turkije.
b) Op 6 december 2013 hebben de eisende partij en de gedaagde partij in Turkije een overeenkomst gesloten, in het kader waarvan de gedaagde partij 50% van de aandelen in de onderneming heeft gekocht van de eisende partij tegen een bedrag van € 1.500.000,00. Er moest door de gedaagde partij nog een hotel worden verkocht om zo geld vrij te maken. Een Nederlandse vertaling van deze overeenkomst luidt onder meer als volgt:
[…] € 400.000 zal bij vooruitbetaling worden betaald, verder zal er maandelijks € 10.000 worden betaald, dus € 100.000 in 10 maanden, terwijl [de gedaagde partij] de resterende € 1.000.000,00 zal geven nadat hij zijn vorderingen met betrekking tot zijn hotel heeft ontvangen.
[…]
Zolang de formaliteiten ten aanzien van de aandelenoverdracht voortduren, zal er een schuldbekentenis worden verstrekt ter zekerheid van de ontvangen € 400.000. Bij afronding van de aandelenoverdracht zal de schuldbekentenis worden teruggegeven.
Indien [de gedaagde partij] om enigerlei reden afziet van een en ander, kan hij het door hem gegeven geld terugkrijgen (waarbij hij een redelijke termijn dient toe te kennen). […]
c) De aandelen zijn overgedragen aan de gedaagde partij na een daartoe strekkend besluit van de Raad van Bestuur van de onderneming van 5 december 2013 te Antalya. Van de overdracht is mededeling gedaan in het aandeelhoudersregister te Antalya. Verder is het herziene aandeelhoudersoverzicht ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Industrie te Antalya en heeft publicatie van de aandelenoverdracht plaatsgevonden in de Handelsregistercourant Turkije.
d) De gedaagde partij heeft – tegen ontvangst van de overeengekomen schuldbekentenis – een bedrag van € 400.000,00 aan de eisende partij betaald.
e) In een Nederlandse vertaling van een brief van de Turkse advocaat van de gedaagde partij aan ‘het 5e Notariaat te Antalya’ van 16 juni 2014 wordt namens de gedaagde partij meegedeeld dat hij uit de vennootschap wil treden en het door hem betaalde bedrag binnen zeven dagen teruggestort wil hebben omdat de onderneming haar verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt. De gedaagde partij is kort gezegd van mening dat de door hem gedane aanbetaling niet is aangewend voor de overeengekomen investering in machines en toebehoren, maar dat de eisende partij het geld in eigen zak heeft gestoken.
f) Bij brief van 9 juli 2014 heeft de raadsman van de eisende partij de gedaagde partij verzocht en voor zover nodig gesommeerd om de achterstallige termijnbetalingen over de maanden januari tot en met juli 2014 oftewel € 70.000,00 en het uiterlijk in juni 2014 verschuldigde bedrag van € 1.000.000,00, samen € 1.070.000,00, alsnog te voldoen en de nog resterende deelbetalingen tijdig te voldoen. De gedaagde partij heeft hieraan geen gehoor gegeven.
g) De eisende partij heeft de gedaagde partij in Nederland gedagvaard voor de rechtbank Gelderland, en kort gezegd de nakoming gevorderd door de gedaagde partij van diens verplichtingen uit de onder b) bedoelde overeenkomst. De eisende partij legt aan zijn vordering ten grondslag dat de gedaagde partij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Hiertoe voert de eisende partij aan dat de gedaagde partij de schuldbekentenis niet heeft teruggegeven en – op de betaling van € 400.000,00 na – niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. De vordering strekt tot nakoming en tot vergoeding van de schade die de eisende partij stelt te hebben geleden als gevolg van de tekortkoming van de gedaagde partij.
h) De gedaagde partij voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de eisende partij de gemaakte afspraken jegens hem niet is nagekomen vanwege het niet aanwenden van de aanbetaling in machines en toebehoren en door het geld in eigen zak te steken. De gedaagde partij betoogt verder dat hij in totaal € 550.000,00 aan de eisende partij heeft betaald: naast het bedrag van € 400.000,00 ook nog een bedrag van € 150.000,00 contant. Hij meent dat hij nog steeds kan afzien van de overeenkomst en dat hij dan zijn geld terugkrijgt, en dat het nooit de bedoeling is geweest dat hij die mogelijkheid slechts zou hebben tot het moment van de aandelenoverdracht, zoals de eisende partij beweert. Volgens de gedaagde partij is het resterende bedrag van € 1.000.000,00 ook nog niet opeisbaar, omdat aan de voorwaarde voor betaling, namelijk dat het geld uit het hotel zou vrijkomen, nog niet is voldaan. Hij voert aan dat hij niet heeft gekregen wat hij heeft gekocht, omdat de onderneming grote schulden blijkt te hebben. De gedaagde partij beroept zich op ontbinding van de overeenkomst en in ieder geval op opschorting van zijn eventueel nog bestaande eigen verplichtingen.
i) De gedaagde partij heeft meerdere procedures tegen de eisende partij aanhangig gemaakt bij de Turkse rechter in Antalya. Daarin heeft hij onder meer toestemming gevorderd om uit de vennootschap te treden, alsmede ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de door hem betaalde € 400.000,00. Bij vonnis van 16 juni 2016 heeft de Turkse rechter de vorderingen van de gedaagde partij afgewezen. De gedaagde partij is van dit vonnis in hoger beroep gegaan.