ECLI:NL:RBGEL:2018:1428

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5812 en 17_6432
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van agrarische activiteiten en de op- en overslag van gewassen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in een handhavingsverzoek met betrekking tot de op- en overslag van gewassen, specifiek hooibalen, op een agrarisch perceel in de gemeente Elburg. Eisers, die overlast ondervinden van de bedrijfsactiviteiten op het perceel, hebben verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de activiteiten van de derde-partij, die op het perceel een melkveehouderij en een fouragehandel exploiteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de op- en overslag van gewassen die op de eigen gronden zijn geteeld, is toegestaan, maar dat de handel in gewassen die elders zijn geteeld niet is toegestaan. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de op- en overslag van agrarische producten die niet afkomstig zijn van het agrarische bedrijf. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij nader onderzoek moet worden verricht naar de op- en overslag op het perceel. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers en moet het griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 17/5812 en 17/6432

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen
1. [eiser](gemachtigde: mr. L. Bolier),
2. [eiser], (gemachtigde: mr. L. Bolier),
te [woonplaats] ,
(gezamenlijk: eisers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2016 (het primaire besluit I) heeft verweerder het handhavingsverzoek van eiser 2 afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2016 (het primaire besluit II) heeft verweerder het handhavingsverzoek van eiser 1 afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. L. Bolier. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, P. Lemans – van Oene en J.D. Post. Namens de derde-partij is [derde-partij] verschenen.

Overwegingen

1. De derde-partij exploiteert op het perceel [locatie] in [woonplaats] (hierna: het perceel) een melkveehouderij. Op het perceel worden hooibalen opgeslagen, en in een schuur is een kantoor gevestigd ten behoeve van een fouragehandel.
2. Eisers ondervinden overlast van de bedrijfsactiviteiten op het perceel. Zij hebben verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het wijzigen van de gevel van de bestaande schuur, de vestiging van het kantoor in de bestaande schuur en het gebruik van het perceel voor de op- en overslag ten behoeve van fouragehandel.
3. Het voorliggende beroep van eisers heeft uitsluitend nog betrekking op de op- en overslag ten behoeve van fouragehandel. Voor het kantoor is door verweerder een (tijdelijke) omgevingsvergunning verleend.
Strijd met bestemmingsplan?
4.1.
Tussen partijen is allereerst in geschil of de op- overslag van hooi- en strobalen in strijd is met het bestemmingsplan “Buitengebied Elburg 2012” (hierna: het bestemmingsplan).
4.2.
In het bestemmingsplan is het perceel bestemd als “Agrarisch met Waarden”, met de aanduiding “bouwvlak”. De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
In artikel 1 van de planregels is “agrarisch bedrijf” als volgt gedefinieerd:
“een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.”
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op het perceel is een agrarisch bedrijf toegestaan. Een agrarisch bedrijf kan blijkens de definitie zowel gericht zijn op het telen van een gewas, zoals gras/hooi, als op het houden van dieren.
Uit de planregels vloeit – anders dan eisers hebben betoogd – niet voort dat de teelt van gewassen uitsluitend mag plaatsvinden ten behoeve van een op hetzelfde perceel aanwezige veehouderij. De definitie van “agrarisch bedrijf” schrijft immers niet voor dat binnen het agrarische bedrijf geteelde gewassen uitsluitend door het agrarische bedrijf zelf moeten worden gebruikt. Het is dus toegestaan om gewassen die op de eigen gronden zijn geteeld door te verkopen aan afnemers. Dit houdt in dat ook de op- en overslag van deze gewassen in het kader van de verkoop is toegestaan. Het agrarisch bedrijf heeft daarbij ook de vrijheid om hooibalen niet alleen te verkopen of aan te wenden in contractstallen, maar het kan deze hooibalen ook verkopen aan andere afnemers. Dit is voor hooibalen niet anders dan voor andere landbouwproducten.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank daarom terecht op het standpunt gesteld dat op- en overslag van hooibalen is toegestaan. In het verlengde hiervan heeft verweerder ook terecht overwogen dat op- en overslag van gewassen die niet afkomstig zijn van het agrarische bedrijf, niet is toegestaan.
Het doorverkopen van eigen geteelde gewassen is dus toegestaan, maar het doorverkopen van gewassen die van elders afkomstig zijn niet. Dit zijn handelsactiviteiten die niet passen binnen de agrarische bestemming.
De beroepsgrond faalt in zoverre.
Onderzoeksplicht
5.1.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder diende te onderzoeken of op het perceel ook op- en overslag plaatsvindt van agrarische producten die niet afkomstig zijn van het agrarische bedrijf.
5.2.
Verweerder heeft hiernaar onderzoek verricht. Op 9 december 2015 hebben toezichthouders geconstateerd dat op het terrein 120 hooibalen waren opgeslagen.
Op 11 februari 2016 heeft een vervolgcontrole plaatsgevonden. Tijdens deze controle is geconstateerd dat op het perceel circa 200 hooibalen en tientallen balen stro aanwezig zijn. Ook op 26 februari 2016 en 4 maart 2016 zijn controles uitgevoerd. De toezichthouder heeft in het rapport aangegeven dat de situatie op het perceel nauwelijks is gewijzigd.
Naar aanleiding van het eerste advies van de commissie bezwaarschriften hebben toezichthouders tussen 28 december 2016 en 8 februari 2017 wederom controles uitgevoerd. In het controlerapport staat dat geen op- en overslag ten behoeve van de fouragehandel is geconstateerd, en dat uit de foto’s blijkt dat de hooibalen nagenoeg op dezelfde plek blijven.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat zij op basis van het uitgevoerde onderzoek, alsmede de door eisers overlegde foto’s, niet onomstotelijk hebben kunnen vaststellen dat sprake is van op- en overslag ten behoeve van de fouragehandel.
5.3.
Eisers stellen zich op het standpunt dat op het perceel wel op- en overslag ten behoeve van de fouragehandel plaatsvindt, en dat verweerder hiernaar onvoldoende onderzoek heeft verricht. Zij verwijzen daarvoor naar de foto’s die zij hebben gemaakt, waarop te zien is dat vrachtwagens worden geladen en gelost.
5.4.
De derde-partij heeft aangegeven dat op het perceel handel en bemiddeling in diervoeders plaatsvindt, maar zonder op- en overslag. Het bedrijf verkoopt circa 60 vrachten per week. Deze vrachten gaan niet naar het perceel maar naar het bedrijf [bedrijf] De bedrijfsleider van dit bedrijf heeft in een brief van 15 februari 2016 aangegeven veevoeders en strooiselen in opslag te hebben.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de door eisers overlegde foto’s blijkt weliswaar dat laden en lossen plaatsvindt, maar daaruit blijkt niet dat dit laden en lossen in verband met fouragehandel betreft. Dit kan ook laden en lossen betreffen in het kader van de reguliere agrarische bedrijfsvoering. Uit de foto’s blijkt dus niet dat sprake is van een overtreding.
Ook de omstandigheid dat ter plaatse een kantoor ten behoeve van fouragehandel is gevestigd maakt op zichzelf niet dat op het perceel sprake is van op- en overslag ten behoeve van deze handelsactiviteiten. Door de derde-partij wordt hierover aangegeven dat de vrachten voor de fouragehandel naar het bedrijf [bedrijf] gaan, en dat op het perceel uitsluitend het kantoor is gevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt ook uit de omvang van de opslag niet op voorhand dat sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan. De derde-partij heeft aangegeven dat zij beschikt over 43 hectare landbouwgrond, en dat van dit land tussen de 1000 en 1200 balen afkomen. Gelet op deze aantallen duidt de opslag van 200 hooibalen er nog niet op dat deze van elders afkomstig moeten zijn.
5.6.
Met betrekking tot het door verweerder verrichte onderzoek overweegt de rechtbank als volgt.
Verweerder heeft bij de controles primair gekeken naar de voorraad hooibalen, en daarbij terecht overwogen dat in de zomertijd een toename van het aantal hooibalen kan worden waargenomen door de oogsttijd. Het voorgaande houdt ook in dat in de winter – na de oogsttijd – het aantal hooibalen af zou moeten nemen door eigen gebruik en (eventuele) verkoop aan derden. In zoverre had het op de weg van verweerder gelegen om – zoals de commissie bezwaarschriften ook heeft aangegeven – over een langere periode te controleren, en niet te stoppen met controles begin februari. In dat verband is het ook opvallend dat bij de controle op 11 februari 2016 door toezichthouders aanzienlijk meer hooibalen zijn geconstateerd dan bij de controle op 9 december 2015, terwijl de oogsttijd toen al voorbij was. Hiervoor heeft de derde-partij ook geen plausibele verklaring kunnen geven.
Om een overtreding vast te kunnen stellen had het op de weg van verweerder gelegen om naast een controle van het aantal hooibalen gedurende een representatieve periode ook de aan- en afvoer van agrarische producten te controleren, om zodoende vast te kunnen stellen dat geen overslag plaatsvindt in verband met handelsactiviteiten, bijvoorbeeld door controles op verschillende tijdstippen waarop levering plaatsvindt (ook in de vroege ochtend) of door controle van de administratie.
De beroepsgrond slaagt.
Hoorplicht
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de hoorplicht is geschonden doordat eisers niet hebben kunnen reageren op de omstandigheid dat er meerdere contractstallen zijn. Eisers zijn zowel bij de eerste als bij de tweede behandeling bij de commissie gehoord, en hebben toen hun bezwaren met betrekking tot de contractstallen aan kunnen voeren.
De beroepsgrond faalt.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond, gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder rechtsoverweging 5.6. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De rechtbank ziet in de aard van het geconstateerde gebrek geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Aangezien verweerder naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie reeds nader onderzoek heeft verricht, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen. Verweerder dient daarom een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak, en nader onderzoek te verrichten naar de op- en overslag op het perceel.
9. Omdat het beroep gegrond is dient verweerder te worden veroordeeld in de proceskosten van eisers. De proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).
10. Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.002;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 168 aan eiser 1 te vergoeden;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 168 aan eiser 2 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.S.T. Belt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.